Schriftuurlyke gezangen, gerijmt, en op nieuwe zangwijzen gesteld(1702)–Reynier Rooleeuw– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 5v] [p. 5v] Op de Schriftuurlijke Gezangen, Van Dr. Reinier Rooleeuw. Heylig’ Aandacht van Gebeden Uyt ’t men uyt een treurig hert, Als ’t gedrukt word, en bestreden, Van weemoedigheyd, en smert; Maar Gezangen, rijk van prijs, Om de vreugde te vermeeren Op een Goddelijke wijs, Tot den prijs en lof des Heeren, Uyt ’t men uyt den overvloed Van een welbewust gemoed. Rooleeuw heeft den mond ontsloten; In die stichtelijke stof; En zijn Geest wordt uytgegoten Tot des Alderhoogsten lof, En den lof van zijnen Zoon; Met zijn voorbeeld, en zijn daden, Te vertoonen op een toon Die al ’t aardsche leert versmaden: Want zy steekt den yver aan, Om dat Voorbeeld na te gaan. D’Onderweze Schriftgeleerde, In het geen Gods Rijk betreft, [pagina 6r] [p. 6r] Daar hy in zijn huys verkeerde, Brengt, wanneer hy dit bezeft, Oud en Nieuw voort uyt zijn schat: Twijl het Reukwerk der Gebeden, Uyt het Gouden Wierookvat, Daar ’t de Heiligen besteden, Zich vermengende in dien toon, Lieff’lijk opstijgt voor Gods troon. Bidden, danken, dan, en loven, Uyt die volheid des gemoeds, Mengt, in ’t opwaarts gaan na boven, Wat weemoedigs, en wat zoets; Maar het mengt zich op de maat: Heylig’ Herten wilt niet schromen, ’t Konst-stuk, dat hier in bestaat, Leert d’uytsporigheid betoomen; Leert gematigt zijn in vreugd, En in droefheid zijn verheugd. J. Oudaan. Vorige Volgende