Kinderen
(1898)–Frits Roosdorp– Auteursrecht onbekend
[pagina 51]
| |
[pagina 53]
| |
Verlangen.Aan Willem Kloos. Haar oogen liggen als het fijn azuur te kwijnen,
dat smacht voor zwaren val van blauwen zomernacht.
Haar oogen peinzen heen
naar teedren schemerhemel,
die week vervliedt
naar neergezegen zon.
| |
[pagina 54]
| |
Het smal gelaat staat zacht
en strak om dóór te breken
in hel gesnik en schokkend- harde smart.
Het oogenblauw glimt diep
en dof van sombren weemoed
en tuurt in bleeke, droeve teederheid.
De vloeiend gladde vacht van volle, zwarte haren,
omdonkert zwaar
het heimwee- wit gezicht,
dat kil en stil
met smachtend zacht verlangen
drijft naar de verte heen
en maar niet weenen wil.
|
|