De H. Augustinus in ontheffing.
In het midden van het doek staat de H. Augustinus overeind, met den linkervoet op eene trede, den rechtervoet op den grond. Hij draagt zijn zwart kloostergewaad met den bisschopsmantel van gouden brokaat; de twee handen zijn uiteengeslagen, de oogen naar den hemel gericht, waar de H. Drievuldigheid verschijnt. Hij heeft lang het mysterie der Drieeenigheid overwogen en vruchteloos gepoogd het bovenaardsch geheim te doordringen en daar verschijnt zij hem zelve; hij ziet ze klaar, niet enkel voor de oogen van den geest, maar ook voor de oogen van het lichaam. Hij wordt zoodanig door die verschijning getroffen, dat hij in ontheffing weggerukt op het punt staat achterover te vallen. Twee engelen, de eene rechts in witte draperij, de andere links in blauwe, steunen hem. Zijne moeder Monica, aan de uiterste zijde links, ziet in angstige bewondering het schouwspel aan; rechts knielt en bidt een Augustijner monnik, de H. Nicolaas van Tolentino, eveneens in opgetogenheid voor het hemelsch schouwspel.
Daarboven troont God de zoon met een fletschroode draperij op de knieën en met opengeslagen armen; God de vader, verbeeld door den gulden driehoek met den hebreeuwschen naam Jehovah; de H. Geest in de gedaante eener duif. Rondom hen zweelt een heele zwerm van engelen, allerlei zinnebeeldige kenteekens dragende: de zon, het vlammend zwaard, den driehoek met I, een scepter, een lauwertak, het serpent dat zich in den staart bijt, een gouden kroonband, een pot waaruit een lelie en andere dingen meer neervallen.
In den achtergrond ziet men den blauwen hemel, op den voorgrond nevens den H. Augustinus zijn mijter, zijn bisschopstaf, zijne boeken.
De schilderij is buitengewoon krachtig van toon, de gulden kasuifel van den heilige met roode voering, de witte en de blauwe draperijen der engelen, de helderblauwe hemel, de malsche kinderlijfjes, dit alles heeft een glans, dien men nergens in gelijke mate bij van Dijck aantreft. De lichten op den gouden kasuifel, op de draperijen der engelen, op het gelaat en de handen van den heilige stralen bijzonder vinnig; in het bovendeel is alles matter en vlokker, zoodat men wel veronderstellen moet dat dit deel door een medewerker is geschilderd. De dompig