‘Dat begrijp ik,’ zei ik.
Mr Smiths nieuwe werkplaats was nog maar een week in gebruik, het rook er naar verf. Hij leidde me rond door het lichte ruime gebouw en liet me al de verbeteringen zien.
‘En hoe gaat het,’ vroeg Mr Smith; ‘timmer je nog? Is dat niet vreemd. Ik had het pas geleden nog met Miss Healing over je - hoe 'n slechte timmerman je was toen je kwam, en dat je toch zo'n kast hebt kunnen bouwen.’
‘Ik heb hier heel veel geleerd,’ zei ik, algemeen blijvend, ‘werkt Harry hier nog?’
‘Harry werkt hier nog.’
‘Hoe gaat het met hem?’
‘Goed. Hij heeft pas nog een tafel gemaakt - Kijk.’
Er stond een prachtige tafel.
‘Gaat hij vooruit?’
‘Nee, hij gaat niet vooruit.’
‘En wordt er nog veel gevochten, zoals de laatste tijd dat ik er was?’
‘Ja, het was verschrikkelijk. Herinner je je Max? Hij is weg. En Maurice? Hij is ook weg. Het gaat ook beter omdat we hier meer ruimte hebben. Een ogenblik, Henk.’ Iemand op krukken, met zijn borst vooruit, met naar binnen gedraaide voeten en links een ijzeren mechanisme in plaats van een arm, kwam iets vragen.
‘Goed. Waar was ik?’
‘Bij Max en Maurice. Weet u nog dat Max steeds wilde vechten na dat gevecht tussen Keith en Maurice?’
‘Ja, ja. Hij was opgehitst. Telkens als hij had zien vechten, wilde hij zelf ook -’
‘Boksen.’
‘Ja, boksen.’ We lachten.
‘En Peter?’
‘Peter heeft een baan. Ja, - Peter werkt in een garage. Auto's schoonmaken. Hij vindt het heerlijk. Hij heeft zelfs een rijbewijs. Je zou het niet geloven, maar hij is een goede chauffeur geworden.’
Ik stak hem ineens de boterkoek toe. Hij deinsde terug.
‘Wat is dat, Henk?’
‘Een boterkoek, die heb ik zo maar meegebracht.’
Hij bleef er mee in zijn handen staan, terwijl hij me sprakeloos aankeek.