Alle hoofdfiguren zoeken naar een ander houvast dan de groepsregels die vanouds golden. Zij vinden dat houvast in zichzelf, wat hun een eenzame positie verschaft. Voor hun eigen geweten bepalen ze wat goed en wat slecht is, zonder dat zij daarbij terugvallen op andere normen. Frits Ruprecht trekt zich niets aan van de adviezen die hem gegeven worden, de ‘pelgrim’ tobt voortdurend over wat hij moet doen en vecht die strijd in zijn eentje uit, de figuren van Boeli van Leeuwen gaan een eenzame queeste.
Tip Marugg, Boeli van Leeuwen en Cola Debrot illustreren de bijzondere positie van hun hoofdfiguren tussen de rassen met de bijzondere verhouding die ze met minstens één neger hebben, een verhouding die ze niet met blanken hebben. Frits Ruprecht is Maria nooit vergeten, de ‘pelgrim’ heeft Mario en de oude Chu, in de werken van Boeli van Leeuwen is de wijze visser zo'n figuur.
Tip Marugg en Boeli van Leeuwen waarderen de oeroude wijsheid van de negers, die van een andere orde is dan de westerse boekenwijsheid, omdat ze onbedorven is en uit een eeuwenoude cultuur stamt. Beide auteurs ergeren zich dan ook consequent, als ze zien dat kleurlingen van hun eigen oorsprong vervreemden. De ‘pelgrim’ haat kleurlingen die proberen hun kleur te verbeteren en hun haar ontkrullen. Eddy Lejeune spreekt spottend over ‘blanken honoris causa’.
Samenhangend met de liefde voor het eiland, het besef een gecreoliseerde cultuur te bezitten en de ergernis om kleurlingen die blanken imiteren, is er verzet, soms zelfs weerzin tegen de invloeden van buitenaf te bespeuren en met name die invloeden die uit de westerse, Europese cultuur stammen. Frits Ruprecht bagatelliseert Europa, noemt het een overschat werelddeel. Tip Marugg klaagt in Weekendpelgrimage over de invloeden van buitenaf die het eiland van zichzelf doen vervreemden en belachelijk maken. Openlijke afkeer voor het Europese blijkt bij Boeli van Leeuwen in de onnodig uitgesponnen tirade over het artiestenmilieu in Een vreemdeling op aarde. Indirecter stelt hij Nederlandse onhebbelijkheden aan de kaak in Een vader, een zoon. Deze afweer tegen Europese invloeden bij de blanke Curacaoënaars, vindt in de geschiedenis zijn pendant in een zekere wrijving die bestond tussen de blanke eilandsaristocratie en de Europese bestuursambtenaren.
Kenmerkend in alle romans is, dat de hoofdfiguren door de lokale omstandigheden gedwongen bij zichzelf te rade gaan en op basis van hun psychische integriteit positie kiezen. In alle gevallen houdt die keuze in, dat ze beseffen gecreoliseerd te zijn, verwant te zijn aan de negerbevolking, zodat hun plaats blijvend op het eiland is, uitgezonderd Eddy Lejeune.
Er is een verbazingwekkend groot aantal punten van overeenkomst tussen de werken van de blanke Antilliaanse auteurs. Zij staan duidelijk in eenzelfde traditie, ook al gaat ieder met dit basismateriaal zijn eigen weg. In welke traditie horen deze Nederlandstalige werken thuis?
Beslist niet in de Nederlandse traditie. Ik ken geen Nederlandse roman die dezelfde elementen vertoont. Er zijn wel een hele rij Engelstalige Caribische romans die dezelfde kenmerken vertonen. In het schitterende werk van Kenneth Ramchand, The West Indian Novel and its Background staan ze opgesomd, de werken met hun eigenschappen. Kenneth Ramchand vat samen: de blanken hebben een identieke houding tegenover het landschap en tegenover de negermassa; een jaja slaat de brug naar de negercultuur door hen in de