Wordingen. Een cyclus van liefde en vertrouwen(1949)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 53] [p. 53] IV Uit: Tao Tê Ching Wanneer Tao kan worden afgebeeld in woorden, is zij de eeuwige Tao niet. In géén naam uit-gesproken is haar bloem ooit ontloken, noch in iets wat men ziet. Naamdragend is zij moeder aller dingen maar namen-loos wat voorafging aan hemel en aarde altoos. Er is Iets, chaotisch en toch volmaakt dat bestond vóór Hemel en Aarde. O, hoe stil en vormeloos is dit Iets, alleenstaande zonder verand'ren, reikend overal heen zonder te worden geschaad. Wil ik trachten het te beschrijven, dan noem ik het groot. Groot zijnde, gaat het voorbij. Voorbijgaand, wijkt het naar verten. Naar verten geweken, keert het terug. Zoodra Tao orde schept, krijgt zij een naam; Wanneer zij een naam draagt, kunnen menschen daarin rusten. Wetend hoe in haar te rusten, zijn zij beveiligd tegen kwaad. Allen zullen bij hem neerstrijken, die de machtige vorm van Tao bezit. Zij zullen komen en geen schade lijden, maar stilte vinden, vrede en rust Vorige Volgende