[Deel I]
Woord vooraf
Zijn er ooit mensen geweest die niet in hun ouderdom het bewustzijn hadden, in een bewogen tijd te hebben geleefd? Of waren dat paradoxalerwijs de mensen die onbewust geleefd hadden? In ieder geval ben ik ervan overtuigd dat, als het volgende van enig belang is, dat voortkomt uit de verwondering, in mij gewekt door wat zich in de afgelopen vijfenzeventig jaar voltrokken heeft in de wereld om mij heen, een verwondering die zich spiegelt in dit - vertekend - beeld. Op één punt ben ik me die vertekening volkomen bewust: de rol die mijn kinderen in mijn leven gespeeld hebben is oneindig veel groter dan men uit deze herinneringen zou opmaken. Maar hun leven is hun leven, en juist omdat ik me verantwoordelijk voel voor de nauwe relatie die tussen ons bestaat, zou ik er een soort misbruik van vertrouwen in zien, wanneer ik hen meer in mijn levensverhaal betrok dan onvermijdelijk is.
Tegenover allen die ik niet met deze reserve behandeld heb, kan ik alleen maar mijn oprechte verontschuldiging aanbieden voor wat ook zij als vertekening van het beeld zullen kunnen aanwijzen.
Laren, juli 1970
a.r.-v.