Schriftuurlyke gezangen, gerijmt, en op nieuwe zangwijzen gesteld
(1702)–Reynier Rooleeuw– Auteursrechtvrij
[pagina 204]
| |
Op de gewone Stem. Of aldus.1.
Myn ziel, vol lovens stof,
Vergroot des Heeren Lof.
Mijn geest, door vreugd bewo-gen
Tot God, die my bereid
Mijn heil en Zaligheid,
Gevoeld zich opge-togen.
2.
Dewijl ’t Hem heeft behaagt,
My, zijn geringe Maagt,
Gunstvaardig aan te schouwen.
Van nu zal elk op aard,
| |
[pagina 205]
| |
Door ’t geen my wedervaard,
My zeer gelukkig houwen.
3.
Want in my Godes macht
Een wonder heeft gewracht:
Zijn naam zy hoog geprezen.
Hy slaat genadig acht
Op allerley geslacht
Der gener die Hem vrezen.
4.
Zijn arm, in krachten sterk,
Verricht een heerlik werk,
Ver boven menschen krachten.
Maar Hy, veracht, bespot,
Verstroyt ’t hoogmoedig rot
In hare waan gedachten.
5.
Die machtig zijn, in hoogt’
Heeft Hy verne’ert, ontvoogt,
En van haar Throon gedreven:
Maar kleine, en arm van goed,
Doch nedrig van gemoed,
Daar weder op verheven.
6.
Die dorst en honger heeft
Hy laaft en voedsel geeft,
Tot volle lusts verzading:
Maar rijke laat Hy staan,
En ledig henen gaan
Van Hem weg, met versmading.
| |
[pagina 206]
| |
7.
Hy heeft zijn lieve knecht
Israël opgerecht,
Door aan ’t Verbond te denken,
Om Abra’m zijn genaad’,
En zijn gelovig Zaad
Een eeuwig erf te schenken.
|
|