Levensschets van J.F. Willems
(1874)–Max Rooses– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
[Inleiding]Van geen der afgestorven Zuid-Nederlandsche letterkundigen dezer eeuw werd voorzeker het aandenken zoo trouw bewaard en zoo herhaaldelijk weer verlevendigd als van Jan Frans Willems, den vader der Vlaamsche beweging. Deze welverdiende titel rechtvaardigt het belang, dat men immer in zijn leven en in zijne werken gesteld heeft, en zal ook, hopen wij, de uitvoerigheid dezer levensschets wel eenigszins doen verontschuldigen. Bij zijn afsterven werd Willems ten onzent herdacht door zijne vrienden, Snellaert Ga naar voetnoot(1), P. De Decker Ga naar voetnoot(2), Baron Jules de St Genois Ga naar voetnoot(3) en door zijn medelid in de Belgische Academie, Baron de Reiffenberg Ga naar voetnoot(4). Later werden | |
[pagina 2]
| |
zijn leven en zijne schriften nog breedvoeriger toegelicht door Prudens van Duyse Ga naar voetnoot(1), en slechts een paar jaren geleden wijdde professor Heremans Ga naar voetnoot(2) eenige krachtige bladzijden aan den alsdan sedert vijf-en-twintig jaar ontslapen man. Toen wij eene keus uit zijne dicht- en prozawerken begonnen te verzamelen, scheen het ons noodzakelijk deze te laten vergezeld gaan van eene schets zijns levens, in verband met zijne schriften; eene noodzakelijkheid, die wij nog beter gevoelden, wanneer wij ook besloten zijne. brieven op te sporen en uit te geven. Ruimschoots maakten wij hierbij gebruik van wat Willems’ levensbeschrijvers reeds over hem aangeteekend hadden; waar wij verdere bijzonderheden uit zijne brieven of andere bronnen konden putten, verwaarloosden wij dit niet. Een punt vooral scheen ons vollediging te behoeven: de herinnering namelijk aan de tijden en de menschen, in wier midden hij leefde. Voor hen, die Willems korts na zijnen dood herdachten, was het nog al natuurlijk, dat de vriend, de mensch, de schrijver, op het voorplan trad; niet zonder aarzeling schenen zij daarbij tijdsomstandigheden aan te roeren, die hun of wel algemeen genoeg gekend schenen of in wier beoordeeling zij met Willems verschilden. Vrijwillig of onvrijwillig lieten zij dus in hun werk eene leemte bestaan, die prof. Heremans eerst in zijne redevoering in korte trekken poogde aan te vullen. Geene der bedenkingen, welke hen misschien al te zeer bezig hielden, bestaat nog voor ons: de tijden onzer | |
[pagina 3]
| |
vereenigng en scheiding met Noord-Nederland behooren tot de geschiedenis, en de staatkundige worstelingen dier tijden zijn innig met Willems' leven saamgevlochten. De voorvallen dier dagen als historische feiten bespreken is niet alleen toegelaten, maar zelfs noodzakelijk, voor wie een denkbeeld van Willems' handelen en schrijven wil geven. Wij zijn er dan ook van overtuigd, dat de man, dien wij hier herdenken, beschouwd in verband met de gebeurtenissen, die hem lief of leed waren, met de gezindheden, die hij aankleefde of bestreed, scherper moet uitkomen in al zijnen ernst, in al zijne belangrijkheid. En ofschoon men het niet genoeg schijnt te onthouden of te weten, de strijd, door Willems aangevoerd, was in de beide deelen zijns levens geen geringe. Niet alleen na 1830, wanneer het gold ons taalrecht te redden uit een der grootste gevaren, die het ooit geloopen had; maar ook in de jaren vóór de omwenteling, toen er gestreden werd voor de instandhouding van het ééne Nederland, dat is voor de verheffing en de ontwikkeling van onzen stam, samenlevend en samenwerkend in eene stoffelijke en verstandelijke vereeniging, streefde hij ernstig naar een zeer ernstig doel. Om Willems beter te leeren verstaan, en ook om de gewichtige tijden, waarin hij leefde, beter te leeren kennen, scheen het ons nuttig zijne geschiedenis wat breeder en veelzijdiger op te vatten dan door onze voorgangers gedaan werd. |
|