| |
| |
| |
Inspecteurs!
1
Ik haatte Ian Young omdat hij overal zijn vader en moeder bijhaalde. Hij maakte zijn strafwerk niet, omdat zijn vader het niet wilde hebben. ‘En wist je vader dan precies wat je gedaan had?’ vroeg ik hem eens. Hij knikte drie maal bevestigend. Hij droeg altijd een korte broek die tot over zijn knieën hing. ‘Wist je vader werkelijk precies wat je gedaan had? Heb je het hem allemaal eerlijk opgebiecht?’ Ik keek hem opdringerig in zijn onbetrouwbare ogen. Nee, schudde hij. Ik vond die lange korte broek een aanfluiting. ‘Wat?’ vroeg ik. Hij gaf geen antwoord. ‘Is het nu ja of nee?’ Ian keek naar de deur waarachter David Lloyd Higginbotham al een tijdlang gezichten had staan trekken. Ik zag de aanloop tot een glimlach op Ians gezicht, een zenuwtrekking waaraan David Lloyd zou kunnen zien dat er geen reden tot ongerustheid was. ‘Is het nu ja of nee?’ schreeuwde ik vlak bij zijn oor. Hij schrok. ‘Wat, sir?’ Ik zweette. Ik was bijna vergeten wat ik had gevraagd. ‘Heb je je vader eerlijk en precies verteld wat je hier hebt gedaan? Of heb je maar wat gekletst? Spreek op!’ ‘Mijn vader zei dat ik het niet hoefde te maken, sir,’ zei hij. Hij sidderde, maar zijn sluwe ogen bewogen in de richting van David Lloyd. Ik schudde Ian door elkaar, liep met groteske, schuivende passen naar de deur, rukte hem open en nam David Lloyd bij verrassing, ik schudde hem en duwde hem struikelend in de richting van de trap, ik ging het lokaal weer in en greep Ian bij een arm, ik schopte tegen de bank, kneep Ian in zijn biceps, schudde hem tot hij kreunde en duwde hem plat tegen de muur. We bleven hijgend tegenover elkaar staan. Ian klappertandde. Hij haalde een zakdoek uit zijn zak om er zijn vochtig geworden ogen mee te betten en tegelijkertijd rolden er vijf glazen stuiters over de vloer.
| |
| |
Deze morgen was hij zonder het te vragen naar zijn stalen kastje achter in de klas gelopen.
‘Ian,’ riep ik hem na. Iedereen keek achterom. Ian glimlachte en wiegde van het ene been op het andere. Hij hield de armen strak langs zijn lichaam, wat de klas aan het lachen bracht.
‘Ian! Wat-ga-je-doen?’
‘Mijn boeken pakken, sir.’
Ik beval hem om naar zijn plaats terug te gaan. Op zijn terugweg ontmoette hij een meisje met een etui in haar hand. Hij bleef wijdbeens voor haar staan. Ze hield halt. Ian sloeg haar met een bliksemsnelle armbeweging het etui uit de vingers, zodat het op de vloer openbarstte. Er ging een gezoem op in de klas. Het meisje nam een rusthouding aan en begon intens verdrietig te huilen. Ik liep naar Ian en dwong hem om de potloden en andere bezittingen op te rapen en zette hem weer op de voorste bank.
Er heerste een lauwe, kleffe sfeer in de klas. Op de gang werd nog druk gelopen. Ik haalde het Franse boekje uit mijn tas en opende het op de bladzij waarop een jongetje op klompen, met lange wollen kousen, een stijve korte broek, een matrozentrui en een pet met brede klep, aan een sloot zat te vissen.
‘Bladzij tweeëndertig. Le Pêcheur!’ schreeuwde ik, hoewel het nu rustig was. Van al het schreeuwen had ik voortdurend pijn in mijn keel; geen pijn eigenlijk, maar een gevoel alsof er iets in het keelgat begon te zwellen, waardoor mijn stem van klank veranderde.
Terwijl ik mijn beide armen ophief met een bedoeling die ik terstond vergat, zag ik dat Ian op de achterste bank zat naast Karlson, die ik had geïsoleerd. Het was een elfjarige buffel, die slecht sprak, maar goed kon stompen en trappen. Ik verzette de tafel met een schor geknars, richtte mij zo hoog mogelijk op en wees op Ian.
‘Wat doe je daar?’
Ik wist in elk geval dat een leraar zo veel mogelijk zinloze vragen moet stellen en op een antwoord aandringen. In het gunstigste geval wordt de leerling hierdoor murw gemaakt, waarop een natuurlijke rust volgt, of anders wordt er een opstandigheid mee bereikt, die in een schoolklas zo laakbaar is dat de strengste straf kan worden toegepast.
Ian keek schuin naar Karlson en nam niet de moeite om ‘niets, sir’ te prevelen.
‘Ian, wat doe je daar?’
| |
| |
‘Wat, sir? O! Hij wenkte me, sir.’
‘En jij doet dus wat andere jongetjes zeggen! Dan ben je nog een veel grotere idioot dan ik dacht!’
Ik nam hem mee om hem te slaan. In de leraarskamer zat George Jones aan zijn schrijftafel, met zijn rug naar me toe, zijn hoofd in zijn handen. Zijn rode slip over was van achteren opgekropen. Mrs Abbot en Miss Gollan waren vlakbij elkaar gaan zitten. Ze bekeken een foto van een filmster. Miss Gollan hield hem een eindje van zich af, zodat Mrs Abbot hem goed kon zien. Miss Gollan glimlachte vluchtig naar me. Terwijl ik de riem van bovenop de kast nam beantwoordde ik haar teken van verstandhouding met een grimas. Mrs Abbot had haar handpalmen op haar brede dijen gelegd, ze hield haar benen ver uit elkaar en zette de hakken op de vloer, de tenen omhoog. Terwijl ik mij in positie bracht en omkeek of ik voldoende ruimte had om kracht te zetten, zei Mrs Abbot: ‘Ik beoordeel de mensen naar hun mond.’
Ian had zijn hand zo ver mogelijk naar voren uitgestrekt, plat, de duim naar binnen, zoals voorgeschreven was. Hij keek met een verbeten gezicht opzij.
Mijn eerste slag zwiepte door de lucht en miste. George keek even achterom, met een uitdrukkingsloos gezicht, zonder te lachen.
‘Aan de lippen kun je alles zien. Ze zeggen dat je naar de ogen moet kijken, maar ik concentreer me nooit op de ogen,’ zei Mrs Abbot. Ze schoof haar hakken over de houten vloer.
De volgende mep was een treffer die een droog kletsend geluid maakte. Ian schrok, sidderde, maakte lipbewegingen alsof hij iets wilde zeggen en keek naar de hand waarop een diep-rode striem was opgeschoten. Ik had het gevoel dat ik me bijzonder stuntelig gedroeg.
‘Omhoog houden. Op schouderhoogte,’ blafte ik.
‘Wat kun je dan aan de lippen zien?’ vroeg Miss Gollan. Ze zag er warm en vlekkerig uit. ‘Ik houd niet van dunne lippen. Of dikke lippen. Dunne lippen duiden op wreedheid.’
Toen ik een correctie aanbracht in Ians positie die slordig was geworden, barstte Miss Gollan in lachen uit.
‘Wat vind je van Shirley Brassey?’ gierde ze, voorover buigend.
Ian kromp ineen, hij bedekte de opnieuw gekwetste hand met de andere, de broekspijpen fladderden om zijn benen. Hij huilde niet, maar de tranen welden op.
‘Wat vind je dan van Lew Hoads lippen?’ vroeg Mrs Abbot.
| |
| |
‘Ik kan Hoad niet uitstaan.’
Terwijl ik Ian een verpletterende slag toediende, die een meisje dat de leraarskamer kwam binnenstuiven van schrik deed verstijven en daarna rechtsomkeert maken, draaide George zich om met de Picture Post. Ik vroeg me af waarom ik Mr Jones niet over zijn gezicht striemde, het zou in een moeite doorgaan.
‘Wat vind je van haar lippen?’ vroeg hij.
Hij keek de dames aan met een blik die barstte van suggestie, terwijl hij ze een foto van een pin-up girl onder de neus hield.
‘En wat vind je van haar nachtpon?’
Mrs Abbot knorde door haar neus. Ze schopte met haar hakken op de grond.
‘Wat ga je nu doen?’ vroeg ik Ian op zachte toon.
‘Wat, sir?’
‘Wat ga je nu doen?’
‘Wat bedoelt u, sir?’
‘Ga je nu weer gek doen?’
Zijn hoofd bibberde, alsof hij ja wilde zeggen en even te laat begreep dat ik nee wilde horen.
‘Ga je nu rustig op je plaats zitten?’
‘Yes, sir. Yes, sir,’ zei hij snel.
Ik gaf Ian een knikje waarop hij in draf de kamer uitliep, zijn handen langs elkaar wrijvend.
Ik stond in de leraarskamer en slingerde de riem besluiteloos heen en weer. Mrs Abbot fluisterde iets tegen Miss Gollan. Miss Gollan fluisterde iets terug. Ians hand was rood geworden. Hij had verbaasd naar zijn hand gekeken. Wat moest ik met de riem doen? Ik rolde hem op en legde hem op de kast, waarbij ik over Mrs Abbot en Miss Gollan heen moest reiken.
Toen ik naar de gang wilde lopen, draaide Mr Jones zich plotseling om en hield mij staande met een hoofdbeweging.
‘Henko, je weet het?’
Ik keek hem onzeker en humeurig aan.
‘Die gaat binnenkort weg,’ verduidelijkte hij, met een ruk van zijn hoofd omhoog, naar waar de riem lag.
‘Waarom?’
Er kwam een glimlach op het gezicht van Miss Gollan. Ze begreep Mr Jones.
| |
| |
‘We krijgen bezoek.’
‘Bezoek?’
‘Yes, chum. En je zult genoeg te doen krijgen.’
Mr Jones knikte. Hij overhandigde me bij deze geheimzinnige woorden een brief, waarin de inspecteurs ons een diepgaand vierdaags bezoek in het vooruitzicht stelden, en wel over veertien dagen.
‘Je weet wat dat betekent?’ Mr Jones had een dreigende houding aangenomen. Ik knikte.
‘Voor jou: niets. Voor ons: promotie of niet.’
Hij keek me waarschuwend aan alsof hij bang was dat ik met de inspecteurs zou gaan praten.
Zij hadden het hele jaar gesprekstof geleverd. Hun namen waren steeds weer genoemd, de goeden waren tegen de kwaden afgewogen, er waren gissingen gemaakt over de tijd dat ze komen zouden en wie wij zouden krijgen, ze waren geprezen, met een enkel handgebaar afgedaan en zelfs bespot, maar ook dat kon hun onbeperkte macht niet beknotten: zij maakten het inspector's report met een waardering die leiden kon tot promotie naar een hogere ‘klasse,’ een betere school en meer loon. Leraar en leerling ontmoetten elkaar hierin, dat ze een heel jaar noeste arbeid verrichtten voor een doorslaggevend eindrapport.
‘Jij blijft hier toch niet,’ zei Mr Jones.
‘En gaat die riem dan weg?’ vroeg ik.
Hij knikte veelbetekenend.
‘Die wordt opgeborgen, chum, in de la. De la gaat op slot.’ De eigenaardige traditie in het Australische schoolsysteem, dat inspecteurs hun bezoek tijdig aankondigen, had iets geruststellends en tegelijk sinisters. Het was al laat in het jaar en er zou in die veertien dagen hard gewerkt moeten worden. We moesten oefenen om ons nauwkeurig aan de lesrooster te houden, want zij zouden van klas tot klas zwerven en hadden het recht om op willekeurige momenten te komen luisteren. Ze zouden de administratie controleren, die in een beginstadium was gebleven en die de volle aandacht van Mr Smith en Mr Jones zou vergen. Het examenwerk van de vorige ‘terms’ moest op stapels klas bij klas ten toon gesteld worden, zodanig gevouwen dat zij in een oogopslag inzicht zouden kunnen krijgen in de prestaties van de leerlingen. Deze waren zonder uitzondering van hoog gehalte, maar het examenwerk lag onder stof bedolven, in een onbeschrijflijke chaos, in een
| |
| |
hoek van de kamer. Ze zouden de syllabus van elk van ons bestuderen, een gedetailleerd werkstuk, dat voor elke week nauwkeurig beschreef hoeveel werk er verricht was. Ik wierp een afgunstige blik op Miss Gollans bureau waar een syllabus van een halve meter lengte lag die ze dagelijks bijschaafde. Aan het begin van het jaar was de syllabus van mijn voorganger onvindbaar gebleken en ik was er niet toe gekomen om er zelf iets aan te doen.
Toen ik Mr Jones twee dagen later mijn problemen voorlegde, was de bedrijvigheid al begonnen. Vijf meisjes waren in de leraarskamer papieren aan het sorteren. Het was er niet uit te houden. Mr Jones luisterde onrustig naar mij en ergerde zich dat ik hem nog extra-werk bezorgde nu hij het al zo druk had.
‘We zullen zien, chum,’ zei hij. Hij raakte steeds meer gehecht aan dat chum en het maakte me steeds kwader.
Maar een dag later overhandigde hij me vier lappen dik papier, terwijl hij zijn neus reutelend ophaalde en met zijn pink in zijn oog wrikte. Hij had ze bij een bevriende school betrokken. Ze waren beschreven door iemand met een steil handschrift dat zich niet liet afleiden van de oude wetten van dik en dun.
‘Wil je dit in je eigen fraaie hand uitschrijven?’
Ik las de syllabus door en trok een bedenkelijk gezicht. Hij had weliswaar betrekking op hetzelfde blauwgekafte boekje, maar het programma leek in geen enkel opzicht op mijn vrijzinnige slingergang door de taal.
‘Je kunt er nog wel wat aan veranderen,’ zei George begrijpend, ‘kijk, je zet hier -’
We voerden ons gesprek, terwijl de meisjes pakken examenpapier op elkaar sloegen om het stof eruit te krijgen. Er hing een grauwe waas in de kamer. Een meisje kwam met twee stapels op mij af en deed alsof ze mijn hoofd er tussen wilde vangen. Ik ontweek haar en zij schaterde het uit, zonder dat Mr Jones iets zei. Deze Anthea werd voorgetrokken: Mr Jones begroette haar 's morgens met ‘hi, blossom’, hij gaf haar soms een flesje Coca Cola cadeau of een stukje kauwgom zonder dat hij van haar een tegengebaar verlangde, voor zover ik kon nagaan.
Ik nam een middag vrijaf om de syllabus voor de verschillende klassen over te schrijven en geloofwaardig te maken en Miss Gollan werd voor mijn klas geplaatst. Ze leerde de kinderen een Frans liedje waarbij
| |
| |
in de handen moest worden geklapt. Aan de hand van de voorbeelden tekende ik een gevariëerd en omvangrijk programma, waarbij ik een aantal degelijke herhalingen verzon om een zekere achterstand in te halen, want als elke leraar wist ik dat het bij het taalonderwijs aankomt op repeteren: repeteren en nog eens repeteren. Aan het eind van de middag hechtte Mr Jones vluchtig zijn goedkeuring aan mijn werk.
Op een morgen kwam een gillende menigte de trap op. Meisjes krijsten met wijd-open monden en sloegen zich in ontzetting de groezelige handen voor het gezicht. Mr Jones kwam met vuurrode wangen achter ze aan, in zijn rode slipover, zijn ogen tegen het licht dichtgeknepen, zijn vaal-grijze haar op zijn schedel geplakt. Hij glimlachte. In zijn linkerhand hield hij een dode rat bij de staart. Hij kwam met een jarig gezicht de leraarskamer binnen, deed Mrs Abbot opspringen en Miss Gollan loeien. Mr Jones hield de rat hoog, het dier hing zwaar en slap, de voorpoten bijna tegen de snuit.
‘Ik heb hem gisteravond doodgeslagen,’ zei hij, met zijn kin omhoog. Hij legde het beest achteloos op een lunchbord.
‘Nee, daar niet,’ stoof Mrs Abbot op.
Bernie, John en Mr Smith kwamen nieuwsgierig van achter hun bureautjes vandaan, want een rat op een lunchbord verschilt wezenlijk van een die aan zijn staart neerhangt.
‘Ben je gek! Op het bord! Weg, weg, weg... Doe dat vieze... Waar heb je hem vandaan?’
‘Ik heb hem gisteravond doodgeslagen. In de keuken. Ik had hem bijna gemist.’ Hij lachte voluit.
Toen het nieuwe van de rat af was gingen de dames aan hun werk. ‘Stel je voor, een rat,’ was voorlopig het laatste dat we van Mrs Abbot hoorden. Mr Smith steeg op naar zijn handenarbeidlokaal waar nu een keurtroep onafgebroken versieringen en kunstdruksels aan het maken was. Mr Jones zette zich aan zijn bureau. Hij legde de rat zorgvuldig languit voor zich neer, de staart in een rechte lijn met het lichaam, hij betastte hem, duwde een kuiltje in zijn lijf, liet het weer opkomen en bekeek hem een tijdlang peinzend. Toen ging hij met een ruk kaarsrecht zitten en maakte hij ontstemde keelgeluiden. Hij schudde een stapeltje Picture Posts op orde, borg ze weg in zijn bureau en haalde een dik boek over biologie uit zijn tas, hij legde het met een klap neer, zodat de rat beefde, bladerde er haastig in en begon te lezen met de duimen in zijn oren.
| |
| |
Mijn les in 11a werd onderbroken. Toen ze eindelijk wisten wat windmolen in het Frans is klopten vier jongetjes aan; ze kwamen dadelijk daarop binnen.
‘Sir, mogen we een werkje doen, sir? Mogen we een werkje doen? Sir? Een werkje?’ vroegen ze.
Het werd onrustig in de klas. De jongetjes waren even hoog, ze zeulden een houten bord dat de lengte had van vier schoolborden en dat met hard blauw papier was beplakt met zich mee. Ze keken me aan met blikken vol koortsachtige opwinding.
‘Voor Mr Smith, sir.’ Ze knikten.
‘Wat?’ vroeg ik.
‘Ophangen, sir. Ophangen aan de muur, sir. Aan de muur hangen.’ Zodra ik mijn toestemming had gegeven marcheerden ze in strakke pas verder naar binnen, stootten bij het draaien tegen een punt van de voorste bank, zodat er een flard papier loskwam, en stompten en duwden onder een vijandig gefluister de jongetjes in de banken bij de zijmuur aan de kant.
‘Allemaal hier kijken! Daar is niets aan de hand! Hee, jij daar! Waar kijk jij naar?’
‘Ik, sir?’
‘Ja, jij.’
‘Ik kijk niet, sir.’
Ik las een rijtje namen van vogels voor, zoals een buizerd, een aalscholver, een winterkoninkje, en liet ze een voor een een woord nazeggen.
‘Wat, sir?’
‘Une buse. Une buse...’
‘Och, stomme lul, kijk uit. Ga van dat papier af, zak.’
De leider van de vier wierp zich op iemand op de voorste bank, die zijn voet op het bord had gezet.
Ik begon tabak te krijgen van die jongetjes van Mr Smith.
‘Hou je bek,’ schreeuwde ik.
Jongens sisten geschrokken en wisten niet of ze lachen moesten of doodstil zitten, meisjes brachten hun hand voor de mond zoals ze het ouderen hadden zien doen wanneer ze een morele schok ontvingen. De jongens van Mr Smith tilden het bord boven hun macht, ze kreunden en schuifelden met hun voeten.
En natuurlijk was het Bronwyn Cooper die mij terecht wees.
| |
| |
‘Mooie taal voor een leraar, sir,’ zei ze.
‘Ja,’ zei ik. ‘We gaan schriftelijk werk maken.’
Mr Jones had zijn rat gekookt. Hij had hem opengesneden met een mesje uit de snijdoos die hij in zijn studententijd had gekocht en hij had hem op een plankje vastgehecht binnen een vernuftige figuur van spijkers, waartussen fijn garen gespannen was, dat twee met uiterste precisie gekorven kleppen in de buik van de rat openhield, zodat je de rozige ingewanden op hun plaats kon zien liggen. In het biologische handboek stond een afbeelding met eronder een beschrijving hoe het moest. Mr Jones hield het plankje zwijgend voor mij op.
Jirn Maxwell kwam aarzelend binnen.
‘Sir, heeft u een werkje voor me, sir?’
Mr Jones boog zich naar hem over en keek hem strak aan.
‘Ruk uit!’ brulde hij. Jim Maxwell draafde af.
‘Dat is voortreffelijk,’ zei ik. George knikte.
In de pauze liep ik bedrijvig het 11a lokaal binnen. Miss Gollan had haastig van het blauwe bord, dat daar voor het gerief van ons allen was opgehangen, gebruik gemaakt, zodat ik mij met een hoekje moest behelpen. Ik plakte daar een kleine foto van de Eiffeltoren en een verbleekte schets van een kasteel aan de Loire uit een boek uit 1897. Ze vielen in het niet bij een uitgestrekt project waaraan veel kinderen hadden gewerkt, dat begon met een kudde schapen en eindigde met een strengeltje lichtblauwe wol.
Rosalie Henderson werkte ingespannen verder aan een tekening in kleurkrijt op het bord. Ze had eronder geschreven: niet uitvegen.
‘Voor wie doe je dat?’ vroeg ik.
‘Voor Miss Gollan,’ zei ze, doortekenend.
Mr Smith werkte boven met zijn jongens aan gekleurd papier en houten structuren, zoals een houten stuwdam voorstellende The Snowy Mountain Project: een ruw, grijsgeverfd stuk hout met knobbels en zwarte krabbels, en in aardrijkskundige vormen geknipt karton waarvan hij met bescheiden voldoening zei dat Bernie er tevens zijn voordeel mee zou kunnen doen. Omdat de lokalen somber waren liet hij vijf centimeter brede slierten crêpe papier aan de plafondbalken bevestigen, waardoor de klassen het jolige waaierige van een plezierboot kregen.
Het werd onrustig in de school. Want terwijl Mr Jones, nu zijn rat
| |
| |
achter glas te kijk stond en de kinderen nog steeds de stuipen op het lijf joeg, de lesrooster waaraan we ons zo stipt moesten houden in absolute afzondering aan herzieningen onderwierp en opdracht gaf tot het vervaardigen van een houten model ervan zo groot als een schaakbord, met rode en zwarte knoppen, zodat de inspecteurs weer eens in één oogopslag konden zien wat er aan de hand was, vervaagden de grenzen tussen de uren en de leraren reikten elkaar op willekeurige tijden de hand in verzoenende aflossing.
Ik liep behulpzaam bij John binnen.
‘In welk uur zijn we nu, John? Het eerste of het tweede?’
‘Ik weet het niet, Henk. Het tweede, denk ik. Maar ik blijf hier nog wel even, als je wilt.’
De kinderen volgden het met veel belangstelling.
Maar in de leraarskamer maakte Mrs Abbot zich boos.
‘Hij denkt dat hij uitstekend krijgt,’ zei ze vinnig.
‘O,’ zei ik.
Ze knikte heftig. Ze had me al vaak verteld dat ze de mensen en in het bijzonder Mr Jones dóór had.
‘Vorig jaar dacht hij dat hij het zou krijgen. Maar hij kreeg het niet! Hij kreeg goed.’
‘Is dat dan niet goed genoeg? Goed is toch zo slecht niet?’
‘Dat zou je denken,’ zei Mrs Abbot. Ze schudde haar hoofd langzaam en dacht na hoe ze het mij duidelijk kon maken. ‘Je zou het wel denken - maar goed is niet echt goed. Want als ze je fair geven... Fair betekent eigenlijk slecht. Zo doen ze het. Slecht geven ze nooit. Maar hij krijgt het niet! Hij krijgt het dit jaar weer niet.’
Drie meisjes kwamen binnen en begonnen eenstemmig te loeien.
‘S-i-r, mogen we een werkje doen, s-i-r, een werkje. S-i-r?’
‘Ik kan niets bedenken. Of wacht eens... nee. Nee, ik kan niets verzinnen. Straks misschien - Ik weet niets nu.’ Ik maakte een wanhopig schuldbewust gebaar en hoorde een van de meisjes zeggen: ‘Mr Meijer weet nooit iets te bedenken,’ toen ze de kamer uitgingen.
‘Hij denkt dat hij de inspecteurs er tussen kan nemen! Hij dacht vorig jaar dat hij promotie zou maken! Poe! Ze hadden hem in de gaten. Van 't jaar maakt hij het weer niet! Geen schijn van kans!’
Ze keek mij knikkend aan.
‘Als hij uitstekend krijgt... Als hij het dit jaar krijgt...’ Ze bleef steken.
| |
| |
‘Begrijp je...’ zei ze. Ik knikte zwijgend.
‘We hebben van 't jaar geen leraarsvergadering gehad. We hadden er elke week een moeten hebben:
Ze keek me doordringend aan. Ik begreep haar te weinig om iets terug te durven zeggen en werd zo moe van het voortdurend conclusies moeten trekken dat ik besloot om in een van de klassen een les over Parijs te gaan geven.
In 11b sleurde ik Gerald Pike voor de klas, omdat hij iets had laten ontploffen; de rook en de stank kwamen althans uit de richting van zijn bank.
Het was doodstil geworden. Ik loerde rond om te zien of iemand het waagde om te lachen. Dan zou ik uitbarsten: ‘Lach jij? Durf jij te lachen?’ op hem toestormend.
Gerald Pike stond met zijn rug naar de klas. Hij draaide zich langzaam om, zijn handen op zijn rug houdend. Ik rende op hem af en duwde zijn gezicht tegen het beschreven bord. Er kwam een donkere vlek op het krijt. Ik dacht dat hij angstig uit zijn ooghoeken naar mij keek.
‘Je bent bang,’ zei ik minachtend.
Gerald Pike draaide zich zonder een ogenblik te aarzelen om. Hij trok zijn blauwe trui naar beneden en klopte zich pathetisch op de borst.
‘Ik ben niet bang,’ klonk zijn donkere stem tegen de stilte. ‘Ik ben niet bang.’
De klas lette gespannen op mij. Ik zei niets. Ik wist dat hij de waarheid sprak.
In de pauze praatte ik openhartig met hem.
‘Ik kan geen Frans leren, sir.’
‘Maar je probeert het niet. Je wilt het niet proberen. Waarom niet? Je bent toch niet stom? Waarom wil je het niet proberen?’
‘Ik word timmerman,’ zei hij hol.
‘Maar nu ben je nog op school. Je moet proberen. Je weet nooit hoe het later te pas kan komen. Wat ga je aanstonds tegen de inspecteurs zeggen?’
‘Frans is idioot, sir.’
‘Zeg dat maar tegen de inspecteurs.’
Ik weet niet of George me had opgewacht en ook niet waarom ik zo kwaad werd. Hij leunde met beide handen in de zakken tegen de tafel en kauwde op een afgebrande lucifer.
| |
| |
‘Henko,’ zei hij met zijn kin omhoog.
Er zat een gat in zijn rode slipover, maar zijn vrouw was weggelopen en zijn dochter hield volgens Mrs Abbot meer van vrijen dan van stoppen en bovendien was het een brutale meid.
‘Ja?’ zei ik.
‘Ik wil dat je op tijd naar je klassen gaat.’
Mijn hoofd gloeide en ik beet op mijn onderlip. Ik boog mij over het bureau waar het boek uit 1897 open lag.
‘Henko?’
‘Ja?’
‘Heb je me verstaan?’
‘Ja,’ zei ik.
Ik had van het begin van het jaar af bij elk uur gedraald in de hoop dat mijn gang naar de klas door een onvoorziene gebeurtenis verhinderd zou worden en een enkele keer had ik inderdaad geluk gehad. Mijn eerste moment in de klas was er altijd een van verbazing over de aanwezigheid van zoveel kinderen, gevolgd door verwarring en leegte.
‘Goed,’ zei George.
Plotseling sloeg hij op de tafel.
‘We moeten ons aan de rooster houden. We moeten ons aan de rooster houden. Henko, luister je?’
‘Welke rooster?’
‘De rooster die ik hier heb. Hier! Hier! Hier! Begrijp je?’
George sloeg nog drie maal op de tafel.
‘Ja.’
‘En denk erom: niet schreeuwen. Niet schreeuwen.’
Hij keerde zich om en liet mij alleeen met mijn bonkend hart en mijn wraakgevoelens, verlamd.
In die week was het aantal zanglessen verviervoudigd. Op onverwachte ogenblikken kwamen de frisse stemmen van de jonge kinderen je tegemoet. Mr Smith, die een geestdriftig gelegenheidsdirigent was en meer dan één tak van de kunst beheerste, dirigeerde met een zwetend bovenlichaam, terwijl zijn Donald Duck mondje voortdurend op en neer ging in geluidloze zang. ‘Hij heeft ze,’ zei Miss Gollan herhaaldelijk en de populaire wijzen klonken hard en schril, ‘Getting to know you,’ ‘I whistle a happy tune,’ ‘Hello young lovers,’ ‘Shall we dance (Yes!),’ allen uit The King and I.
| |
| |
Drie dagen voor het bezoek van de inspecteurs stelde Mr Jones een aantal jongens op in de gang en sloeg hij ze om beurten als een wilde met de riem. Er werd geen woord gesproken, je hoorde alleen het kletsen van het leer en zag de kinderen in de klassen angstig naar elkaar kruipen. Na afloop gingen de jongens rustig terug naar hun klassen waar ze verwezen in hun banken bleven zitten. Ze toonden geen trots dat ze de pijn niet hadden laten merken. Ditmaal waren ze werkelijk geraakt.
Later zat Mr Jones verslagen in de leraarskamer, met zijn hoofd in zijn handen.
‘Ik weet niet wat er met mij is. Ik kan de zaak niet meer aan, of - Het is hier een rotzooi.’
Toen Bernie en John de leraarskamer binnenkwamen ging Mr Jones op en neer lopen, steeds op zijn horloge kijkend. Mrs Abbot was met de thee bezig en keek hem van tijd tot tijd spottend aan. Mr Smith was inkopen gaan doen en Miss Gollan had zich over een stapel nette schriften gebogen.
‘Heb je brood bij je?’ vroeg Mr Jones aan Bernie en John.
‘Waarom?’ vroeg Bernie. ‘Wil je weg?’
‘Oh, I just want to get out of this bloody place... Ik ga maar een eind rondrijden of zo iets.’
‘Ga dan,’ zei Mrs Abbot. Miss Gollan draaide zich snel om en lachte.
‘Verdomme. Ik kots soms van die ellende hier - al dat nutteloze...’ Hij wreef met zijn vuisten in zijn ogen.
‘Nou?’
Mrs Abbots ironie dreef hem de kamer uit en zij beleefde zwijgend haar triomf.
's Middags rook hij naar drank. Hij had zijn zelfvertrouwen herwonnen en was in de stemming voor een assembly die plotseling precies op tijd moest plaatsvinden. We brachten de klassen jachtig naar de gang, stelden ze op in rijen van vier en zagen George Jones de trap naar het handenarbeidlokaal beklimmen en zich om precies twee uur bovenaan omkeren. Hij greep beide leuningen vast met naar buiten gekeerde handen en keek met een boosaardig gezicht neer op de leerlingen.
‘Naar rechts! Richten!’
Voeten schuifelden, hier en daar werd zacht gegiecheld. ‘Richten!’
Alle geluid verstomde. Ze stonden angstig en onbeweeglijk, in
| |
| |
doodse stilte. Lange Alison staarde naar de grond, Gails glimlach was op haar half geopende lippen bestorven. De armen werden strak langs de lijven gehouden.
Mr Jones loerde, met zijn kin naar voren. Zijn arm schoot opeens uit in de richting van Ronda.
‘Neem dat vuil uit je mond,’ grauwde hij.
Ronda's kaken hadden bijna onmerkbaar bewogen. Ze bracht ontsteld haar rechterhand naar haar lippen en bedekte ze volkomen, haar magere schouders schokten, ze barstte uit in een hysterische hinniklach waarvan ze dubbel vouwde.
‘Neem dat vuil uit je mond!’ herhaalde George, harder en dreigend.
Ronda bevroor. George wachtte in ijzige rust tot ze het verkauwde kauwgom houterig in een zak van haar uniform had gestoken. Wij stonden beschaamd tegenover hem die alles zag.
Toen begon hij zacht en kortaangebonden te spreken.
‘Jullie hebben misschien gehoord dat de inspecteurs een bezoek aan de school komen brengen. Luister goed. Dat is voor jullie bestwil, niet voor ons. En het is in jullie eigen belang dat jullie zo goed mogelijk voor de dag komen. Als jullie niet helemaal onder aan de lijst willen komen, moet er heel wat veranderen. Een slechte indruk betekent voor jullie: minder sport, minder zang, minder handenarbeid. En zo zou ik wel door kunnen gaan.
‘Sta stil! Sta stil! Who the hell do you think is running this joint?’ brulde hij.
Daarna werd zijn stem weer onheilspellend zacht.
‘En het kan beter. Maar als jullie een goed rapport van de inspecteurs willen hebben, en ik kan me niet voorstellen dat zelfs de slechtsten, de stomsten, de onbenulligsten onder jullie dat niet zouden willen, dan moeten jullie daarvoor werken. Ik wil dat jullie nu aandachtig luisteren. Denk erom, aandachtig. Pike, heb je dat gehoord?’
‘Ja, meneer.’
George grijnsde vals.
‘Hij zegt: ja, meneer. Wat heb je gehoord, Pike?’
‘Niets, meneer,’ zei Pike.
‘Hij heeft niets gehoord,’ smaalde George.
De school lachte onderdrukt, onzeker. George pauzeerde. Het werd vanzelf stil.
‘Nu punt één. Ieder gaat op tijd, denk erom, op tijd, naar zijn klas.
| |
| |
Er wordt niet geschreeuwd of gelachen of geduwd of gestompt of gevochten. Heb je dat gehoord, pike?’
‘Ja, meneer.’
‘Hij zegt: ja, meneer,’ zei George met diepe minachting. ‘Ik zou maar voorzichtig zijn, jongetje.’
Mr Jones hief zijn vinger op.
‘En dit vertel ik je: als ik iemand van jullie volgende week, op welk uur van de dag ook, op lawaai maken betrap - lawaai van welke aard dan ook...’
Hij wachtte.
‘Begrepen?’ fluisterde hij.
Het bleef doodstil.
‘Begrepen? Antwoord.’
‘Ja, meneer,’ mompelde de school.
‘Dan komen er moeilijkheden. Nu gaan jullie terug naar je klassen. Halt! Wat zei ik?’
De school bleef stil en stram.
‘Wat zei ik nu?’
Honderd dertig roerloze kinderlijven. Je zag kinderen zenuwachtig met de ogen knipperen. Het was warm en het begon danig te stinken op de gang.
‘Ik zei: rustig. Ga naar je klassen. Rustig.’
Hij daalde de trap af en keerde zijn school de rug toe. De klassen zochten hun lokalen in een stemming van verslagenheid.
‘Je moet de knepen leren,’ zei Mr Jones tegen mij in de leraarskamer. Hij zag er weinig opgewekt uit. Hij had de gewoonte om naar beneden te kijken, met zijn kin op zijn borst, steeds naar een vlek op zijn trui vlak bij zijn kin die er niet was.
‘Theorie is allemaal erg mooi. Vergeet het maar. Praktijk, ja. Praktijk, daar leer je van. Twintig jaar geleden was ik net als jij.’
‘Hoe bedoel je?’ vroeg ik.
‘Ik heb het zelf allemaal moeten leren,’ zei hij.
Hij keerde zich tot Miss Gollan.
‘Miss Gollan, zijn de schriften in orde?’ Ze knikte kort.
‘Goed. Denk erom, het is in uw eigen belang.’
Omdat Miss Gollan niets wilde zeggen liep George kwaad de leraarskamer uit.
| |
| |
Ze slaakte twee diepe zuchten. Ze zette haar ellebogen op haar bureau, dat bezaaid was met geopende schriften en waaraan ze haar vrije uren sleet om met een bezige linkerhand cijfers te plaatsen en opmerkingen in de trant van keep trying en very very nice work indeed. Ze streek met een geborduurd zakdoekje over haar glanzende wangen. Ik stond met mijn handen diep in mijn zakken bij haar. Ze zuchtte.
‘Die oneerlijkheid... Daar kan ik niet tegen,’ zei ze. Ze legde haar hand op haar voorhoofd.
‘Bedoel je George?’
‘Hij probeert dingen te verdoezelen. Hij heeft niet gewerkt. Hij heeft het hele jaar niet gewerkt. En nu wil hij het verbergen. Ik heb niets te verbergen. Ze mogen wat mij betreft morgen komen. Ik heb geen geheimen.’ Ze nam haar rode potlood en plaatste een cijfer.
‘Peter komt me afhalen.’
‘O? Waarom?’
Peter was haar verloofde over wie we al veel meer gehoord hadden dan dat hij ingenieur was.
‘Hij komt me troosten.’
‘Miss Gollan, heeft u een werkje?’ kwamen twee meisjes vragen op een vleiende toon. Een versjorde iets aan haar rok.
Miss Gollan belastte ze elk met een stapel schriften om mee te nemen naar hun klas. De meisjes vergeleken de stapels met elkaar: ze hadden allebei de zwaarste.
‘En vraag Mr Joyce beleefd of je ze rustig rond mag brengen. Willen jullie dat voor me doen?’
Ze keek ze met grote ernstige ogen aan. De meisjes knikten verrukt en liepen naast elkaar naar hun klas.
Even later ging Miss Gollan mij voorbij met meer schriften, in de richting van de gang. Misschien had ze mijn rondhangen en nietsdoen niet langer kunnen verdragen. Ik begreep dat ons vertrouwelijk gesprek de hekel die ze aan mij had gekregen niet kon wegnemen. Eens had ze me na een wat onbeheerste uitval gevraagd: ‘Maar is er iets dat je leuk vindt?’ waarop ik wel ‘nee’ had moeten zeggen. Ik luisterde naar het wegsterven van haar voetstappen, ik hoorde dat een deur werd dichtgetrokken.
Mr Jones kwam in zijn rode slip over de leraarskamer binnen.
‘Waar is Gollan?’
‘Ik weet het niet.’
| |
| |
George keek me wantrouwend aan. ‘Waar is dat kind?’
Hij stampte op de grond. Ik haalde mijn schouders op.
Mr Jones galoppeerde in een gebroken ritme de trap af naar waar Miss Gollan zeker niet was. Ze was weg, Bernie, John en Mr Smith gaven ergens les, werkten ergens aan, ik deed niets en morgen kwamen de inspecteurs. Ik dacht na. Nu haalde George iets uit zijn auto, of leende hij sigaretten bij Old Mac, of maakte hij zijn zoveelste tocht naar het onverstoorbaar urinoir. Ik dacht, aarzelde en liep de kant van mijn lokaal uit. Ik hoorde geen enkel geluid. Ik keek door de ruit naar binnen. Het lokaal was leeg tot op de laatste leerling. Er lagen zelfs geen vergeten potloden of schriften op de banken.
Men beweerde dat zij met hun vieren waren, maar ze waren al vroeg gekomen en hielden zich schuil in de leraarskamer waarop ze beslag hadden gelegd, hun eerste positieve maatregel. In de geladen rust gingen wij zwijgend onze gang en staken wij aan het eind van een uur op rubberzolen naar het andere lokaal over, zonder tijd te verspillen.
1a, die zijn naam ‘Moomba’ in gotische letters op een kaart buiten op de deur had geprikt, stond gedwee op toen ik de klas binnen kwam, met de schoolgrammofoon onder mijn arm, omdat ik een bijzondere les met muziek had voorbereid die ik eventueel in 1b zou kunnen herhalen. Ik trapte de deur achter mij dicht en zei stug: ‘Goede morgen.’
‘Goede morgen, Mr Meijer,’ dreunden ze, zonder al te veel ironie. Een fladderig dominee-achtig gebaar deed ze naar hun plaatsen terugzinken.
Ik koerste regelrecht op de tafel af, zette de grammofoon erop, morrelde aan het contact en terwijl ik de klas over mijn schouder begon toe te spreken, ontrolde ik het snoer. Twee voeten schuifelden, er klonken een paar ingehouden zuchten, een meisje smakte met haar lippen. Ronald en anderen vroegen zich bezorgd af of de les begonnen was of niet.
Met het ontrolde snoer in mijn hand richtte ik mijn blik smekend op Pam, op de voorste bank.
‘Gaat u een plaat draaien, sir?’ vroeg Pam.
‘Sssttt,’ siste het meisje achter haar.
De klas keek me afwachtend en bevreemd aan.
‘Ja. Waar is het stopcontact?’ zei ik.
| |
| |
Vanaf de speelplaats kwam een geluid alsof een vuilnisbak werd omgegooid en voortgerold.
‘Er is geen stopcontact, sir,’ zei Paul Wilhelm.
Hij had het rustig gezegd, maar zodra zijn ‘sir’ was weggestorven begon zijn lichaam te schokken.
‘Hoe moet dat dan? Halt! Rustig blijven!’ Paul was vuurrood en kon niet praten van het lachen.
‘Hoe moet dat?’ Mijn stem sloeg over. Meisjes op de voorste bank tekenden figuren met hun vingers.
‘Er is er een in 11b, sir,’ stamelde Paul.
Een verlengsnoer was alleen te krijgen in Old Macs handenarbeidlokaal, aan het andere eind van de school, en omdat Pauls lachen onbedaarlijk werd en er gevaar voor besmetting ontstond, stuurde ik hem er op af. Ik doodde de tien minuten die Paul voor zijn boodschap nam met heen en weer lopen voor de klas, met mijn armen over elkaar, en voortdurend verbieden, want de kiem voor onrust was gezaaid en overvloedig bemest. Ik kuchte, een inspecteur groeide uit de mist van kinderhoofden, een meisje klampte hem aan, er gebeurde iets, verraad. ‘Houd je stil, houd je stil,’ zei ik en mompelde losse Franse woordjes voor mij heen.
Hard klossend en hijgend kwam Paul terug met een lang snoer van onzekere kwaliteit, dat ik, onophoudelijk waarschuwend, aan het andere koppelde, met een elastiekje om de stekkers.
‘Waar is het stopcontact? Rustig blijven!’
‘In 11b, sir. Hiertegenover, sir.’
‘Paul! Ga jij de stekker in het stopcontact steken. Maar vlug!’
Ik ijsbeerde voor de banken, keek op mijn horloge en boog mij onderzoekend over de grammofoon. Ik bewoog de pick-up naar rechts maar er gebeurde nog niets.
‘Wat is er toch aan de hand,’ mompelde ik.
‘Wat, sir?’ vroeg Tressa Dugdall.
‘Och, niets,’ zei ik.
Ik liep naar de gang. Paul Wilhelm stond onder het bovenraam van 11b met het snoer in beide handen de stekker naar binnen te duwen, terwijl Peter Louy, in 11b, terugduwde, onzichtbaar voor John, zijn leraar, achter de boekenkast, met een humorloze, verbeten uitdrukking op zijn groot gezicht. Zodra Paul mij zag schoot hij weer in de lach.
| |
| |
‘Hij wil het me niet laten doen, sir. Want ik heb eerst aangeklopt, sir, gevraagd of het binnendoor mocht, maar toen zei Mr MacDonald dat het door het raam moest, sir, en toen heb ik Louy gevraagd, sir, of hij het wilde doen, sir, en toen ging hij staan duwen, sir, en ik kon hem er niet in krijgen, sir.’
Zijn laatste woorden waren onduidelijk geworden van het lachen.
Peter was teruggeslopen naar zijn plaats toen hij mij achter de ruiten herkend had. Hij keek niet meer naar ons om en luisterde ingespannen naar Johns uiteenzetting over stijlproblemen, waarvan flarden van zinnen tot mij doordrongen, verminkt door de zachtere klanken van Miss Gollans vroege geschiedenis. Ik duwde Paul naar de deur. Hij klopte, John onderbrak zijn les, keek vragend en knikte kort zijn toestemming. 11b volgde Paul met de ogen tot bij het stopcontact. Daar bleef hij ongedurig op zijn tenen wippen tot ik het snoer bij stukjes en beetjes naar binnen had gewerkt en hij de stekker kon grijpen.
Ik wachtte op hem, om samen terug naar 1a te gaan. Onderweg schopte ik tegen het snoer. Een vonk spoot uit de koppeling, maar er sloeg geen stop door. Ik hield Paul met mijn hand tegen.
‘In godsnaam,’ zei ik bevend, ‘kom niet aan dat contact. Wees voorzichtig!’
Hij keek me met droge starre ogen aan.
‘In godsnaam,’ herhaalde ik.
Ergens klonken voetstappen. Ze konden van inspecteurs zijn. Ik. nam Paul bij de arm, trok hem hardhandig mee en stuurde hem naar zijn plaats. De grammofoon stond al te draaien, zonder muziek. Ik herstelde de rust met een schreeuwen een belofte, haalde een plaat uit mijn tas. Ik hield de hoes even voor elke rij omhoog, zodat iedereen het kleurige plaatje kon zien, en daar zongen Les Quatres Barbus Auprès de ma Blonde door de neuzige frequentiearme luidspreker. Terwijl sommige meisjes glimlachten greep Paul zijn hoofd vast met beide handen. Hij proestte. Ik verbeet mij.
‘Wat heb jij toch een fijn gevoel voor humor,’ riep ik boven de muziek uit.
‘Denk je nou dat je leuk bent? Baby! Idioot!’
Als ik mij niet matigde zou hij stikken. Het zweet liep langs mijn rug, mijn handen waren klam. Auprès de ma Blonde! Ik moest het versje nog uitleggen. Inspecteurs! Paul lag met zijn borst op de bank.
| |
| |
Wat betekende: Auprès de ma Blonde? Hoe vertaalde je dat in het Australisch? Roundabout my Fair?
‘Je krijgt de riem,’ krijste ik.
Paul schaterde. De rest van de klas zoog ontsteld de adem naar binnen, de lucht floot tussen de tanden.
Zonder kloppen kwam de zwaargebouwde man binnen, een rood hoofd met krulhaar en een breedgerande bril. Tergend langzaam deed hij de deur dicht, om niet te storen. Hij keerde zich om, deed een krakende stap en struikelde over het snoer. De grammofoon liep af met vermoeide, donkere keelgeluiden.
‘Ah! Muziek!’ zei de inspecteur, toen hij zijn evenwicht hervonden had, verrast en vriendelijk om het goed te maken. De draaischijf stond stil. Paul Wilhelm beet zich op de lippen en had de handen tot vuisten gebald.
‘Paul! Ga jij eens op de gang kijken wat er aan de hand is. Maar wees vooral voorzichtig!’
Paul liep met grote wijdbeense passen de klas uit, de handen op de rug.
Ik schoof de tafel iets naar achteren, terwijl ik een streng oog hield op de klas en de inspecteur die kalm tussen de rijen voortdeinde. En daar begon het dus, bij de vierde bank rechts: hij boog zich over een meisje, hij fluisterde met haar, hij nam haar schrift en bladerde erin, hij wees, het meisje kleurde en knikte, en ik zag de open plekken die daar moesten zijn, de onaffe thema's, de onverteerde brokken Frans afgebroken midden in een ongrijpbaar woord op een plaats waar hij rode kantlijnen, leuke plaatjes, grappige, eenvoudige zinnetjes verwachtte. De man keek vragend naar mij op en ineens begon de grammofoon weer te draaien. De zangers waren in enkele ronden weer bij stem. Paul kwam zacht binnen en draafde naar zijn bank.
‘Dat was Auprès de ma Blonde,’ zei ik over de hoofden van de leerlingen tegen de inspecteur, die zich in een van de achterste banken had gewrongen.
‘Erg aardig,’ zei hij zalvend.
‘Opletten,’ zei ik, ‘nu gaan we de woorden bespreken. Let op. Auprès de is een voorzetsel. Het betekent: dichtbij; naast; rondom; in tegenwoordigheid van. En het heeft nog meer betekenissen!’
De versterker bromde en de inspecteur zat onafgebroken tegen mij te glimlachen. Ik glimlachte zoveel mogelijk terug. Ik las het gedichtje
| |
| |
twee maal glimlachend voor en stond een ogenblik radeloos te wachten op de bel, glimlachend en zwetend. Ik durfde niet op mijn horloge te kijken. Ik zou nog een plaat kunnen draaien, ik had er genoeg.
Au clair de la Lune. De hoge vrouwenstem werd voor het einde overstemd door de bel, alarmerend schril in de bovennatuurlijke rust. Twee meisjes, die het een mooi liedje vonden, zeiden: ‘O, wat jammer.’ De inspecteur hoorde dat en verhief zich.
's Middags voor het begin van de lessen sprak hij me aan.
‘U doet hier prachtig werk,’ zei hij, dichtbij me, glimlachend.
Ik deed alsof ik hem niet begreep.
‘Ze houden van Frans. Ja, ze houden er van. Ik heb het aan een van de meisjes gevraagd. Ze doen het werkelijk graag. Ik heb uw syllabus ook met veel plezier doorgekeken.’
Ik had vrij. Er was een zangdemonstratie ingelast in de aula beneden, waarbij ik niet gemist zou worden. Ik ging uit de lege leraarskamer en liep over de uitgestorven gang. Op de grond lagen twee vertrapte en verscheurde stukken crêpe papier, restanten van versieringen, bezweken ondanks de grote voorzichtigheid. Toen ik ze opraapte hoorde ik zwak de hoge tonen van een lied. Getting to know you misschien, Mr Smiths toekomst zou nu aan een zijden draad hangen. Ik verfrommelde het papier en deed de proppen in mijn broekzak. Getting to know you. Hoe langer ik luisterde, hoe duidelijker ik de melodie herkende. Ik keek de lokalen in. De borden waren met krijt beklad, sommen, aardrijkskundige gegevens, Rosalies Man te Paard, in veel kleuren. Ik ging 11a binnen. Er hing een geur die ik niet thuis kon brengen. Ik wilde erover denken, maar ik gleed uit over een stompje krijt. Ik zwaaide met mijn armen, vouwde mijn lichaam en wist ter been te blijven. Ik vloekte hardop en veegde het zweet van mijn voorhoofd. De geur was er niet meer. Miss Gollans wolproject schreeuwde me iets toe, Getting to know you eindigde met gekrijs. Ik vluchtte weg uit de klas.
In het handwerklokaal stuitte ik op Mr Jones, in zijn nette pak, aan een van de werktafels, met zijn hoofd op zijn arm naast een elektrische naaimachine. Hij keek op en knipperde met zijn ogen.
‘Henko.’
‘Ja?’
Hij wees op de huistelefoon.
| |
| |
‘Als hij belt: ik ben er niet.’
Ik knikte.
‘Moet je lesgeven?’ vroeg ik.
Hij gaf geen antwoord.
‘Inspecteurs,’ zuchtte hij. ‘Ik weet niet wat het is... Ik knap gewoon af. Elk jaar verdomme hetzelfde... Ze zijn nog niet binnen, of... Hier, kijk. Snap je?’
Hij hield me twee bevende handen voor. ‘Gezien?’
Ik knikte.
‘Ik beef verdomme als een riet,’ zei hij grimmig.
De telefoon ging.
‘Grijp die hoorn, Henk. Ik ben er niet.’
Hij bleef me strak aankijken, terwijl ik de telefoon van de haak nam.
‘Mr Jones is er niet, Mr Feder. Hij geeft les.’
‘Uitstekend, Mr Meijer,’ klonk het opgewekt aan de andere kant. Ik legde de groene hoorn terug.
‘Dat had je niet moeten zeggen,’ zei George, met opgetrokken wenkbrauwen en vernauwde ogen.
‘Waarom niet?’
‘Alle klassen zijn beneden.’
Hij perste zijn lippen samen.
‘Ik wil niet dat hij weet waar ik ben,’ zei hij duister. ‘Dat had je niet moeten zeggen, chum.’
Mr Jones sprong op en trad de vier inspecteurs met een aangenaam gezicht tegemoet, toen zij in ganzepas, verrukt van de zang, de trap opkwamen.
‘Verrukkelijk, die jonge stemmen,’ zei mijn inspecteur.
Er kwam een stroom kinderen naar boven, rustig, voldaan, gesterkt door de brede grijns van Mr Smith. De hoofden van Bernie en John doemden op achter Mr Smith, dan Mrs Abbot, dan Miss Gollan. We vormden een kring op de gang, met lachende, knikkende inspecteurs.
‘Vond je niet dat het enig ging?’ vroeg Miss Gollan mij.
‘Zag je Gerald Pike?’ zei John tegen Bernie, en fluisterde iets met een afgekeerd gezicht. Mr Jones keek hoe laat het was.
‘Nog twee minuten,’ zei hij.
‘Ja, ja,’ zei een donkerharige inspecteur, ‘wat zingen ze toch aardig op die leeftijd.’ Hij trok zijn jasje recht. Mr Jones knikte.
| |
| |
‘Erg aardig,’ zei hij.
‘Aardig,’ zei Mrs Abbot met een knik.
‘Maar we hebben ook hard met ze gewerkt,’ zei Mr Smith lachend, zijn hoofd scheef.
Op de laatste dag van het bezoek werd er een assembly op de speelplaats belegd ter ere van de inspecteurs. Mr Jones hield een korte, algemeen waarderende rede, met zijn krachtige stem, zonder microfoon, en gaf daarna gaarne het woord aan mijn inspecteur, die als leider van de vier optrad.
Hij trok zijn schouders recht, vouwde zijn handen, hief zijn hoofd en glimlachte.
‘Meisjes en jongens. Wij zijn heel blij dat wij hier geweest zijn. Dat is het eerste dat ik jullie ook namens mijn collega's wilde zeggen. Wat jullie ons hier hebt laten zien, in deze paar dagen, was goed. Ik wil jullie daar graag een pluim voor geven. Het was heel goed. Er was heel veel dat ons heel tevreden heeft gestemd.’
Hij glimlachte.
‘Maar inspecteurs zijn lastige mensen.’
Hier en daar werd zacht gegrinnikt.
‘Ja... Inspecteurs willen het altijd nog beter hebben. Wij zijn nooit helemaal tevreden. Altijd denken wij, zouden die kinderen nog niet meer hun best kunnen doen! Zo zijn inspecteurs. En eigenlijk, jongens en meisjes... eigenlijk zouden jullie ook zo bij je eigen werk moeten zijn: nooit helemaal tevreden. Want dan pas breng je het het verst! En nu wilden wij zo graag eens van jullie horen hoe het klinkt als jullie je alleruiterste best doen bij het zingen van ons volkslied.’
Het volkslied barstte los. De kinderen vertraagden het tempo om harder te kunnen schreeuwen, de jonge stemmen doorbraken de middagrust van Kensington en deden de inspecteurs versteld staan. Zó klonk dat. Moeders zouden de voordeur openen, mensen zouden blijven luisteren op straat. En de gezichten glommen van bevrediging toen de school klas voor klas, rij voor rij, naar binnen geloodst werd.
Ik maakte van de gelegenheid gebruik om naar het stenen huisje op de speelplaats te gaan. Voor het midden van de schandmuur stond de rijzige inspecteur, de benen wat uit elkaar, het hoofd omhoog, met de handen een beschermende koepel vormend, terwijl zich voor hem op het asbest een hoge donkere treurwilg aftekende, geflankeerd door
| |
| |
de lage, minder beheerste figuren van de kleine jongens die toestemming hadden gekregen. De inspecteur zakte kwiek door de knieën, peuterde, wreef zich in de handen, keerde zich om, groette mij glimlachend en liep op bespatte schoenen naar buiten.
‘En weet je wat er toen gebeurde?’ vroeg Miss Gollan, verslagen, futloos.
‘Nou?’
‘Hij ging zelf lesgeven,’ zei ze.
‘Vond je dat niet fijn?’
Miss Gollan streek het haar weg van haar voorhoofd.
‘Ik wou juist indruk maken,’ zuchtte ze.
‘Hij ook blijkbaar,’ zei ik.
Later op de dag werd de kans haar toch nog gegeven. Voor een eivolle aula beklom ze Old Macs noodpodium, ze schuifelde vóór het doek zijwaarts naar het midden, boog ingetogen naar de inspecteurs, die op de beste plaatsen vooraan zaten naast Mr Feder en een Mr Jones die naar het einde snakte, en onthulde de titel van het toneelstuk, dat ze met meer solide krachten van 11a had ingestudeerd en waarvoor Mrs Abbot van lompen de kostuums had gemaakt. Haar neerslachtigheid was overwonnen, ze trok met een krachtige ruk het gordijn opzij, maakte een nodend gebaar naar achter de coulissen en verwijderde zich bij handgeklap.
De spelers overstroomden het toneel, boeren en boerinnen waarschijnlijk, ze liepen klossend langs elkaar en tegen elkaar op en gedroegen zich onbehouwen. Een meisje in een flodderrok trad naar voren met haar mand vol kartonnen eieren uit de werkplaats van Mr Smith aan de arm, twee meisjes bespotten haar en trokken rare gezichten achter haar rug, de inspecteurs schudden van het lachen, de voorste rijen gonsden van pret. Het meisje nam een oorlel tussen twee vingers en begon ons toe te spreken, de andere spelers riepen commentaar, of lachten, of staken een hand op, alsof ze elkaar in lang niet hadden gezien. Het gedoe maakte mij rozig, ik soesde, ik zag de schuddende inspecteurs van achteren, ik begreep de bedoeling niet en wist alleen zeker dat ik nergens een woord van verstond.
We zaten allen aan de tafel in het handwerklokaal, Bernie naast John, Miss Gollan tussen Mr Smith en Mrs Abbot, die het met haar jolige
| |
| |
handwerkinspecteurtje niet slecht had getroffen, ik naast Mrs Abbot en Mr Jones naast mij, de inspecteurs tegenover ons.
De leider nam het woord. Hij betreurde het glimlachend, dat wij zo'n lelijk gebouw hadden.
‘U heeft inderdaad een van de grauwste scholen in Melbourne,’ zei hij meelevend. In de kleine pauze brak het ijs, wij werden dankbaar gestemd.
Het peil van de lessen en de prettige sfeer waarin werd samengewerkt vond hij hoopgevend. Dat wij onder moeilijke omstandigheden nog met idealisme ons werk konden verrichten strekte ons tot eer.
Een tweede inspecteur vertrok zijn gezicht alsof iemand hem een lange vinger in de keel stak, en zei: ‘Ik zal maar meteen over zaken spreken. Voor klas 11a staat op de rooster twee uur meetkunde en drie uur algebra. In de andere scholen is dat andersom. Ik zal de verandering niet onmiddellijk verplicht stellen, maar ik geef u in overweging hem aan het begin van het volgend jaar aan te brengen.’
George Jones had in de man de eerste dag al dadelijk een rotzak herkend en zijn mensenkennis liet hem nooit in de steek. Staand, met zijn handen op het tafelblad, verdedigde hij kort en zakelijk zijn standpunt en zei hij de wijziging in de toekomst te zullen aanbrengen. Om de druilerig geworden sfeer te herstellen sprong de handwerkinspecteur op en beloofde hij Mrs Abbot voor het volgend jaar op staande voet een dubbel aantal knotten wol. De vierde inspecteur knikte, maar beloofde niets.
Ten slotte dankte Mr Jones de inspecteurs voor hun welwillende, bemoedigende houding tijdens het gehele bezoek. Hij weifelde, afgeleid door Miss Gollan, die snel iets fluisterde tegen Mrs Abbot, daarna voor zich keek alsof ze niets had gezegd. Ze wriemelde nerveus met haar handen, Mrs Abbot een rots van nuchter aanvaarden naast haar. Johns gedachten waren ver, bij Schotse hooglanden, Bernie dacht aan niets. Toen zei George Jones dat hij zich van tekortkomingen bewust was. Weer keek Miss Gollan hem aan en onmiddellijk daarop fluisterde Mrs Abbot iets tegen haar. Mr Jones zag het en leek een ogenblik de draad kwijt te zijn. Er kwam een verbeten trek om zijn mond. Dankbaar was hij in de eerste plaats omdat de inspecteurs veel waardering voor hun werk hadden getoond.
Het viertal zat ondoorgrondelijk aan de tafel. Ze begrepen niets, of ze begrepen alles. Mijn inspecteur stond nog eenmaal op.
| |
| |
‘Als iemand nog iets wil vragen... Misschien heeft iemand een probleem dat hij ons zou willen voorleggen.’
Mr Jones loerde met al zijn felheid naar Miss Gollan. Wij bewogen ons niet.
‘Misschien wil iemand nog een opmerking maken,’ vervolgde de inspecteur.
Miss Gollan zat met haar rug gebogen, ze hield haar hoofd scheef, haar konen gloeiden. Mr Jones loerde. Miss Gollan opende haar mond, zuchtte bijna geluidloos, ze sloot hem weer. Glimlachend keek de inspecteur ons een voor een aan en brak de vergadering op.
De dag eindigde met sport. Alle leerlingen waren op het veld. Bernie floot, John hield de bal vast en schreeuwde iets. Mr Jones kwam stapvoets in zijn auto aanrijden.
‘Henko,’ riep hij.
Ik liep op een drafje naar hem toe.
‘Wil je Johnnie voor me roepen?’
Ik riep John.
‘Ga je mee, John?’
John aarzelde.
‘Come on. Laten we ergens bier gaan drinken. Ze zijn druk tot na vieren, er is geen kou aan de lucht.’
John stapte in en nam zonder geestdrift naast Mr Jones plaats. Een hoonlachje speelde om Georges lippen toen hij vol gas gaf en wegreed met fluitende banden.
| |
2
Weken later stond Mr Jones gebogen over een opengebroken meterhoge kist, die 's morgens gekomen en in de leraarskamer bij de telefoon neergezet was. Hij was volgepakt met chemicaliën voor de natuur- en scheikundelessen van het volgend jaar. Bernie voerde een gesprek met John, Mrs Abbot en Miss Gollan waren er gelukkig nog niet.
‘Wat is dat, George?’ vroeg Mr Smith. Hij draaide beweeglijk om Mr Jones heen.
‘Wat?’ vroeg Mr Jones kortaf vanuit de kist.
| |
| |
‘Wat heb je daar, George?’
‘Zwavelzure ammonia,’ snauwde Mr Jones.
‘Dat is goed voor de tuin, George!’
‘Ach, het is niets waard... Hier, hier, dit is beter. Hier: sodium chloraat. Steek dat maar in je zak. Wacht... Geef mij ook wat.’
‘Goeie morgen, George,’ zei ik.
‘Hee, goeie morgen, Henk,’ zei hij, in het best denkbare humeur.
‘Hee, goeie morgen, Henk. Was jij hier?’ zei Mr Smith.
‘Ik ben net gekomen.’
Mrs Abbot kwam binnen.
‘Zijn jullie aan het stelen?’ vroeg ze, met een begrijpende lach.
‘Yeah,’ zei Mr Jones. ‘Doe in godsnaam die deur dicht.’
‘Dat wordt op school toch haast nooit gebruikt,’ zei Mr Smith vergoelijkend. ‘Wat zit er nog meer in, George?’
‘Niet zo'n haast. Rustig aan, we hebben de tijd.’
‘All right, George,’ zei Mr Smith.
Het hoofd van Mr Jones verdween opnieuw in de kist. Mrs Abbot maakte een spottend gebaar tegen zijn rug, dat voor mij bedoeld was. Ze kwam bij me staan.
‘Heb je goed bericht gehad van de inspecteurs?’ vroeg ze.
John en Bernie grinnikten om iets.
‘Ik zal u laten zien wat erop staat,’ zei ik. Ik hield haar een in drieën gevouwen, vuil en gekreukeld stuk papier voor, waarop was gedrukt:
Copy of Inspector's Report Henk Miejier.
Form No. se 621. School No. Kensington C.S.
Very well qualified academically, but lacks teacher training. Presents lessons on generally sound lines securing the interest of more capable pupils.
A.W. Woodhouse
Een smerig schrijfsel. Ik doorzag zonder moeite de verouderde truc van die meneer Woodhouse. Begin met uitbundige lof, om daarna des te harder te kunnen trappen. Wat was precies de kracht van dat but? En wie waren zoal die more capable students? Mij waren ze nooit opgevallen. De sluwe ambtenaar bedoelde: gesteld dat er ergens more capable students te vinden waren, dan zouden zij misschien nog iets hebben aan mijn loodzware lessen. Hij moest dat wel zeggen, omdat hij van mijn gepraat niets had begrepen, en om eigen onmacht te ver- | |
| |
bergen noemde hij mijn lines, en god weet wat hij daarmee bedoelde, generally sound, waarmee de smeerlap een ruime slag om de arm hield.
‘Wat vindt u daar nu van?’ vroeg ik.
Zij had zich eens een behendig lezer van rapporten getoond.
‘Gee! Dat is goed!’
‘Wat?’
‘Dat is een goed rapport, Henk. Het is goed. Als het niet goed was zouden ze zeggen: fair. Het is een goed rapport.’
‘Maar wat betekent but dan?’
‘But? Waar? O, dat weet ik niet. Nee, but... nee. Het betekent niets, denk ik.’
‘En hier staat: very well qualified academically. En dan: but.’
‘O, ja, maar dat komt omdat ze niet van academische graden en al die dingen houden op het ministerie. Ze hebben er niets aan. Ze hebben veel liever dat je meer vakken tegelijk kunt geven dan dat je goed bent in één vak of zoiets.’
‘Maar dit rapport is toch goed?’
‘Dat rapport? Natuurlijk.’
Miss Gollan kwam met een opgewekt gezicht binnen. Ze groette, wij groetten terug.
‘Ik zal je zeggen,’ vervolgde Mrs Abbot en ze liet haar stem tot fluisteren overgaan, ‘er zullen er genoeg zijn die meer dan tevreden zouden zijn met zo'n rapport. Ook hier.’ Ze wees naar de grond.
Mr Jones kwam bij ons staan. Mr Smith daalde af in de kist.
‘Waarom sta je zo geheimzinnig te lachen?’ vroeg Mrs Abbot.
‘Ik? Lach ik? Ik lach niet.’
Miss Gollan rommelde in een la van haar bureau.
‘George!’ riep Mr Smith, ‘George!’
Een hand met een gloednieuwe weegschaal stak omhoog.
‘Waarom lach je dan zo?’ vroeg Mrs Abbot.
Mr Jones vertrok zijn mond in een scheve grijns.
‘Of heb je soms toch promotie gemaakt?’ zei Mrs Abbot, langzaam en peinzend bij elk woord.
Mr Jones schaterde.
‘Ik heb mijn promotie in mijn zak!’ kon hij met moeite uitbrengen. Hij klopte zich op de borst.
‘Gosh,’ zei Mrs Abbot. ‘Jij promotie! Gosh! Werkelijk? Welke school?’
| |
| |
‘Williamstown High.’
‘Williamstown! Gosh!’
Mr Jones werd ernstig.
‘Ik word daar een ander mens,’ zei hij eenvoudig.
‘Ja, jij een ander mens!’ zei Mrs Abbot snuivend.
‘Niet soms? En waarom zou ik geen ander mens kunnen worden? Zou jij soms geen ander mens worden? Werk jij met plezier, hier... Deze stinkende...’
Hij maakte een schoolomvattende handbeweging.
‘Ga door,’ zei Mrs Abbot.
Mr Jones stak een sigaret op en nam hem tussen twee vingertoppen.
‘Ik zal jou eens wat vertellen, Abbot. Ik ben al een ander mens.’
|
|