Inleiding
Deze bundel is samengesteld om basismateriaal aan te dragen voor een beschrijving van de Antilliaanse literatuur. Nog steeds zijn er mensen die denken, dat de Nederlandstalige Antilliaanse literatuur een onderdeel van de Nederlandse zou zijn. Zij baseren zich daarbij niet op interpretaties van literaire werken, want die zijn er nauwelijks. De contouren van de Antilliaanse literatuur kunnen eerst zichtbaar worden, nadat beargumenteerde visies op de losse werken met elkaar vergeleken zijn. En pas daarna kan er iets zinnigs gezegd worden over de vraag of er verwantschap is met een andere literatuur.
Het is maar al te duidelijk dat de beschrijving van de Antilliaanse literatuur nog in een heel pril stadium is. Er is zelfs nog geen eenstemmigheid over de kwestie welke werken tot de Antilliaanse literatuur gerekend moeten worden. Cola Debrot behandelt in de Encyclopedie van de Nederlandse Antillen ook werken van Nederlanders die over de Antillen gaan. Op zijn voetspoor deden Smit en Heuvel dat ook in Autonoom. Maar intussen bleek Cola Debrot een beperktere opvatting van Antilliaanse literatuur te hebben gekregen, want in het essay Verworvenheden en leemten van de Antilliaanse literatuur rekent hij er alleen nog Antillianen toe.
Er is alles vóór om het begrip Antilliaanse literatuur te beperken tot de werken van geboren en getogen Antillianen. Zelfs het argument dat zij soms Nederlandstalige literatuur schrijven, is nog geen reden om hen dan bij de Nederlandse literatuur onder te brengen. Boeli van Leeuwen vertelde me eens, dat volgens hem het Nederlands van Antilliaanse auteurs een ander Nederlands was dan dat van Nederlanders. Daarnaast is er een ander argument. Romans van V.S. Naipaul die in het Nederlands vertaald worden, behoren daardoor nog niet tot de Nederlandse literatuur. Niet de taal waarin een werk geschreven is, blijkt bij de indeling van een werk bepalend te zijn, maar andere factoren. Het lijkt me dat deze factoren vallen onder het begrip ‘cultuur’. Antilliaanse werken stammen uit de Caribische cultuur, die volgens sociologen en culturele antropologen een typische mengcultuur is. Een van de kenmerken van deze cultuur is haar veeltaligheid: er is geen eiland in het Caribisch gebied waarvan de bewoners niet naast hun patois een ‘officiële’ taal spreken. De veeltaligheid van de Antilliaanse cultuur weerspiegelt zich dan ook in de veeltaligheid van haar literatuur.
Op basis van de taal de Antilliaanse literatuur gaan indelen, zou betekenen dat schrijvers als Frank Martinus Arion, Tip Marugg en Cola Debrot bij verschillende literaturen zouden horen. Dat is niet aannemelijk. Evenmin is het aanlokkelijk om Nederlandse auteurs die een beetje Antilliaanse couleur locale in hun werk gebruiken, nu meteen in te lijven bij de Antilliaanse literatuur. We krijgen daardoor een vertekend beeld, zoals bij Smit en Heuvel blijkt. Zij constateren dat de Antilliaanse literatuur een sterke streekromankant heeft, maar ze kunnen dat alleen maar constateren, doordat ze eerst een flink aantal Nederlandse steekromanschrijvers tot de Antilliaanse literatuur rekenen.
Bij de keuze van de behandelde werken heb ik me dus allereerst beperkt tot werken van Antillianen. Verdere beperkingen zijn gemaakt om praktische