Polemologie. Een inleiding tot de wetenschap van oorlog en vrede
(1973)–B.V.A. Röling– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 84]
| |||||||||||||
7 VredeTegenover de oorlog staat de vrede. Men zag daar vroeger een absolute tegenstelling in. Hugo de Groot leerde, in navolging van Cicero, ‘inter bellum et pacem nihil medium’. In de praktijk werd die opvatting niet altijd gevolgd. Zo ontstond in de 18e eeuw tussen het Habsburgse en het Ottomaanse Rijk de gewoonterechtelijke regel, dat grensgeschillen waarbij minder dan 3000 man betrokken waren en geen artillerie werd gebruikt, niet beschouwd werden als verstoring van de vrede. In onze tijd lijkt het wel alsof de overgang tussen oorlog en vrede een vloeiende geworden is. In Franrijk werd in verband daarmede de theorie van de ‘stratégie totale’ ontwikkeld, die directe (militaire) en indirecte strategie (economisch, ideologisch, cultureel) omvatGa naar voetnoot1. Genoemd werd al de theorie van de geleidelijke overgang van kwaad tot erger, de 44 trappen van verheviging, ‘escalation’, door Herman Kahn uitgestippeldGa naar voetnoot2. Het is duidelijk dat in een periode van Koude Oorlog situaties denkbaar zijn, waar twee landen, zoals b.v. Amerika en de Sovjetunie wapens zenden naar elkaar bestrijdende groepen in een derde land, zodat ergens in de wereld Amerikaanse tegenover Russische wapens gebruikt worden. In Vietnam vochten Amerikaanse soldaten tegen met Russische en Chinese wapens uitgeruste Vietnamezen. Toch was er geen oorlog tussen de Verenigde Staten en de Sovjetunie. | |||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||
Tussen hen was er vrede, wat de Vietnamezen daar ook van mochten denkenGa naar voetnoot3. Het is nodig een paar onderscheidingen te maken in het begrip vrede. De eenvoudigste formule is een negatieve. Vrede is geen-oorlog, het niet tegen elkaar militair geweld gebruiken, de negatieve vrede, dat is de toestand dat er niet tussen staten wordt gevochten. Daartegenover staat het begrip positieve vrede, dat is het leven in een gezamenlijk aanvaarde harmonische orde, in een gemeenschappelijke orde van gerechtigheid. Het gaat allereerst om de negatieve, de schrale vrede, nu het door de technische ontwikkeling van de wapens noodzakelijk is geworden om de oorlog te vermijden. Maar het is duidelijk dat een negatieve vrede moeilijk in stand gehouden kan worden. Oorlog is de primitieve wijze van het oplossen van geschillen. Als die methode van oplossing wordt uitgebannen, blijft de vraag wat er dan met de geschillen zal gebeuren. Daarmede verdwijnen immers de geschillen niet. Het zal nodig zijn om de oorzaak van hevige geschillen weg te nemen - oorzaak die kan liggen op het gebied van de wapens, van de armoede, van het nationalisme, van de discriminatie - anders zal men noodzakelijkerwijs falen in zijn streven om de oorlog uit te bannen. Maar als men komt tot een regeling betreffende de genoemde terreinen, dan zijn we al geraakt binnen het begrip van de positieve vrede, de gemeenschappelijkheid van een rechtsorde. De moeilijkheid met de positieve vrede is, dat daarvoor een gemeenschappelijke opvatting, een eenheid van rechtsovertuiging, nodig is. En die gemeenschappelijkheid bestaat niet. We leven in een verdeelde wereld. De westerse landen hebben een andere opvatting over de gewenste opbouw van hun | |||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||
maatschappij dan de communistische staten, die de rechtvaardigheid pas in een communistisch stelsel bereikt achten. Dat is de tegenstelling tussen Oost en West. Maar ook de rijke landen denken anders over de gerechtigheid dan de arme. De rijke landen betreuren wel de bestaande tegenstelling tussen rijk en arm, ze vinden dat wel erg, maar niet zó erg dat ze er veel voor over hebben om er een einde aan te maken. De arme landen vinden die groeiende afstand tussen arm en rijk een schreeuwende en onduldbare onrechtvaardigheid. Zij vinden dat de rijke landen de plicht hebben daaraan een einde te maken, daarvoor werkelijke offers moeten brengen, en niet mogen volstaan de mate van de ontwikkelingshulp te laten afhangen van wat er over is nadat aan alle eigen behoeften (aan wapens, aan consumptie, aan eigen investering, aan eigen economische groei) is voldaan. Dat is de tegenstelling Noord-Zuid. Er zijn er meer. Er zijn landen, als Portugal, die nog steeds de koloniale verhouding als een correcte beschouwen. Er zijn gebieden waar de rasdiscriminatie als vanzelfsprekend wordt beschouwd (Zuid-Afrika, Rhodesië, het zuidelijk deel van de VS). Er zijn grote verschillen in opvatting over de bewapening. Sommige landen achten zich gerechtigd méér wapens te hebben dan enig ander land, anderen achten gezamenlijke ontwapening rechtsplicht. Er zijn vele verschillen in rechtsopvatting. Vandaar de moeilijkheid met het begrip positieve vrede, de vrede in een gezamenlijk aanvaarde rechtsorde. Vandaar ook de moeilijkheid met de stelling ‘vrede door recht’, ‘world peace through world law’. Over welk recht spreekt men dan? Er is het beroemde boek van de Amerikanen Clark en Sohn: ‘Wereldvrede door wereldrecht’Ga naar voetnoot4. Daarin is uiterst vernuftig een wereldrecht geformuleerd, dat in de wereld de vrede zou kunnen garanderen. Maar houdt het genoeg rekening met de | |||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||
belangen van anderen, met name met de belangen en opvattingen in de ontwikkelingslanden? Het gevaar bestaat dat degenen die wélvaren in een bestaand stelsel dat stelsel graag willen handhaven, zo niet opdringen aan de rest van de wereld. Maar degenen die in een bestaand stelsel er slecht aan toe zijn, willen verandering. Een wereldrecht dat zou uitgaan van de bestaande toestand en die toestand zou willen bestendigen, dus de status quo zou willen handhaven, is dáárom alreeds gedoemd te falen. In het algemeen zou men kunnen zeggen: elk wereldrecht dat een positieve vrede zou beogen, zou ingebouwde voorzieningen moeten hebben voor vreedzame verandering. President Kennedy heeft deze gedachte uitgedrukt door de woorden ‘peace is a process’, vrede is een proces, is een ontwikkeling en niet een stilstand. Daarmede komen we tot een tweede onderscheiding in het vredesbegrip, de statische vrede en de dynamische vrede. De statische vrede is een vredesregeling die de bestaande toestand vastnagelt, is een regeling die bevriezing van het bestaande tot stand brengt, terwijl elke verandering-door-geweld wordt uitgesloten. De dynamische vrede ziet de wereldverhoudingen als een proces, als een voortdurende, zij het vreedzame, verandering. Dit vredesbegrip is het enige dat de werkelijkheid recht doet. Waar leven is, daar is verandering. Willen we de vrede bereiken dan kan dat slechts in een wereld waarin plaats is voor verandering, en waarin verzekerd is dat deze verandering op vreedzame wijze haar beslag zal krijgen. Samenhangend hiermede bestaat een derde onderscheiding: de dissociatieve en de associatieve vredeGa naar voetnoot5. Het gaat hier meer om een methode om vrede te bereiken: door dissociatie, scherpe door macht gemarkeerde grenzen, geen contact, geen interventie (zo wordt de negatieve vrede tussen de blokken bereikt in Europa), of door associatie, veel contact, ‘criss-cross’ verbindingen, verweving van belangen, leidend tot de positieve vrede. Dissociatie bevordert de status quo, associatie laat de mogelijkheid open van vreedzame verandering. | |||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||
Het is begrijpelijk, dat in onze wereld van groeiende feitelijke interdependentie de dissociatieve vrede slechts de functie kan hebben tijd te scheppen voor positiever relatie.
Men kan zich de mogelijke structuur van zo'n wereld zeer verschillend denken. Als vredesmodellen staan tegenover elkaar de wereldstaat en de statenwereld. In de wereldstaat heerst één centrale macht in de wereld. Zo'n macht zou door dwang kunnen worden gevestigd. Zoals men vroeger de ‘pax romana’ had, zo zou men nu kunnen denken aan een ‘pax americana’ of een ‘pax sovietica’. Het is de vraag of de Verenigde Staten of de Sovjetunie daar voldoende mensen voor zouden kunnen opbrengen. Voor dit model maakt eigenlijk alleen òf de blanke wereld als geheel een kans (maar onderling is zij daarvoor te zeer verdeeld), òf in een verre toekomst China. De gedachte van zo'n door macht gevestigde wereldstaat is op dit ogenblik volstrekt onaanvaardbaar, daar de opvattingen te veel verschillen en dus zo'n centrale macht een harde dictatuur zou betekenen na gewelddadige onderwerping. Niet onmogelijk is de geleidelijke ontwikkeling tot een centraal gezag, vrijwillig beoogd en stap voor stap verwerkelijkt in een wereldorganisatie, die op vitale gebieden (van wapens, economie, mensenrechten, milieu) over wetgevende, rechtsprekende en uitvoerende macht zou gaan beschikken. Men zou dan ook kunnen spreken van een federale wereldstaat, waar nationale staten op velerlei gebied de vrijheid zouden hebben van eigen regeling (beperkte soevereiniteit), maar waar de wereldorganisatie bevoegd zou zijn op te treden - en daartoe de macht zou hebben - overal waar het belang van de wereldvrede dat zou eisen. Voorlopig is de wereldstaat of wereldfederalisme niet te verwerkelijken. We leven in een wereld van soevereine staten, die niet van zin zijn veel van die onafhankelijkheid prijs te geven. Voorlopig moeten we dan ook zoeken naar vredesregelingen geschikt voor een statenwereld. Die regelingen zullen wel steeds een beperking van de nationale soevereiniteit, b.v. de beperking van de bewapeningsvrijheid, betreffen. Enkele conclusies:
| |||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||
Aan de geschiedenis van de Verenigde Naties (VN) kan getoond worden hoe het streven naar de negatieve vrede noodzakelijk het streven naar de geleidelijke verwerkelijking van een positieve en dynamische vrede meebrengt. Op 26 juni 1945 werd te San Francisco het Handvest ondertekend van de Organisatie der Verenigde Naties, de vredesorganisatie die bedoelde ‘komende geslachten te beveiligen tegen de oorlogsgesel’. Die datum is van belang. Duitsland had gecapituleerd, maar Japan nog niet. Het waren strijdmakkers die te zamen kwamen om de toekomstige wereldorde te bepalen. De regeling daarvan wilde men gedurende de oorlog in kannen en kruiken hebben, omdat men vreesde dat na de oorlog de overwinnaars minder gemakkelijk tot overeenstemming zouden kunnen komen. De ondertekening van het Handvest had plaats vóór de atoombommen vielen op Hiroshima en Nagasaki (6 en 9 augustus). De gedelegeerden die het Handvest opstelden wisten nog niet van de atoombom. Het Handvest is van het pre-atoomtijdperk. | |||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||
Doel van de VN is de vrede, de voorkoming van de oorlog, dat is de negatieve vrede, géén oorlog. De grote oorzaken van spanningen, die tot oorlog zouden kunnen leiden, werden min of meer buiten beschouwing gelaten. Het Handvest gaat uit van het koloniale stelsel en streeft niet naar afschaffing van dat stelsel, maar naar een behoorlijk koloniaal beleid (art. 73 en 74). Het maakt geen melding van de wereldarmoede, van de onduldbare tegenstelling tussen de rijke en de arme volken, al wil men streven naar een algemene verhoging van de levensstandaard (art. 55). Het Handvest spreekt nauwelijks van ontwapening (art. 11, 26, 47): het gaat om regulering van de wapens met het doel de economische kosten te verminderen, en mogelijke ontwapening waarover geadviseerd zal worden aan de ledenGa naar voetnoot6. Als men de genoemde onderwerpen zou hebben willen regelen zou men zeker op ernstig meningsverschil gestuit zijn. Er was slechts één duidelijke gemeenschappelijkheid: de noodzaak van de vrede. Vandaar dat de leden van de VN zichzelf de naam gaven van ‘vredelievende naties’ (art. 4). Hoofddoel was de vrede. Als middelen om dat doel te bereiken koos men het oorlogsverbod en de gemeenschappelijke handhaving daarvan door gezamenlijk optreden bij geschillen (van gemeenschappelijk bemiddelende activiteit tot gezamenlijke militaire actie).
Het oorlogsverbodGa naar voetnoot7 (art. 2 lid 4 van het Handvest) verbiedt het ten oorlog gaan of met oorlog (militair geweld) te dreigen. Het gaat om de wat ruimere formulering van het verbod in het Verdrag van Parijs (Kellog-Briand Pact 1928) van de oorlog als een middel van nationale politiek. Het is duidelijk, dat een oorlogsverbod (geweldverbod) ontoereikend is. Zo'n oorlogsverbod betreft alleen de oorlog in | |||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||
de zin van von Clausewitz: de oorlog als voortzetting van de politiek met andere middelen. Maar er zijn ook de onbedoelde, ongewilde oorlogen, ontstaan als verkeersongelukken in een gevaarlijk internationaal verkeer, door vergissing, misrekening, escalatie. Er zijn, juist in onze tijd in verband met de moderne wapens, gemakkelijk oorlogen mogelijk, ontstaan uit een proces van actie en reactie, zonder dat iemand zou kunnen worden beschuldigd van welbewuste overtreding van art. 2 lid 4 van het Handvest. Wil men ook deze oorlogen door een juridische regeling treffen, dan moet men niet alleen de bedoelde oorlog verbieden maar ook het gevaarlijk internationaal verkeer. Dat zou betekenen een diep ingrijpen in de nationale bewapeningsvrijheid, en een diep ingrijpen in de bestaande internationale economische orde ter oplossing van het armoedeprobleem, een diep ingrijpen in nationale rechtsstelsels ten bate van de mensenrechten. Maar als men dit zou willen regelen, dan betreedt men het terrein van de positieve vrede. De gezamenlijke oplossing van geschillen, van vreedzame regeling tot collectief-gewelddadige, leidde ook tot grote moeilijkheden. Hier was alleen enig succes te verwachten bij overeenstemmende opvattingen van de grote mogendheden. Vandaar de bepaling, dat de vijf permanente leden van de Veiligheidsraad het vetorecht zouden hebbenGa naar voetnoot8, hetgeen vooral van belang werd geacht met het oog op het gezamenlijk militair optreden. De collectieve veiligheid, als bedoeld in het Handvest, beoogt te werken door de dreiging ermede. Een grote mogendheid zou voor die dreiging niet uit de weg gaan. Actie tegen een werkelijk grote mogendheid, zoals de Verenigde Staten of de Sovjetunie, zou de Derde Wereldoorlog betekenen. Dat Engeland en Frankrijk in 1945 nog erkend werden als grote mogendheden, was wellicht vooral bepaald door traditionele overwegingen. De opneming van China was wijze Amerikaanse politiek van Roosevelt. Sindsdien heeft zich een nieuwe omstandigheid voorgedaan die de ge- | |||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||
dane keuze rechtvaardigt: de permanente leden van de Veiligheidsraad zijn tevens de vijf atoommachten. Het vetorecht van de permanente leden dient allereerst te voorkomen, dat de grote mogendheden via VN-actie slaags zouden raken. Het was ook een geruststelling van de kleinere mogendheden. Zij zouden immers nooit, via de regeling van de collectieve veiligheid, betrokken kunnen raken in een geschil tussen grootmachten. Het vetorecht vindt zijn grondslag in de feitelijke macht, en is daar uitdrukking van. Op het hoogtepunt van de Koude Oorlog heeft de Algemene Vergadering zich het recht aangematigd om op te treden tot handhaving van de vrede als de Veiligheidsraad door het veto zou zijn geparalyseerd. Bij de resolutie ‘Uniting for Peace’ (van 3 nov. 1950, V 377 A) werd bepaald, dat in geval van veto de Algemene Vergadering bij tweederde meerderheid het gebruik van collectief geweld zou kunnen aanbevelen, waardoor dit geweldgebruik zou zijn toegelaten ondanks het geweldverbod van art. 2 lid 4. De resolutie was duidelijk gericht tegen de Sovjetunie, die dan ook geen plaats kreeg in de erbij behorende ‘commissie voor de collectieve maatregelen’. Het ging om het bundelen van de krachten van één groep uit de Verenigde Naties tegen een andere groep uit de VN. Vandaar dat de Sovjetunie, niet geheel ten onrechte, de resolutie noemde ‘Disuniting for War’. De ervaring in de Hongaarse crisis toonde dat ondanks het ontbreken van een vetorecht gewapende actie tegen de Sovjetunie geen doorgang vond. Het zou immers de Derde Wereldoorlog hebben meegebracht. De bemoeiing van de Algemene Vergadering eindigde met het benoemen van een commissie van onderzoek, die zelfs niet in Hongarije werd toegelaten. Het vetorecht bleek, wat het altijd reeds geweest was voor de grote mogendheden, niet een juridische constructie maar een voorrecht van macht. Hier blijkt ook duidelijk de kwalijke kant van een verdere verspreiding van de kernwapens: de kernmogendheid die beschikken kan over een onaantastbare nucleaire macht, ‘stable deterrence’) wordt daardoor min of meer tot grote mogendheid. Tegen de bedreiging met collectieve actie kan zij een eigen bedreiging stellen, die collectieve actie hoogst onwaar- | |||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||
schijnlijk maaktGa naar voetnoot9. Nucleaire wapens werken als de gelijkmaker, de ‘equalizer’. De wereldorganisatie wordt onhandelbaar als verspreiding van kernwapens niet kan worden voorkomen. Maar proliferatie van kernwapens kan slechts worden tegengegaan als wapenbeheersing, wapenbevriezing, wapenvermindering en ontwapening geleidelijk worden verwerkelijkt. Ontwapening is een wezenlijke voorwaarde voor een wereldvredesorganisatie. Maar als zij dit probleem aanpakt - en de VN heeft dit sinds jaar en dag op haar program - dan is het gebied van de negatieve vrede verlaten. Een wereldorganisatie die streeft naar negatieve vrede wordt gedwongen de activiteit uit te breiden tot allerlei gebieden betreffende de positieve vrede, waar regeling, gemeenschappelijk aanvaarde regeling, moet komen als men de vrede wil handhaven: problemen van dekolonisatie, van wereldarmoede, van mensenrechten, van milieu, van bewapening, van vreedzame verandering, van nationale soevereiniteit. Zoals gezegd, de meeste van die probleemgebieden werden wel in het Handvest vermeld, en organen (zoals de Algemene Vergadering, de ECOSOC, de Trustschapsraad e.d.) werden geschapen om zich met die problemen bezig te houden, en daarover aanbevelingen te doen. Maar collectieve dwang om regeling van die problemen te verwerkelijken werd niet beoogd. De enige collectieve dwang voorzien in het Handvest, was de mogelijke collectieve actie indien een staat zich zou opmaken het geweldverbod te overtreden. In zo'n geval, bij een ‘bedreiging van de internationale vrede en veiligheid’ (en natuurlijk als een inbreuk op de vrede of een daad van agressie zou hebben plaatsgehad), zou onder leiding van de Veiligheidsraad collectieve dwangactie, actie ten bate van collectieve veiligheid, kunnen plaatshebben, inclusief het gezamenlijk gebruik van geweld. Het ging in deze gevallen om | |||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||
een optreden tegen een staat, die met gewelddadige middelen een verandering wilde brengen in de status quo. Intussen is via de andere organen van de VN geleidelijk heel wat nieuw recht tot stand gebracht, via aanbevelingen van de Algemene Vergadering (soms in de plechtige vorm van ‘Declaraties’), gevolgd door regelmatige, en nauwelijks of niet betwiste statenpraktijk (gewoonte), of door multilaterale verdragen (al dan niet door een meerderheid der staten geratificeerd). Nieuw volkenrecht werd daarmede geïntroduceerd, volkenrecht op uiterst gevoelige gebieden, zoals van de mensenrechten. Massale schending van dit nieuwe recht werd soms gebrandmerkt als een ‘internationaal misdrijf’, zoals de apartheid. Ten slotte stelde de Algemene Vergadering met het oog op ‘apartheid’ en koloniale overheersing vast, dat de lijdende en onderdrukte bevolking daartegen in opstand zou komen (en ook mocht komen), en dat buurlanden de rebellen zouden hulp verlenen (en dat ook mochten doen). Vandaar de conclusie van de Algemene Vergadering die in enkele gevallen door de Veiligheidsraad werd gevolgd: dat de voortzetting van zo'n massaal onrecht een bedreiging van de internationale vrede en veiligheid vormde. Daarmede werd de mogelijkheid geschapen van collectieve dwangactie - als het handelsembargo tegen Zuid-Rhodesië -, niet omdat die staat zich opmaakte om met geweld verandering te brengen in de status quo, maar omdat die staat weigerde in een onduldbaar geworden status quo verandering te brengen. Hier werd de weg geopend van VN collectieve actie, inclusief gewelddadige actie, om een einde te maken aan structureel geweld, dat is onduldbare ongerechtigheid. Het was de VN duidelijk geworden, dat de negatieve vrede niet kon worden gehandhaafd zonder verwerkelijking van een minimum aan positieve vrede, zonder de opheffing van massaal ondragelijk onrechtGa naar voetnoot10. |
|