| |
| |
| |
De priesters van Powers
Er moet over Morte d'Urban van de Amerikaanse schrijver J.F. Powers een levendige academische discussie te voeren zijn met in het brandpunt de vraag: is dit een roman? Of is het misschien een bundel verhalen handelend over eenzelfde groep karakters? Men ziet de begerige deelnemers voor zich, luistert naar het wikken en wegen van kenmerken, het gerinkel van termen, men voelt mee met het bedenkelijke gezicht bij de ene definitie, het glunderend opkijken bij de andere... Wie hakt de knoop door?
In elk geval ondergaat de hoofdfiguur van Powers' roman - ik blijf het boek nu maar onder voorzichtig voorbehoud zo noemen -, pater Urban, van de weinig welvarende Orde van St. Clement, een duidelijke ontwikkeling en draagt het boek verder de kenmerken van de twee bundels verhalen, Prince of Darkness en The Presence of Grace, die Powers voor Morte d'Urban had gepubliceerd en die hem een zekere reputatie hadden gebracht. Enkele episodes uit het boek waren eerder als afzonderlijk verhaal in tijdschriften opgenomen. Een pijnlijke precisie van uitdrukking, aandacht
| |
| |
voor het kleinste detail, zuinigheid met woorden, - dit zijn de middelen waarmee de langzaam schrijvende Powers zijn satirische kijk op de mensen, op de priesters die in het boek een hoofdrol vervullen en de rijk geworden provinciaalse Amerikanen die pater Urban op zijn pad vindt, concrete vorm geeft.
Het verhaal begint wanneer pater Urban plotseling door zijn superieur uit Chicago wordt overgeplaatst naar het afgrijselijke Duesterhaus, in Minnesota. Pater Wilfrid voert het commando in een huis dat in staat van verval door een zekere mevrouw Thwaites aan de kerk is geschonken. Met hem en pater Jack, auteur van brochure ‘Danger Ahead’, bewerker van Morte d'Arthur als ‘Sir Launcelot and the Catholic Knights of the Round Table’ voor kinderen, waarop de titel een variatie is en waarin ironische parallellen met Morte d'Urban aanwezig zijn, moet pater Urban meewerken aan het uitzichtsloze geknoei tot verfraaiing van het toekomstig retraitehuis.
Pater Urban is intelligent, een vermaard spreker, een handig tacticus en een bekwaam psycholoog die elke situatie in zijn voordeel om weet te zetten. Hier in Duesterhaus blijven zijn gaven ongebruikt en leert hij de vernedering kennen te moeten samenwerken met een kortzichtige domoor (Wilfrid) en een simpele ziel (Jack). Dit thema keert bij Powers steeds terug: het individu dat gevangen is in een situatie die het hem onmogelijk maakt om zijn krachten te ontwikkelen. Het is een situatie die aan Joyce doet denken, zoals ook de stijl, of, liever gezegd, Powers' houding tegenover stijl, aan Joyce herinnert. Dat gevangen-zijn gaat
| |
| |
onvermijdelijk samen met een verspilling van talent.
Allerlei factoren kunnen een rol hebben gespeeld bij de overplaatsing van pater Urban, jaloezie misschien, incompetentie - pater Urban maakt geen geheim van wat hij vindt van de doeltreffendheid van de organisatie van zijn kerk, die heet te zijn ‘second only to Standard Oil’ - of de overtuiging bij zijn superieur dat een geestelijke zich op deze aarde niet al te gelukkig mag voelen, maar de Hogere Wijsheid laat zich niet door kritiek aantasten, en er blijft pater Urban niets dan te berusten.
Berusten in een hel van verveling. Er volgt dan een uitvoerige beschrijving van het werk aan het huis, waarbij het kleinzielige karakter van pater Wilfrid en de kinderlijke aard van pater Jack prachtig tot uitdrukking komen. De avonden zijn lang in het slecht verwarmde, kolossale, verlaten huis en hebben een geheel eigen meligheid. Het is niet gemakkelijk om een indruk te geven van de wijze waarop Powers de lezer aan deze verveling blootstelt zonder een ogenblik vervelend te worden.
Het effect is te danken aan twee factoren: de minitieuze aandacht die door de schrijver besteed wordt aan futiele handelingen en voorvallen, en de opeenhoping van zulke voorvallen. Het werkt op de lachspieren, maar er is ook onmiskenbaar een sterk melancholieke ondertoon aanwezig. Een voorbeeld wil ik geven. Pater Jack en pater Urban zijn, als gewoonhjk, aan het dammen. Pater Wilfrid heeft zich op een van de talloze schommelstoelen waaronder het huis zucht achter zijn krant verborgen. Pater Urban, die onveranderlijk verliest, laat zich iets over schaken ontvallen
| |
| |
‘Chess is a very ancient game,’ Wilf informed them from his rocker.
Father Urban glanced over in Wilf's direction and sniffed. The pity was that a remark like that was actually meant to be instructive. It showed what Wilf thought of them.
‘I've never played it either,’ Jack said to Father Urban. ‘But I'm surprised you haven't.’
‘No, I never have - and I don't intend to,’ said Father Urban, just in case.
‘Well, we don't have a board,’ Jack said, as if to reassure him. Jack seemed to know that he was regarded as a nuisance when it came to checkers, and obviously didn't wish to be, but he couldn't help it. He loved the game.
From the other side of the newspaper, Wilf said, ‘Your board's the same, but your counters are different.’
‘Is that so?’ said Father Urban.
‘Altogether different. It's a different game.’
En dan is pater Wilfrids ernst nog heilig vergeleken bij zijn humor.
Een enkele maal krijgt pater Urban gelegenheid om zich aan het gezelschap van Wilfrid en Jack te onttrekken. Hij treedt ergens als vervanger op en deze passages hebben de functie Urbans kwaliteiten als geestelijke aan te tonen. Zodra pater Urban in een parochie kan werken leeft hij op en de mensen, katholiek en niet katholiek, mogen hem. Na verloop van tijd ziet hij ook kans om in Duesterhaus verbeteringen aan te brengen van heel andere orde dan die van Wilfrid. Voortdurend worden een ruime visie en bekrompenheid tegenover elkaar gesteld: pater Urban tegenover pater
| |
| |
Wilfrid die denkt in termen van nieuw behang en opnieuw geverfde muren.
Van de karakters waar pater Urban voortdurend mee te maken heeft is Billy Cosgrove de belangrijkste, een schatrijke, vulgaire parvenu, die uit een vage onzekerheid, of een vaag schuldgevoel, enorme cadeaus aan de paters, en sommen geld aan de kerk geeft. De verhouding tussen pater Urban en Billy is labiel. Urban houdt Billy te vriend en aanvaardt zijn gaven en sust zijn geweten met de vergoelijking dat Billy in de grond niet kwaad is. Het kenmerkt pater Urbans relaties tot niet-geestelijken: zij zijn opportunistisch en onpersoonlijk.
Zijn zakelijke mentaliteit brengt hem er ook toe om een bezoek af te leggen bij de familie Zimmerman - Zims bier - en dit bezoek geeft Powers weer alle gelegenheid om de vernederingen die pater Urban zich moet laten welgevallen te combineren met een venijnige spot. Er ontstaat een gesprek over de diepere betekenis van de gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester. Een moeilijke tekst, geeft pater Urban toe. De mensen, Zimmermannen en visite, doen hartstochtelijke pogingen om zich de situatie zakelijk en concreet voor te stellen. ‘Say you're a rich man,’ zegt iemand, ‘and I'm just somebody that works for you at the lumberyard, but I'm in your bookkeeping department, and I go around to various people that owe you and your firm money and I discount this bill so much and that one so much - I don't get it.’ Iemand anders zegt ten behoeve van pater Urban:
| |
| |
‘Father Tom just skips it. “Every year,” he says, “I come to it and I just skip it. It does more harm than good,” he says. “So I just skip it.”
‘Who's Father Tom?’ said Father Urban.
‘I think I've met him,’ said Mr. Studley, from his prone position.
‘Our pastor. He just skips it,’ said Mr. Shortcake.
‘What about the other fella that's going along with the other fella?’ said Mr. Zimmerman. ‘He's just as bad as the other fella.’
Tot ver in het boek heeft de lezer de indruk dat Powers achter pater Urban staat, ondanks diens menselijke gebreken. Maar tegen het eind van de roman vindt er een soort inventaris-opruiming plaats. Billy's ware aard wordt in een gruwelijke scène onthuld: hij is, in de grond, een zeer kwaadaardig man. Van de priesters is alleen pater Urban min of meer overgebleven; de anderen zijn als het ware verpulverd onder de spot van de scherp observerende Urban. Dan komt deze zelf aan de beurt. Powers laat het vernietigend oordeel over hem vellen door een vrouw, een van de vrouwen die zich het lot van de knappe Urban meer heeft aangetrokken dan hem lief is. Hij stoot Sally, de getrouwde dochter van Mrs. Thwaites, van zich af en in haar woede over de vernedering noemt ze hem ‘a trained operator’ en zegt ze: ‘and I don't think you have a friend in the world.’ En pater Urban kan er niet een noemen.
Powers ironie is charmant en mild genoemd. Ik begrijp het niet. Powers uit zijn kritiek op een gedempte
| |
| |
toon, maar hij laat niets overeind staan. Pater Urban wordt ten slotte met een ontmoedigd gebaar aan zijn lot overgelaten. Het begint met een partij golf. Powers gebruikt het spel meer dan eens als symbool van machtsstrijd en er wordt op gezinspeeld in het wapenschild op het titelblad met de spreuk: Be a winner. De Bisschop, ‘a poor sport as well as a lousy golfer,’ brengt zijn golfmentor pater Feld mee naar het nieuwe golfterrein van het retraitehuis om hem revanche te laten nemen op pater Urban, die de Bisschop eens moeiteloos verslagen heeft. Pater Urban probeert uit het verloop van de partij de toekomst af te lezen. Hij blijft aan de winnende hand, totdat hij door een verdwaalde bal van de Bisschop buiten gevecht wordt gesteld, met 'n harde, pijnlijke ironie, want het ongeluk ondermijnt zijnkrachten en wanneer zijn krachten gebroken zijn volgt zijn benoeming tot provinciaal. We zien het oude patroon: de beste dagen van pater Urban zijn voorbij, hij doetniets en maakt fouten die niemand van hem verwacht had.
Pater Urban is een gedenkwaardig karakter te midden van gedenkwaardige karakters. Powers' priesters zijn zeer menselijk, maar zij hebben niets van de leutige goedzakken, van Don Camillo en wat er verder in het genre te koop is. Voor dit peil is Powers te subtiel, te intelligent, te ernstig ook, want het is een boek met een morele ruggegraat. Hoewel Powers onafgebroken spot schijnt hij een devoot katholiek te zijn. Dit blijft onuitgesproken, als in het werk van Muriel Spark, maar het is gemakkelijk te begrijpen dat iemand die met zoveel kritiek voor de dag durft te komen en niettemin katholiek blijft devoot moet zijn. En de sa- | |
| |
tire geldt altijd het individu, nooit de religie. Men kan zich de priesters dan ook gemakkelijk, in aangepaste kledij, in elke maatschappelijke structuur voorstellen, waar een machtsstrijd de menselijke kleinzieligheid ongestoord doet opbloeien.
Elke kwaliteit brengt zijn eigen gebreken mee, en soms is Powers' techniek te spitsvondig, zoals in hoofdstuk 3 en 15, waar hij een vergadering weergeeft in de vorm van notulen, een truc waarmee behalve een variatie in het typografisch beeld niet veel wordt gewonnen.
En Powers is geen schrijver voor dramatische gebeurtenissen, zij passen niet bij zijn kijk op het leven, waarin de mensen kleine wezens zijn. De enkele keer dat hij zich waagt aan dramatiek glijdt hij uit, zoals in de scène met Sally Thwaites, nadat ze Urban voor ‘operator’ heeft uitgemaakt. Samen zijn ze naar het eilandje gevaren dat aan Sally's moeder hoort. In het huis praten ze, drinken ze. Sally draait platen en Urban heeft een mistige, zeer wereldse, materialistische dagdroom... een droom van succes, Amerikaans succes, het goede leven. Later op de avond stelt Sally plotseling voor om in het meer te gaan zwemmen. Urban is op zijn hoede, probeert haar te kalmeren. Sally houdt aan, en als hij blijft weigeren kleedt ze zich voor zijn ogen uit. ‘Try and stop me.’ Ze vaart alleen terug naar de wal en Urban is gedwongen om te zwemmen. Het is een van de minst geslaagde scènes uit de roman. De gebeurtenissen zijn niet ongeloofwaardig, maar Powers' stijl is te geremd, te timide om het voorval tot leven te brengen.
| |
| |
Powers' verhalen vallen uiteen in twee categorieën: verhalen over priesters en verhalen over niet-priesters, zoals boksers, jazz musici, huisvrouwen, slechte mannen. Zolang Powers de zwakheden van priesters aan de kaak stelt en ze tekent met hun kleine en grote ergernissen is hij geestig met eenzelfde ondertoon van triestheid als in Morte d'Urban. In sommige opzichten zijn deze verhalen duidelijke voorlopers van Morte d'Urban; er is zelfs een verhaal over de Orde van St. Clement en we zien enkele karakters optreden die ook in de roman een woordje meespreken. In de verhalen die niet over geestelijken handelen komen de mensen minder tot leven en is de satire minder scherp. Powers heeft hier ook de neiging tot een vrij gênante sentimentaliteit en soms is het verhaal te gemakkelijk als een bewerkte anekdote herkenbaar.
Wanneer Powers over priesters schrijft gebeurt er iets met hem. Het is alsof hij mensen alleen als priesters kan zien, en priesters alleen als mensen. Want zodra zijn figuren zich kleden in hun onwereldse dracht komen hun menselijke eigenschappen sterker aan het licht en dan wordt het lezen van Powers' proza een bijzondere belevenis.
|
|