| |
| |
| |
Malcolm Lowry
Malcolm Lowry stierf in 1957 in Engeland. Hij had gezworven, had in Mexico en Canada gewoond. Er zijn gedichten van hem uitgegeven, een roman Ultramarine, een bundel verhalen Hear Us O Lord From Heaven Thy Dwellingplace, een Selected Letters of Malcolm Lowry, verzorgd door Harvey Breit en Margerie Bonner Lowry, maar zonder zijn roman Under the Volcano (1947) zouden deze boeken waarschijnlijk weinig aandacht hebben getrokken.
Under the Volcano is zijn meesterwerk, het boek waaraan men zijn waarde als schrijver zal moeten blijven afmeten, een roman die drie maal in zijn geheel werd herschreven en waaraan immens veel zorg is besteed, een aandacht die voortvloeit uit wat Lawrence noemt ‘that will of the writer to be greater than and undisputed lord over the stuff he writes.’
Evenals Joyce's Ulysses waardoor Lowry duidelijk is beïnvloed, speelt het verhaal zich af binnen een tijdsbestek van 24 uur, de laatste 24 uur uit het leven van Geoffrey Firmin, een systematisch gedegradeerde en ten slotte ontslagen Britse consul - in het boek steeds
| |
| |
spottend de Consul genoemd - die woont in een stad waaraan Lowry de naam Quauhnahuac geeft. Op deze sinistere feestdag, de Dag der Doden, november 1938, keert Geoffrey's gewezen vrouw Yvonne bij hem terug en brengt zijn half broer Hugh, een wat vage links georiënteerde jongen die in Spanje heeft gevochten, hem na lange tijd weer een bezoek. Samen met de voormalige filmactrice en de dadenmens in cowboy uitrusting, trekt de Consul, in vergaande en steeds verder gaande staat, door de dorre stad, zoekt hij zijn vriend de filmproducer Laruelle op met wie Yvonne een verhouding heeft gehad, viert hij feest in een naburige stad waar Hugh zich onderscheidt door in een arena een wilde stier te berijden en waar Yvonne een redelijk gesprek met Geoffrey probeert te voeren en hem smeekt om een nieuw leven met haar te beginnen. De Consul is dan voor geen rede meer vatbaar en wanneer hij tenslotte Hugh en Yvonne kwijtraakt en Yvonne door een loslopend paard wordt doodgetrapt, krijgt men nauwelijks het gevoel dat er iets uit zijn leven is weggenomen.
De ondergang van de Consul voltrekt zich onder samenpakkende onweerswolken tegen de achtergrond van het exotische, onheilspellende landschap, een natuur die tot alles in staat is, de twee vulkanische reuzen Popocatepetl en Ixtaccihuatl die het op hem persoonlijk gemunt lijken te hebben - een landschap waarin het wat overdreven Engelse accent van de Consul symbool wordt van zijn volstrekte isolatie. Zijn dood - hij wordt aan het eind van het boek door Mexicaanse fascisten neergeschoten - is in dit barre oord
| |
| |
een lugubere grap, iets willekeurigs, zonder betekenis.
Lowry heeft al zijn literair vernuft ingezet om eenheid te verlenen aan de roman, maar wanneer men probeert om zich het boek als eenheid voor de geest te halen, valt het in brokken uiteen. De curve van de belangstelling heeft zijn toppen en dieptepunten en er zijn in het boek grote gedeelten die in het geheugen vervagen voordat men ze goed en wel heeft gelezen. Lowry heeft zijn drie karakters een gelijkwaardige plaats in de roman willen geven en heeft hun levens daartoe kunstig met elkaar verweven, maar de enige die werkelijk tot leven komt is de Consul en omdat de Consul zo grandioos tot leven komt verbleken de anderen des te sneller. Geen herschrijven heeft daar iets aan kunnen veranderen.
Een van de hoogtepunten van het boek is het vijfde hoofdstuk waarin de Consul in zijn verwilderde tuin, het Paradijs waaruit hij verdreven zal worden en waarin zijn flessen tequila verborgen zijn waarover hij moet waken, een langdurig gesprek voert met zijn buurman, de rentenierende walnootkweker Mr. Quincey die zijn gras en bloemen aan het besproeien is ‘in khaki shirt and grey flannel trousers, sandalled, immaculate, grey-haired, complete, fit, a credit to Soda Springs, and carrying a watering-can...’
Wanneer de Consul deze Mr. Quincey in zijn tuin gewaar wordt raakt hij op dreef. Hij praat onophoudelijk tegen de misprijzend toeziende man, spint de meest verfijnde gedachtenweefsels, van de hak op de tak springend en vrij associërend - een gegoochel met ideeën en literaire toespelingen waaruit men raden kan
| |
| |
welke potenties er in hem verloren gaan - en vooral spottend, met zichzelf, de Engelsman in hem, zijn accent, zijn drinken, met Mr. Quincey's doffe nuchterheid. Lowry bereikt hier een lichtheid en een schittering waarbij men zich de Consul voor gaat stellen als heel klein en gewichtloos, zwevend van plaats tot plaats, van gedachte tot gedachte - dezelfde Consul die eerder als groot en sterk werd beschreven. Er vallen gapingen in zijn bewustzijn - hoe komt hij plotseling in de badkamer? - hij heeft geen begrip meer van de volgorde waarin de gebeurtenissen plaatsvinden, hij heeft elke controle over zichzelf verloren. Er is geen spoor van zelf beklag.
Het meest verrassende hierbij is wel de humor die in een boek als The Lost Weekend geheel ontbreekt. Het vloeiende hardop denken van de Consul, de werkzaamheid van zijn cynisch, op niets gericht intellect, heeft Lowry op een unieke manier vast weten te leggen.
De Consul is voortdurend te veel voor de nogal domme Mr. Quincey:
‘...Do you know, Quincey, I've often wondered whether there isn't more in the old legend of the Garden of Eden, and so on, than meets the eye. What if Adam wasn't really banished from the place at all? That is, in the sense we used to understand it-’ The walnutgrower had looked up and was fixing him with a steady gaze that seemed, however, directed at a point rather below the Consul's midriff - ‘What if this punishment really consisted,’ the Consul continued with warmth, ‘in his having to go on living there, alone, of course - suffering, unseen, cut off from God... Or perhaps,’
| |
| |
he added, in a more cheerful vein, ‘perhaps Adam was the first property owner and God, the first agrarian, a kind of Cárdenas, in fact - tee hee! - kicked him out. Eh? Yes,’ the Consul chuckled, aware, moreover, that all this was possibly not so amusing under the existing historical circumstances, ‘for it's obvious to everyone these days - don't you think so, Quincey? - that the original sin was to he an owner of property...’
Het kleinste gebaar, de minste stembuiging, zijn hier in woorden gevangen. De woorden werken ook, vooral door het contrast tussen de Consul die zich een ogenblik volkomen gelukkig voelt en heer en meester van de situatie is, en de starre walnootkweker, onweerstaanbaar op de lachspieren.
Maar even later is het geluk voorbij, de tuin geraakt tot leven, het delirium kondigt zich aan:
He became conscious, for the first time, of the extraordinary activity which everywhere surrounded him in his garden: a lizard going up a tree, another kind of lizard coming down another tree...
Tegenover de ‘vrolijke’ momenten staan van tijd tot tijd de plotseling nuchtere gedachten die het boek een sterke ondertoon van melancholie verlenen:
...a desire, too, to lead immediately again a normal happy life with her, a life, for instance, in which such innocent happiness as all these good people around him were enjoying, was possible...
| |
| |
met het half spottende idealiseren van het ‘gewone’ leven, of de verzuchting, eveneens half spottend, een spot waarmee Lowry een hang naar sentimentaliteit te lijf gaat: ‘May everything come, somehow, right. May we all be happy.’
Ten slotte een gedeelte uit een van de pijnlijkste stukken uit de roman, waar de Consul als het ware de rekening opmaakt:
Stop! Look! Listen! How drunk, or how drunkly sober undrunk, can you calculate you are now, at any rate? There had been those drinks at Senores Gredorio's, no more than two, certainly. And before? Ah, before! But later, in the bus, he'd only had that sip of Hugh's habanero, then, at the bullthrowing, almost finished it. It was this that made him tight again, but tight in a way he didn't like, in a worse way than in the square even, the tightness of impending unconsciousness, of seasickness, and it was from this sort of tightness - was it? - he'd tried to sober up by taking those mescalitos on the sly - But the mescal, the consul realized, had succeeded in a manner somewhat outside his calculations.
En tegen de mescal, kunnen we eraan toevoegen, heeft hij zich die dag voortdurend gewaarschuwd. (‘“But if I ever start to drink mescal again, I'm afraid, yes, that would be the end,” the consul said dreamily.’)
Het sterkst komt hier zijn isolatie tot uiting, een isolatie die hem zelfs voor de lezer in zekere zin onbereikbaar maakt. Want hoewel er in deze vernuftig geconstrueerde roman aanwijzingen te over zijn dat Lowry zijn Consul als veel meer dan een hopeloze
| |
| |
dronkaard heeft gedacht, wordt hij geen werkelijk tragische figuur. Dat is althans mijn ervaring: zelfs bij de subtiele aanwijzingen van naderend onheil (‘...but tight in a way he didn't like...’) bleef hij een fenomeen waarbij ik mij toeschouwer voelde: een vreemde, zielig en geheel door zijn ziekte bepaald, vermakelijk om de acrobatische toeren van zijn geest, maar iemand die men ten slotte tamelijk onberoerd ten onder ziet gaan. Dit is een beperking, maar geen gebrek van het boek; het heeft te maken met Lowry's moed om de pathetiek die wij hadden verwacht en die zonder al te veel moeite aangebracht had kunnen worden achterwege te laten. Lowry heeft afstand genomen van zijn autobiografische Consul die in de oorlog als zeeofficier een medaille voor moed heeft verworven, hij beschrijft hem als iemand die medelijden door middel van zijn humor afweert, die zich af en toe gelukkig voelt, zich althans kostelijk vermaakt.
Het eind van het boek, waarop in het eerste hoofdstuk wordt gezinspeeld, de moord op de consul die door de fascisten in hun kromme Engels als ‘spider’ (spy) wordt herkend, doet eerder denken aan een parodie, een komische opera, dan aan een tragedie. De woordenstroom is hier niet meer te stuiten, de brille van de oppervlakte werkt vermoeiend en verdoezelt het beeld.
Waarschijnlijk is de afstand die er tussen de Consul en de andere karakters bestaat symbolisch voor de verhouding van Lowry tot zijn medemensen. Op Hugh, de halfbroer, met zijn kleurig verleden, ex-zeeman, liedjesschrijver, politiek agitator, rust de zware taak
| |
| |
om de roman een politieke ondergrond te geven, maar uit de woordenzee, deze wat F. Scott Fitzgerald noemde ‘blankets of excellent prose’, waarmee Lowry het bewustzijn van de Consul zo suggestief wist uit te beelden en de warrige kermis die de wereld voor hem was geworden wist op te roepen, rijst van Hugh alleen het vaagste beeld. Deze afsplitsing van Lowry zelf blijft een stuurloze schim, tamelijk oninteressant, en de politieke ideeën die Lowry hem in de mond legt blij ven in de lucht hangen. Opvallend is hierbij het verschil in techniek: terwijl de Consul van binnenuit beschreven wordt, lijkt het alsof Hugh geen innerlijk heeft.
Yvonne, met haar alcoholische vader, haar vroege filmcarrière als ‘oomph girl’, haar even vroege echtscheiding, haar publiciteit, haar affaires, wordt vooral omdat ze een grotere plaats inneemt in de gedachten van de Consul wat duidelijker. Zij moet de ‘andere’ Consul onthullen: de mens waarvan iemand kon houden. Ze doet denken aan een figuur uit een roman van Scott Fitzgerald, maar de vergelijking valt voor Lowry ongunstig uit. Hij mist het vermogen om zich werkelijk in te leven in zijn Yvonne. Haar terugkomst is ontroerend, maar hier staat eigenlijk de Consul weer in het middelpunt.
Ze vindt hem in een bar:
The bar was empty, however.
Or rather it contained one figure.
Voor de Consul leeft ze voornamelijk als herinnering en van haar aanwezigheid is hij zich nooit volledig be- | |
| |
wust. De karakterisering van Yvonne, een vrouw die de lezer waarschijnlijk banaler vindt dan Lowry, is niet vrij te pleiten van sentimentaliteit en Lowry's humor ontbreekt hier grotendeels.
Hoeveel verbale energie Lowry ook aan Hugh en Yvonne heeft besteed, zij hebben in het boek toch minder waarde dan twee gevulde flessen tequila. Lowry heeft zijn beperkingen niet beseft, er in elk geval de consequenties niet uit getrokken en dat is dan weer een trek die tevens kenmerkend is voor de Consul die voortdurend op de vlucht is voor zichzelf.
Van het vernuft waarmee het boek geschreven is, is de minutieus uitgewerkte symboliek misschien het beste voorbeeld. Op de Dodendag, tevens de dag van Geoffrey's dood, is het pad van de Consul letterlijk bezaaid met doodsymbolen. Met een enkele uitzondering zijn het echter literaire symbolen, kunstmatig aangebracht om weer uit de tekst te worden opgevist, ze brengen het verhaal niet op een meer universeel plan en verlenen geen diepte zoals dat het geval is bij een symboliek die natuurlijk uit het proza opkomt. En op de meest geslaagde momenten wordt de kracht van de symboliek soms bovendien nog ondergraven door de situatie zelf. Zo is de afdaling van de Consul in de hel, hier een helse machine op de kermis waarin hij verzeild raakt terwijl de Mexicaanse kinderen om hem heen joelen, waar zijn laatste bezittingen uit zijn zakken rollen en waarin hij omgekeerd in een van de ‘biechtstoelen’ hangen blijft ‘with only a scrap of woven wire between himself and death’ een van de gekste scènes uit het boek. Het is alsof Lowry de sterkste kanten van
| |
| |
zijn talent wantrouwde en homage bracht aan de traditionele fantasieloosheid van de criticus die het komische niet voor vol kan aanzien.
In de vroege roman Ultramarine vond ik het volgende. De ik, een jonge zeeman, kennelijk een zelfportret, zegt tegen een Duitser die hij toevallig aan wal ontmoet:
‘...But the desire to write is a disease like any other disease; and what one writes, of one is to be any good, must be rooted firmly in some sort if autochtony. And there I abdicate. I can no more create than a fly. What I could achieve would be that usual self-conscious first novel, (...) of which the principal character would be no more and no less, whether in liquor or in love, than the abominable author himself. I fear also, that the disease is a childish one, diarrhoea scribendi simply...’
Het zou onrechtvaardig zijn om aan deze onheilspellende passage te veel betekenis te hechten maar hij bevat een kern van waarheid die op Lowry's later werk is toe te passen.
Het werkelijke onderwerp van Under the Volcano is niet politiek, niet liefde, maar drank. Lowry heeft niets anders om over te schrijven. Menselijke verhoudingen blijven onduidelijk, zoals de verhouding van de Consul tot het uitvoerig beschreven landschap onduidelijk blijft. Daarom komt het me tendentieus en zinloos voor om Lowry aan te prijzen als ‘de grootste schrijver sinds Joyce’ of sinds wie dan ook.
Maar met de Consul heeft Lowry zich kunnen iden- | |
| |
tificeren. Lowry weet nauwkeurig aan welke sensaties een verslaafde onderhevig is en hij beschrijft ze met meesterschap. En hij probeert niet om de rotheid van de wereld verantwoordelijk te stellen voor de verslaving van de Consul. Deze blijft gelukkig onverklaard. De Consul in zijn tuin, Mr. Quincey bespottend, trachtend om God aan de telefoon te krijgen, op momenten dat hij alles drinkt dat binnen zijn bereik staat ‘without regard for ownership’, eenzaam in het kermisrad - om dit unieke portret kan men Under the Volcano bij de klassieken indelen.
John Vandenbergh gaf aan zijn Nederlandse vertaling van het boek een nogal ouderwets hoogdravende inleiding mee, waarin hij stelt dat de roman voor Lowry ‘een plaats heeft veroverd in de literatuur aller tijden’ - zeker iets om jaloers op te zijn, maar voor ons, vanuit het taaie ongerief tot één bepaalde tijd te horen, moeilijk te schatten.
De vertaling is overigens goed, zonder briljant te zijn. Vandenberghs stijlgevoel is niet overal even zuiver en er staan nogal wat fouten in de tekst die een ander dan de vertaler, die zich op dergelijke plaatsen waarschijnlijk blind gestaard had op het zeer moeilijke Engels, er gemakkelijk voor hem uit had kunnen halen. Voor deze fouten is de uitgever dan ook minstens zo verantwoordelijk te stellen als de vertaler. Een enkel voorbeeld: ‘Het had geen zin Sr. Bustamente duidelijk proberen te maken...’; ‘Maar destijds was het de Consul eenvoudig niet meer mogelijk...’ (voor: ‘But by this time the poor Consul had already lost almost all
| |
| |
capacity for...’); ‘Dan vlieg ik languit in de aarde...’ (een raadselachtige vertaling van de dichtregel: ‘Then will I headlong fly into the earth...’); ‘...hij kon de regen van de daken horen afdruipen en het water nog door de goten op straat stromen en...’; ‘...elk voorwerp eiste tijd eer het hem iets zei.’ (voor: ‘...each object demanded some moments to impinge upon him.’); ‘...en de Consul dronk alles op waar zijn oog maar op viel, ongeacht van wie ze waren.’ (afgezien van de fout een weinig zeggende vertaling van: ‘...and the Consul drank everything in sight without regard for ownership.’); ‘Kom op, lieveling...’ (een wel erg vulgaire vertaling van: ‘Come along, darling...’) Deze en dergelijke gebreken die bepaald niet tot een minimum beperkt gebleven zijn doen onvermijdelijk schade aan een werk van dit gehalte.
|
|