Wordingen. Een cyclus van liefde en vertrouwen(1949)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] VI De zon doorschreed haar baan; de dag is bijna gedaan, haar netten werpt uit de nacht: de tocht is weldra volbracht. Ik spon en spon mij een kleed; dag aan dag spon ik daaraan, alle dagen van mijn bestaan; nu is het zoo goed als gereed. In het bonte kleed-van-mijn-leven werd elke gedachte verweven, elke ontroering opgolvend in mij, maakte 't iets meer donker of blij. Elke willing, die ik uitzond, elk woord, dat ontvloog mijn mond, en die ik beging, iedre daad, zij werden in 't kleed een draad. Vast, onherroepelijk staat het patroon van mijn leven geteekend, op het sluitfiguur na voltooid. Geen hand die het nog vermooit. - Hoe vaak heb ik mij misrekend of koos een verkeerde draad. - Het laatste, het sluitfiguur. Hand, kunt ge daarvan nog maken een beeld van verlossend ontslaken, een vrij en schoon avontuur? Hart, maak u bereid tot de laatste wake. Rakel op, hand, voor het laatst het vuur. Vorige Volgende