inlichting genoeg over wat het loon der vervaardigsters kan zijn; over het schadelijke van nachtarbeid spraken de doktoren zich al voor veertig en vijftig jaar uit, en duizende arbeiders werken er 's nachts niet minder om; de noodlottige werking van de arbeid in phosphor-, loodwit- en kwik- fabrieken is algemeen bekend, en toch maken deze fabrieken voortdurend nieuwe slachtoffers, en zoo gaat het voort. Niet het publiek, als konsument, heeft het in zijn macht het leven der arbeiders en arbeidsters te veraangenamen: op de kracht der publieke opinie vertrouwen, is doen, alsof men met lippen blazen een eik wil ontwortelen; het kwaad zit dieper, het is de wijze van voortbrenging zelve, nl. het toebehooren van de arbeidsmiddelen aan ééne klasse, waardoor over de arbeiders, mannen en vrouwen, al het leed en al de ellende, waaronder zij gebukt gaan, wordt gebracht. Daarom, dames der Tentoonstelling, is het u ernst met de bewering iets voor de arbeidende vrouwen te willen doen, helpt ons dan in onzen strijd tot verkrijging van een betere maatschappij, helpt ons allereerst in het verkrijgen van uitbreiding der arbeids-wet en van de 8-urige wettelijke arbeidsdag: dat zal meer doen tegen het zweetstelsel, dan een beroep op het publiek!
Maar zoo wij ook een oogenblik verwachtten, dat praktische bemoeiïngen de leden van het bestuur der Tentoonstelling zouden voeren tot helderder inzicht in de samenstelling der maatschappij, die verwachting werd niet verwezenlijkt. Wat moet er omgegaan zijn in de hoofden der Nederlandsche fabriek-arbeidsters, toen zij lazen dat boven de ingang der Industrie-zaal van de Tentoonstelling, de woorden geschreven zouden worden (als ware 't een verheerlijking van hun arbeid) ‘wie niet werkt, zal niet eten.’ Waarlijk, dit getuigt van een zoo grenzelooze verblindheid voor de feitelijke toestanden, dat het onbegonnen is hier eenig licht te willen ontsteken - een blindheid, een onnoozelheid, die regelrecht afstamt van de hypokriefe eerbied, waarmee de bourgeoisie gewoon is over ‘de heiligheid van den arbeid’ te spreken - nl. van den arbeid anderer. Ons geheel maatschappelijk systeem berust op onbetaalden arbeid - maar nergens komt dit zoo helder aan het licht, als juist in de industrie; dag aan dag vliegen de wielen, draaien de raderen der machines - dag aan dag bewaken, besturen, leiden en voeden hen de slaven van den arbeid, om de winst hunner meesters te vergrooten, en er is in waarheid maar een opschrift dat boven elke fabriek, elke industrie-zaal zou passen, en dat opschrift is: ‘wij hier werken dubbel, opdat anderen die niet werken, eten.’