Woord vooraf
Iedereen die een boek schrijft, doet intellectuele schulden op. Het is een
genoegen een deel daarvan te kunnen erkennen. Mijn belangstelling voor de
moderne Nederlandse kerkgeschiedenis werd gewekt tijdens mijn verblijf bij de
vakgroep Kerkgeschiedenis en Kerkrecht van de Theologische Faculteit van de
Vrije Universiteit. Ik was daar een vreemdeling en bijwoner, maar werd er
vriendelijk ontvangen. Het hoge niveau waarop de kerkgeschiedenis binnen de
vakgroep beoefend werd, heeft blijvende indruk op me gemaakt.
Aan de onderzoeksgroep Godsdienst en Maatschappij van de Faculteit der Politieke
en Sociaal-Culturele Wetenschappen van de Universiteit van Amsterdam dank ik
niet alleen het inzicht dat het moderne onderzoek naar nationalisme het mogelijk
maakt de positie van godsdienst in de moderne tijd beter te begrijpen. Vrijwel
alle hoofdstukken van dit boek zijn besproken op de informele seminars van de
staf van de onderzoeksgroep. Zonder de vriendschap en intellectuele stimulering
van mijn collega's Gerd Baumann, Patricia Spyer en Peter van der Veer zou dit
werk niet tot stand zijn gekomen.
Mijn grootste intellectuele verplichting is aan Joke Spaans. Iedere gedachte in
dit boek is tijdens gesprekken met haar ontstaan. Aan haar boek over de
religieuze geschiedenis van Haarlem in de halve eeuw na de Reformatie dank ik
mijn belangrijkste uitgangspunt - dat godsdienst in Nederland alleen zinvol
bestudeerd kan worden op het niveau van een politieke eenheid, omdat daar
bepaald wordt wat de betekenis is van de voorstellingen en handelingen van de
verschillende religieuze groepen.
Eerdere versies van delen van dit boek zijn bij verschillende wetenschappelijke
gelegenheden gepresenteerd. Het eerste hoofdstuk berust op een lezing voor een
conferentie over secularisering die het