In de Stuarts is het licht spaarzaam aangebracht; tegen den donkeren warmen achtergrond komen de figuren in heldere zachte tonen met fluweelachtige weerschijnen uit, zij vormen met elkander een tegenstelling van mat goud en glimmend zilver.
De Stuart rechts in zijn heldere kleedij met blank zilverig gefonkel op de voering van het manteltje en op de mouwen van het kleed, waarop teeder lichtblauwe weerschijnen liggen, staat daar in helder gestraal; zijn broeder links, met stiller gulden tonen op de vest, maakt een gewild contrast met zijn schitterenden gezel. Beider hoofden zijn met veel zorg en gesmijdigheid geschilderd, de draperijen zijn breeder, levendiger getoetst.
De twee gebroeders Stuart waren kozijns van koning Karel I; zij tellen onder de zwierige levenslustige cavaliers, die een voorbarigen dood moesten vinden op het slagveld in dienst van den vorst, die hun aller toonbeeld was. Beiden waren zonen van Esmé, derden hertog van Lennox en van Catharina Clifton; hun vader was geboren in 1579 en stierf in 1624, negen kinderen nalatende waaronder zes zonen; Bernard was de jongste der zes, John kwam onmiddellijk vóór hem. Wij weten niet juist wanneer zij geboren werden, vermoedelijk van 1618 tot 1620. Hij die rechts staat, de oudste van beiden, is John, die den 23en October 1642 deel nam aan den veldslag van Edgehill, waarin zijn broeder Georges sneuvelde, en onder lord Forth als generaal der ruiterij diende in 1644. Den 29en Maart van dit jaar werd hij doodelijk gewond in een aanval der ruiterij te Cheriton. Hij stierf te Abingdon en werd in Christ Church te Oxford begraven. ‘Hij was, zegt een geschiedschrijver, een jong mensch, die ongemeen veel van zich liet verwachten, meer oploopend en ruw van natuur dan de overige leden dezer vorstelijke familie.’ Wij weten daarbij dat hij zich ongemeen dapper toonde op het slagveld.
Zijn broeder lord Bernard werd kapitein in 's konings lijfwacht genoemd toen de burgeroorlog in 1642 uitbrak; hij ook woonde den veldslag van Edgehill bij. Den 29en Juni 1644 voerde hij in den slag van Cropredy-Bridge de lijfwacht aan; het jaar daarna noemde de koning hem graaf van Lichfield. Na de nederlaag van Naseby vergezelde hij Karel I om Chester ter hulp te komen; den 23en September 1645 trad hij met den koning de stad binnen; den volgenden dag voerde hij een uitval tegen de Parlementsgezinden aan, die afgeslagen werd; op den terugtocht sneuvelde hij. Evenals zijn broeder werd hij in Christ Church te