Levensschets van J.F. Willems
(1874)–Max Rooses– Auteursrechtvrij
[pagina 81]
| |
Bijlage I. (Bladz. 23.)I. Arrêté concernant la rédaction des actes notariés en différentes langues, (Journal officiel du gouvernement de la Belgique, No 236).Nous Gouverneur Général de la Belgique; Considérant que selon les lois françaises maintenues par provision, tout acte notarié doit être rédigé en français, ce qui est sujet à des inconvénients graves dans le pays, où cette langue n'est pas généralement connue; Voulant faire cesser ces inconvénients. Art. ler. Les actes notariés pourront être rédigés en flamand ou en français, selon la volonté des parties, ou en toute autre langue connue par le Notaire et les parties. Art. 2. Ceux qui présenteront à l'enregistrement des actes passés en d'autres langues que la française, seront obligés d'y joindre, à leurs frais, une traduction française desdits actes, certifiée par le Notaire, ou un autre traducteur juré. | |
[pagina 82]
| |
Art. 3. Le présent arrêté sera inséré au Journal officiel. Bruxelles, le 18 juillet 1814. (Signé) le Baron de Vincent. Par ordonnauce de son excellence, (Signé) P.J. l'Ortye. | |
II. Besluit (Journal officiel du gouvernement de la Belgique no 69.)Wij Willem bij de Gratie Gods, Prinse van Oranje Nassau, Souverein Vorst der Vereenigde-Nederlanden, etc., etc., etc.; In overweging nemende, dat ten gevolge der vereeniging van Belgien met Vrankrijk, het gebruik der moedertaal dier provintien bijna geheel is afgeschaft, om daar tegen de Fransche taal, in gang te doen brengen, bij uitsluiting tot de publieke aktens geadmitteerd; Overwegende, dat wanneer het van de eene zijde noodzakelijk is, het gebruik dezer laatste in eenige gedeelten van Belgien toe te laten, alwaar de Nederlandsche taal niet gebruikelijk is; het van de andere zijde billijk is, dat het gebruik der Nederlandsche taal, welke de landtaal is, in alle die gedeelten hersteld worde alwaar dezelve gebruikelijk is en algemeen verstaan wordt; Willende eenige uitbreiding geven aan het Besluit van 18 julij laatstleden, waardoor reeds het gebruik der Nederlandsche taal bevorderd wordt; Onzen geheimen raad gehoord; Hebben besloten en besluiten: Art. 1. De Acten, in de Nederlandsche taal opesteld, zullen geregistreerd worden, zonder dat het noodzakelijk zal zijn, daarbij eene Fransche vertaaling te voegen. Art. 2. De Acten voor den Burgerlijken Staat, zullen | |
[pagina 83]
| |
worden gehouden in de taal, welke bij de Gemeente in gebruik is, alwaar dezelve opgesteld worden. Art. 3. Door een nader besluit zullen de verdere bepalingen, deze materie betreffende, worden daargesteld, hoofdzakelijk met betrekking tot de pleidooien en Burgerlijke en Crimineele Regtsplegingen, in de Departementen en Arrondissementen alwaar de Nederlandsche taal gebruikelijk is. Art. 4. Onze Commissarissen generaal voor de Finantien, de Binnenlandsche zaaken en de Justicie, worden ieder, voor hetgeen hem betreft, met de uitvoering van dit Besluit belast, hetwelk in het Officiel Dagblad zal worden geinsereerd. Gedaan te Brussel den 1en october 1814. Geteekend Willem. Ter ordonnantie van zijne Koninklijkke Hoogheid. De Secretaris van Staat, Geteekend Van der Cappellen. | |
III. Besluit van den 15 september 1819, houdende bepalingen omtrent het gebruik der landtaal in publieke akten, tot gerief en in het belang der ingezetenen. (Staatsblad 1819, No 48.)Wij Willem, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, prins van Oranje-Nassau, Groot-hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.; In aanmerking nemende dat bij Besluit van 18 julij 1814 (Journal officiel No 236) door den toenmaligen Gouverneur-Generaal van Belgie, ten einde te voorzien in het ongerief, voortvloeijende uit de verordeningen | |
[pagina 84]
| |
van het vorig Bestuur, nopens de verplichtingen van het gebruik der Fransche taal in de notariële akten, bepaald is geworden, dat alle notariële akten, naar de keuze der belanghebbenden, in het Vlaamsch of in het Fransch zouden kunnen gesteld worden, mits er eene Fransche vertaling bijvoegende, wanneer deze akten, in het Vlaamsch opgesteld, ter registratie wierden aangeboden. Dat, op nadere gedane vertogen, door ons, bij Besluit van den 1 october 1814, (Journal Officiel No 69) tot meerder gerijf der ingezetenen en tot bevordering van het herstel der landtaal is vastgesteld, dat de akten, in de Vlaamsche taal opgesteld, zouden geregistreerd worden, zonder dat het noodig was eene Fransche vertaling daarbij overteleggen, en dat ook de akten van den burgerlijken stand zouden gehouden worden in de taal in iedere gemeente gebruikelijk; Ons verder bij art. 3 van dat besluit voorbehoudende, om nadere voorschriften voor te stellen, nopens het gebruik der Nederlandsche taal in andere stukken; Overwegende, dat in enkele gedeelten van het Rijk, alleen de Hoogduitsche of Fransche taal gebezigd wordt, en dat wederom in andere gedeelten een gemengd gebruik der landtaal en der Fransche taal gemaakt wordt, doch meer gewoonlijk van de eerstgemelde; Willende volende aan de vertoogen ons door hooge en mindere administratieve en regterlijke ambtenaren, alsmede door vele ingezetenen gedaan tegen de voortdurende verplichting, om in akten, adressen en andere stukken gebruik te moeten maken van de Fransche taal, welke velen hunner niet eigen is, en waardoor, zoowel aan het rijk als aan de ingezetenen bezwarende en onnoodige onkosten worden veroorzaakt; Willende het meeste gerief en belang der ingezetenen als hoofddoel der vast te stellen bepalingen hebben in het oog gehouden, doch tevens aan sommige ambtena- | |
[pagina 85]
| |
ren, welke wegens een langdurig gebruik der Fransche taal in publieke akten thans eenige ruimte van tijd zullen behoeven, om zich het gebruik der landtaal in die akten volkomen eigen te maken, de gelegenheid daartoe geven; Gezien het rapport van onze ministers van justicie en van binnenlandsche zaken; Den Raad van state gehoord; Hebben met uitdrukkelijke instandhouding van Ons besluit van 1 october 1814 (Journal Officiel No 69), goedgevonden en verstaan te bepalen, hetgene volgt: Art. 1. Alle ingezetenen der provincien Limburg, Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen en Antwerpen, zijn bevoegd, zich, des verkiezende, van de landtaal te bedienen, voor alle zoodanige akten, verzoeken of andere stukken van wataard ook, welke door hen aan de administratieve, financiele en militaire Authoriteiten, Kollegien of Ambtenaren in die provincien gevestigd, zoowel als aan de departementen van algemeen bestuur worden ingeleverd of waardoor zij zich tot dezelve met eenig verzoek of met eenige vordering of tot eenig ander einde hoegenaamd mogten wenden, zonder dat die authoriteiten, kollegien of ambtenaren, onder welk voorwendsel ook, de bijvoeging van Fransche vertalingen door of ten koste dezer ingezetenen zullen kunnen vorderen. Art. 2. Alle notarissen en ambtenaren in genoemde provincien, voor welke eenigerlei akten, verklaringen of andere stukken verleden worden, zijn verplicht, zoo dikwijls dit door de partijen verlangd wordt, die zelfde taal te bezigen, en verder zich van dezelve te bedienen, zoo wel in akten of stukken opgemaakt ten behoeve van partijen, welke van die taal gebruik maken, als in verklaringen door zoodanige personen afgelegd; zullen de diegene welke hierin nalatig mogten bevonden worden, | |
[pagina 86]
| |
naar gelang der omstandigheden in hunne bedieningen geschorst of geheel daarvan ontzet worden. Art. 3. De bevoegdheid in art. 1 aan partikulieren toegekend, komt insgelijks toe aan de in die provincien gevestigde administratieve, financiële en militaire authoriteiten, kollegiën, of ambtenaren zelve; niet alleen in de stukken, welke deze aan hunne onderhoorigen en geadministreerden rigten, maar ook in die, welke door hen aan boven hen gestelde ambtenaren worden gerigt en zijn zelfs in het algemeen deze Authoriteiten, Kollegiën en Ambtenaren tot het gebruik van de taal des lands, of ten minsten tot het bijvoegen van kostelooze vertalingen verplicht in alle stukken, welke aan of tegen partikulieren, in de genoemde provincien wonende gerigt zijn, bijzonderlijk als het antwoorden of dispositien op vragen of verzoeken betreft, waarin de belanghebbenden die taal hebben gebezigd. Art. 4. Aan alle Vrederegters, Regtbanken en Regterlijke Officieren in de genoemde provincien zal het van nu af aan vrijstaan, zich voor alle justiciële onderzoekingen, ondervragingen, debatten en vonnissen van de taal des lands te bedienen, zonder dat de partijen eene vertaling van stukken of bescheiden in die taal opgesteld, zullen kunnen vorderen, en worden de genoemde Authoriteiten uitgenoodigd, zich bij voorkeur van die taal te bedienen, wanneer dezelve door Regters, partijen en getuigen verstaan wordt. Art. 5. Te rekenen van den eersten januarij 1823 zal in de opgenoemde provincien Limburg, Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen en Antwerpen geene andere taal dan de taal des lands, voor de behandeling van openbare zaken, erkend of gewettigd zijn, en zullen dus alle administratieve, financiele en militaire Authoriteiten, Kollegien of Ambtenaren, zonder onderscheid, zich in alle zaken, tot hunne ambtsverrigtingen betrekkelijk, | |
[pagina 87]
| |
van dat tijdstip af, bij uitsluiting van die taal moeten bedienen. Art. 6. De provincien Zuid-Braband, Luik, Henegouwen, Namen en het Groot-Hertogdom Luxemburg zijn onder dit besluit niet begrepen, doch behouden wij ons voor, de bepalingen daarvan bij bijzonder besluit nader uittestrekken. 10 Tot die plaatsen en gemeenten van Zuid-Braband, waar het ons bij nader onderzoek blijken zal, dat de Vlaamsche taal de landtaal is; 20 Tot die plaatsen en gemeenten der overige provincien, welke bevorens met andere provincien zijn vereenigd geweest, in welke het gebruik der taal verschilt met de taal der provincien waartoe zij thans behooren. Wordende te dien einde alle Gemeente-Besturen, in laatstgemelde provincien, welke gelijke bepalingen als hier boven, in het belang hunner ingezetenen zouden mogen verlangen bij deze uitgenoodigd, dit verlangen onmiddelijk aan ons te kennen te geven, ten einde daarop te besluiten gelijk wij bevinden zullen te behooren. Art. 7. Aan alle hoofden der onderscheidene Departementen van Algemeen-Bestuur wordt aangeschreven, de voorschreven bepalingen stiptelijk naar te komen en door hunne onderhoorigen te doen naarkomen en in het bijzonder toetezien. 10 Dat door hen geene personen tot bedieningen of posten worden voorgedragen, of in posten en bedieningen geplaatst, dan de zoodanigen, welke door hunne kennis van de landtaal aan de bovengemelde bepalingen kunnen voldoen; 20 Dat te rekenen van den 1 januarij 1823 geen der Ambtenaren en Geëmployeerden bij hunne bureaux de noodige kennis van de landtaal misse, - en 30 Dat eindelijk zoodanige thans in de opgenoemde provincien fungerende Ambtenaren, welke wegens ge- | |
[pagina 88]
| |
brek aan de gevorderde kennis van de landtaal, met den jare 1823 niet op hunne tegenwoordige standplaatsen zouden kunnen blijven, naar mate hunner kundigheden en verdiensten, verplaatst worden in die gedeelten van het Rijk, alwaar het gebruik der Fransche of Hoogduitsche taal zal zijn toegelaten. En worden dien ten gevolge alle de hoofden der onderscheidene departementen van Algemeen Bestuur belast met de uitvoering van het tegenwoordig Besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst. Gegeven te Laken, den 15 september des jaars 1819 en van onze regering het zesde. Geteekend): Willem. Van wege den Koning. (Geteekend): J.G. de Mey van Streefkerk. | |
IV. Besluit van den 26 october 1822, waarbij de bepalingen van het koninklijk besluit van den 15 september 1819 omtrent het gebruik der landtaal in publieke acten, op een gedeelte van de provincie Zuid-Brabant, worden toepasselijk verklaard. (Staatblad,1822, No 46.)Wij Willem enz. Op het rapports van Onze Ministers van Justicie en van Binnenlandsche Zaken en Waterstaat van den 5 dezer; Gelet op ons Besluit van den 15 september 1819 en bijzonderlijk op § 1 van art. 6 van dat Besluit, waardoor wij ons hebben voorbehouden om de bepalingen van hetzelve omtrent het gebruik der landtaal in publieke akten, uit te strekken tot die plaatsen en gemeenten van de provincie Zuid-Braband, waar het Ons bij nader | |
[pagina 89]
| |
onderzoek blijken zoude dat de Vlaamsche taal de landtaal is; Gelet op Ons Besluit van den 5 julij 11. Ga naar voetnoot(1) Willende aan het voorbehoud bij de 1 § van art. 6 van Ons gemeld Besluit van 15 september 1819 gevolg geven; Hebben goedgevonden en verstaan te verklaren: dat, te rekenen met den 1 januarij 1823, de bepalingen van Ons Besluit van den 15 september 1819 van toepassing zullen zijn op alle de steden en plaatsen in de arrondissementen van Brussel en Leuven, provincie Zuid-Braband, welke, ten gevolge der beschikkingen, vervat in Ons Besluit van den 5 julij 11. voortaan enkel zullen bestaan uit gemeenten, waar het Vlaamsch de landtaal is. - Wordende de hoofden der onderscheidene departementen van algemeen bestuur, bij deze gelegenheid, in het bijzonder herinnerd aan de bepalingen van art. 7 van Ons meergedacht Besluit van 15 september 1819, houdende dat geene personen tot bedieningen of posten zullen mogen worden voorgedragen dan de zoodanige, welke de noodige kennis van de landtaal bezitten; dat zij zullen moeten toezien dat, te rekenen van den 1 januarij 1823, geen der Ambtenaren en Geëmploijeerden bij de bureaux die kennis van de landtaal misse; en dat de fungerende Ambtenaren, welke, wegens gebrek aan de gevorderde kennis van de landtaal, met den jare 1823 niet op hunne tegenwoordige standplaatsen zouden kunnen blijven, naarmate hunner kundigheden en verdiensten, zullen geplaatst worden in die gedeelten van | |
[pagina 90]
| |
het Rijk, alwaar het gebruik der Fransche of Hoogduitsche taal zal zijn toegelaten; onder verdere aanbeveling, om de voors. bepalingen ten spoedigste, voor zoo verre zulks nog niet mogt zijn geschied, na te komen en te doen nakomen; in het oog houdende, dat Ons dikwijls genoemd Besluit van 15 september 1819 met den 1 januarij 1823 in werking moet worden gebragt. En worden dien ten gevolge de hoofden der onderscheidene departementen van algemeen bestuur belast met de uitvoering van dit Besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden gedrukt. Brussel, 26 october 1822. (Geteekend): Willem. Van wege den Koning. Geteekend): J.G. de Mey van Streefkerk.. Uitgegeven den dertigsten october 1822. | |
V. Besluit van den 28 augustus 1829, houdende nadere bepalingen nopens het gebruik der Nederlandsche taal in openbare akten. (Staatsblad 1824, No 58.)Wij Willem, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz. Willende te gemoet komen aan de bezwaren, welke in sommige gedeelten van Ons Rijk, ten aanzien van het gebruik der Nederlandsche taal zijn ontstaan; Gezien de rapporten van Onze ministers van justicie en van binnenlandsche zaken; Den raad van State gehoord; | |
[pagina 91]
| |
Hebben besloten en besluiten: Art. 1. De notarissen zullen verpligt zijn, om alle huwelijks-contracten en uiterste wils-beschikkingen, zonder onderscheid, op te maken in de taal, welke de belanghebbende partijen verkiezen, mits die taal aan den notaris en de getuigen bekend zij. Art. 2. Insgelijks zullen alle ambtenaren, volgens de wet bevoegd tot het verlijden van authentieke akten, op verlangen van partijen, verplicht zijn, om in eene andere dan de Nederlandsche, doch aan hun bekende taal, te verlijden alle akten: a. Die in de provincien Luik, Henegouwen en Namen in ons Groot-Hertogdom Luxemburg, en in het arrondissement Nijvel, (provincie Zuid-Braband) moeten dienen; b. Voor inwoners der provincie Luik, Henegouwen en Namen, van ons Groot-Hertogdom Luxemburg, en van het arrondissement Nijvel, (provincie Zuid-Braband;) c. Tusschen Nederlanders, welke inwoners zijn van de provincien Luik, Henegouwen en Namen, van ons Groot-Hertogdom Luxemburg, of van het arrondissement Nijvel, (provincie Zuid-Braband,) en Nederlanders, welke inwoners zijn van andere provincien, of van de arrondissementen Brussel en Leuven, provincie Zuid-Braband; d. Tusschen Nederlanders en vreemdelingen; e. Voor personen buiten dit rijk geboren doch binnen hetzelve gevestigd; f. Welke voor vreemdelingen moeten dienen; g. Welke buiten het rijk moeten dienen; Art. 3. Van alle akten, in de Nederlandsche taal verleden, zullen door de ambtenaren, in art. 2 bedoeld, wanneer zulks door de personen, voor welke die akten zijn opgemaakt, verlangd wordt, vertalingen in authen tieken vorm moeten worden uitgegeven in de taal welke hen door partijen zal worden opgegeven, mits deze aan die ambtenaren bekend zij. | |
[pagina 92]
| |
Art. 4. Alle notariële aankondigingen, zoo van verkoopingen als anderzins, zullen voortaan, behalve in de Nederlandsche taal, ook in eene andere taal mogen worden gedaan. Art. 5. De Hoven en Regtbanken en verdere authoriteiten, mitsgaders de ontvangers der registratie zijn bevoegd, om, wanneer zij de taal, waarin de akten zijn opgemaakt, niet magtig zijn, te vorderen, dat van die akten authentieke vertalingen in de Nederlandsche taal worden overgelegd. De hoofden der onderscheidene de partementen van algemeen bestuur zijn belast met de uitvoering van het tegenwoordig besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden gedrukt Gegeven te Brussel, den 28 augustus des jaars 1829, het zestiende van onze regeering. (Geteekend): Willem. Van wege den Koning. J.G. de Mey van Streefkerk. Uitgegeven den een-en-dertigsten augustus 1829. | |
VI. Besluit van den 28 augustus 1829, houdende nadere bepalingen nopens het gebruik der Nederlandsche taal in strafzaken. (Staatsblad 1829. nr 59.)Wij Willam enz; Gezien ons besluit van heden (Staatsblad No 58). Gezien het rapport van onzen minister van justitie; Den Raad van State gehoord; Hebban besloten en besluiten; De Regters ter instructie in de provincien: Limburg, Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen en Antwerpen, alsmede in de arrondissementen Brussel en Leuven, provincie Zuid-Braband zijn gehouden de be- | |
[pagina 93]
| |
klaagden, en te verhooren getuigen, die de Nederlandsche taal niet verstaan, of moeite hebben om zich daarin verstaanbaar uit te drukken, op hun verlangen in eene andere taal te verhooren, mits die taal ook door den Regter ter instructie verstaan worde. Wanneer de strafzaken tegen beklaagden of beschuldigden, die alzoo door den Regter ter instructie in eene andere taal verhoord zijn geworden, vervolgens op de teregtzitting der Hoven en Regtbanken moeten worden behandeld, zullen deze aan zoodanige beklaagden of beschuldigden, op hun verzoek toestaan, dat al wat de pleidooijen vooraf gaat, mitsgaders datgeen hetwelk de beklaagde of beschuldigde, op de teregtzitting tot zijne verdediging zoude willen inbrengen, insgelijks in eene andere dan de Nederlandsche taal plaats hebbe, mits ook deze verstaan worde door de Regters die in de zaak zullen moeten vonnissen. En is Onze Minister van Justitie belast met de uitvoering van het tegenwoordig Besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden gedrukt. Gegeven te Brussel, den 28 augustus des jaars 1829, het zestiende van Onze Regering. Willem, Van wege den Koning. J.G. de Mey van Streefkerk. Uitgegeven den een-en-dertigsten augustus 1829. | |
[pagina 94]
| |
landen, Prîns van Oranje Nassau, Groot-hertog van Luxemburg, enz., enz., enz. Herzien de besluiten door ons achtervolgens genomen, op het stuk der onderscheidene talen, in ons rijk in gebruik; willende daaraan nader die wijzigingen toebrengen, welke voor het gerijf der ingezetenen wenschelijk kunnen zijn; de hoofden der ministeriële departementen, en den raad van state gehoord; Hebben besloten en besluiten: Art. 1. Alle, zoo wel authentieke als onderhandsche akten zonder onderscheid, zullen voortaan, in het geheele rijk kunnen worden opgemaakt in de taal, welke de belanghebbende partijen verkiezen, mits, voor zoo veel de authentieke akten betreft, die taal bekend zij aan de openbare beambten voor welke dezelve worden verleden, en aan de getuigen. Art. 2. Alle aankondigingen wegens verkoopingen of andere burgerlijke handelingen en belangen, zullen insgelijks enkel in de taal, die de belanghebbenden verkiezen, mogen worden gedaan. Art. 3. Wij machtigen bij dezen de hoven en rechtbanken in de provinciën Limburg, Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen en Antwerpen, alsmede in de arrondissementen Brussel en Leuven (provincie Zuid-Braband), om in alle rechtzaken, op verlangen van partijen, toe te staan, dat de Fransche taal, in de akten en pleidooijen gebezigd worde. Zullende de rechters, ingeval van verschil tusschen partijen, nopens het gebruik der eene of andere taal, deswege naar het meeste gerijf en belang der partijen, beslissen. In strafzaken zal die toestemming niet kunnen worden geweigerd, wanneer de beklaagden of beschuldigden, die dezelve vragen, zullen blijken de Nederlandsche taal niet goed te verstaan, mits de Fransche taal bekend | |
[pagina 95]
| |
zij aan de rechters, die in de zaak moeten vonnissen. Art. 4. In zoodanige gemeenten van de provinciën of arrondissementen, bij art. 3 genoemd, waarin het Fransch of Waalsch de Volkstaal is, zullen alle handelingen en schrifturen tot het openbaar bestuur betrekkelijk, in de Fransche taal mogen geschieden. Art. 5. In dezelfde provinciën en arrondissementen, zullen de personen, die de Nederlandsche taal niet verstaan, hunne belangen bij de administratieve en finantiële openbare magten, in de Fransche taal kunnen voordragen, mits deze taal aan die openbare magten bekend zij, en zullen alsdan de antwoorden en beslissingen in die taal kunnen gegeven worden. Het staat aan de openbare machten in die provinciën en arrondissementen vrij, om zoodanige aankondigingen, als welke niet worden bedoeld bij art. 2, behalve in de Nederlandsche, ook in de Fransche taal te doen, voor zoo verre deze bij een gedeelte der bevolking de volkstaal is, alsmede in de gevallen waar het van belang is, dat de aankondigingenook in de Waalsche provinciën of gemeenten bekend worden. Art. 6. In de provinciën Luik, Henegouwen en Namen, alsmede in het arrondissement Nijvel (provincie Zuid-Braband), blijft het gebruik der Fransche taal zoo wel in administratieve en finantiëele, als in gerechtelijke zaken behouden; op gelijken voet blijft het gebruik van de Fransche en Hoogduitsche talen in ons Groot Hertogdom Luxemburg behouden; zullende de, in der tijd, dienaangaande gemaakte en steeds van kracht zijnde bepalingen, stiptelijk moeten worden nageleefd. Art. 7. De Nederlandsche taal, wordt in administratieve, finantiële en gerechterlijke zaken, bij uitsluiting behouden voor de provinciën Noord-Braband, Gelderland, Holland, Zeeland, Utrecht, Vriesland, Overijssel, Groningen en Drenthe. | |
[pagina 96]
| |
Art. 8. De bepalingen van onze vroegere besluiten, welke met het tegenwoordige strijdig mogten zijn, worden bij deze ingetrokken en buiten werking gesteld. De hoofden der onderscheidene departementen van algemeen bestuur, zijn belast met de uitvoering van ons tegenwoordig besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst. Gegeven te 's Gravenhage, den 4 junij 1830, het zeventiende van onze regeering. (Geteekend): Willem. Van wege den Koning. (Geteekend): J.G. de Mey van Streefkerk. Uitgegeven den zevenden junij 1830. | |
VIII. Arrêté du Gouvernement provisoire de la Belgique(L'Union Belge 20 Novembre 1830. Partie officielle.) Comité Central. Considérant que le principe déjà proclamé de la liberté du langage, emporte pour chaque citoyen la faculté de se servir de l'idiôme qui convient le mieux à ses intérêts ou à ses habitudes; Et voulant régulariser l'exercice de cette faculté pour le mettre en harmonie avec le service des administrations générales et des tribunaux; Considérant d'autre part que les langues flamande et allemande, en usage parmi les habitants de certaines localités, varient de province à province, et quelquefois de district à district, de sorte qu'il serait impossible de publier un texte officiel de lois et arrêtés en langue flamande et allemande. | |
[pagina 97]
| |
Arrête: Art. 1. Le bulletin officiel des lois et actes du gouvernement sera publié en français. Art. 2. Dans les provinces où la langue flamande ou allemande est en usage parmi les habitants, les gouverneurs publieront dans leur mémorial administratif, une traduction flamande ou allemande des lois et actes du gouvernement qui seraient applicables à toute la Belgique, et des actes particuliers qui ne concerneraient que leur province. Art. 3. Cette traduction sera publiée dans le plus prochain numéro du mémorial administratif, et s'il y a urgence elle le sera dans un numéro spécialement destiné à cet effet. Art. 4. Les publications par affiches seront également accompagnées d'une traduction flamande ou allemande, suivant les localités. Art. 5. Les citoyens dans leurs rapports avec l'administration sont autorisés à se servir indifféremment de la langue française, flamande ou allemande. Art. 6. Il en sera de même dans leurs rapports avec les tribunaux ou les officiers du parquet, pourvu que la langue dont ils veuillent faire usage soit comprise des juges et des avocats plaidants, en matière civile; et en matière pénale, des juges, du ministère public et de leur défenseur. Art. 7. Le Comité de l'intérieur est chargé etc. Bruxelles, le 16 novembre 1830. (Signé) Ch. Rogier. Sylvain Van de Weyer. Par ordonnance, Alex. Gendebien. Le Secrétaire, Comte Félix de Mérode (Signé) J. Van der Linden. | |
[pagina 98]
| |
IX. Constitution de la Belgique.Art. 23. L'emploi des langues usitées en Belgique est facultatif; il ne peut être réglé que par la loi, et seulement pour les actes de l'autorité publique et pour les affaires judiciaires. Bruxelles, le 7 février 1831. |
|