De weg tot eenheid
(1928)–Henriette Roland Holst-van der Schalk–
[pagina 185]
| |
NaschriftSedert dit boekje voltooid werd, is de onbevredigende situatie waarin de socialistische beweging verkeert, opnieuw uit verschillende gebeurtenissen gebleken. Zoowel de Tweede als de Derde Internationale hebben op de kongressen, die zij in den loop van dezen zomer hielden, van hun felle vijandigheid tegen elkaar getuigd. Te Moskou heeft men tot den verscherpten strijd tegen de sociaaldemokratie besloten, terwijl men te Brussel aan het bolschewisme verweten heeft, de reaktie te versterken door de arbeidersklasse te verscheuren. Op het kongres van Moskou heeft het bolschewisme nogmaals verklaard een reeks nieuwe oorlogen onvermijdelijk te achten en de arbeidersklasse opgeroepen, zich gereed te maken voor de sociale revolutie die uit hen zal voortkomen. Op het kongres van Brussel heeft de sociaal-demokratie o.a. een resolutie over de koloniale politiek aangenomen, waaruit op verschillende plaatsen de invloed der burgerlijke ideologie en de illusies ten opzichte van den Volkenbond, duidelijk blijken. Ondanks de dogmatische inzetting der Derde Internationale, ondanks haar overtuiging, dat de oorlog ‘moet’ komen, zijn er ongetwijfeld duizenden kommunisten, die oprecht vredesgezind zijn en voor den vrede willen werken en strijden. Dat echter lijkt ons zeker, hij die de overtuiging heeft, dat die strijd thans ijdel is, dat de oorlogskatastrofe tòch komt, en dat pas daardoor en daarna de opbouw van een betere wereld mogelijk zal worden, die voelt zich niet, of zéér, zéér weinig, voor deze maatschappij verantwoordelijk. Deze overtuiging verhindert ook het opkomen van elk gezond verantwoordelijkheidsgevoel, elke waarachtige belangstelling in de werkelijkheid en elke normale aktiviteit, om te pogen invloed op | |
[pagina 186]
| |
den loop der zaken uit te oefenen. Het kommunistisch gezichtspunt op de ontwikkeling kan, zoo het konsekwent wordt toegepast, enkel desperado's kweeken of fraseurs, maar geen strijders. Daar, waar het kommunisme de arbeiders tot den strijd voor lotsverbetering oproept of in dien strijd poogt te betrekken, handelt het inkonsekwent. De Tweede Internationale geeft voor, den steeds dreigenden wereldoorlog ‘met alle middelen’ te willen verhinderen en met al haar kracht tegen militarisme en imperialisme te willen strijden. Maar het pantserkruiser-schandaal heeft opnieuw bewezen, hoe weinig op dien wil staat is te maken. Te nauwernood teruggekeerd van het Brusselsche kongres, demonstreerden de vier soc.-dem. ministers hun vredesliefde door vóór den aanbouw van den nieuwen pantserkruiser te stemmen. Wat bracht er hen toe, op zoo in't oogloopende wijze hun beginsel te verzaken? Wat anders dan de beduchtheid dat zij, door tegen te stemmen, misschien de koalitie-regeering, waarin zij de leiding heeten te hebben, in gevaar zouden brengen. De koalitie was voor hen van grooter belang dan het volgen eener principieel-socialistische politiek, de politiek die elken oorlog in het imperialistisch tijdperk, als zijnde in het belang der bezittende klassen, verwerpt en dus ook elke vermeerdering der bewapening poogt te verhinderen. Het pantserkruiser-schandaal heeft belangrijke gevolgen gehad van verschillenden aard. Ten eerste heeft het geleid tot een zóó sterke reaktie in de soc.-dem. partij, als nauwelijks iemand verwacht had. Voor de eerste maal hebben groote deelen van die partij hun afschuw van het militarisme en hun onwil, mede-verantwoordelijk te zijn voor nieuwe moordwerktuigen, op onmiskenbare wijze getoond. Er is geen twijfel aan, of in de diepte van de volksziel - en niet van het duitsche volk alléén - voltrekt zich een groote verandering; het nationalisme vermindert, het verlangen en de wil naar volkerenvrede en | |
[pagina 187]
| |
volkerengemeenschap groeien. Dat verlangen en die wil zouden tot groote dingen in staat stellen, zoo zij geleid werden door een algemeene, vaste en heldere gedachte ten aanzien der wijze waarop zij zich kunnen doorzetten en in de bedding van ééne fie organisatie geleid. De massa's zoeken, zij 't ook nog slechts half bewust, hun weg naar een socialisme, dat ‘reformistisch’ noch ‘revolutionair’ zal zijn in de beteekenis, die deze woorden voor ons hebben, maar dat, over beide strijdmethoden heenstappend, een strijdwijze zal weten te vinden die in overeenstemming is met de socialistische gedachte en de socialistische aspiraties, met de huidige maatschappelijke omstandigheden en met de machtspositie der arbeidersklasse in de huidige maatschappij. Maar de leiders ontbreken nog, die de strijdwijze van het ‘nieuwe socialisme’, - de strijdwijze geboren zoowel uit het innerlijk groei-en rijpingsproces der arbeidersklasse als uit de nooden en mogelijkheden van dezen tijd, in heldere formules weten samentevatten en den weg wijzen tot haar toepassing. Het pantserkruiser-schandaal is, dit behoeft wel niet aangetoond te worden, koren op den molen van het kommunisme. De K.P.D. heeft, om háár vertrouwbaarheid in den strijd tegen oorlog en militarisme te demonstreeren, het initiatief genomen tot een volksuitspraak over den bouw van den nieuwen kruiser. Zij heeft de sociaaldemokratie daarmee voor de onaangename keuze geplaatst, om hetzij de leiding der K.P. te volgen, hetzij zich tegen het houden van een volksuitspraak te verklaren en daarmee op één lijn te komen met militaristen en nationalisten. De partijraad, die tot dit laatste besloot, heeft daarmee bewezen dat de vijandigheid jegens het kommunisme voor hem zwaarder weegt, dan de strijd tegen de militaristisch-nationalistische groepen in Duitschland. Wat het kommunisme aangaat, zijn aktie tegen den bouw van | |
[pagina 188]
| |
den bewusten kruiser ontspruit minder uit afkeer tegen den oorlog dan uit haat tegen de S.D.P. en uit den wensch haar te benadeelen. Daarom is die aktie voor den groei der vredesgedachte en voor den wil tot den vrede zoo goed als waardeloos. Hoe kan waarachtige liefde voor den vrede onder de menschen bestaan bij een partij, wier leden niet schroomen medearbeiders, die met hen van meening verschillen over de wijze waarop het socialisme bereikt kan worden, met vuistslagen en zelfs met moordwapenen te lijf te gaan? In denzelfden tijd, dat de K.P.D. de volksuitspraak tegen den kruiserbouw op touw zette, vond te Hamburg een kommunistische overval plaats van leden eener soc.dem.-jeugdorganisatie, die aldaar een betooging hidden.... De lezer beschouwe dit alles als een illustratie van de voortdurende vertroebeling van den strijd en de verontreiniging der motieven waartoe de scheuring voert en die, al wordt zij den strijdenden slechts een enkele maal bewust, toch altijd als een pijnlijk komplex in hun onderbewustzijn aan wezig is.
Het jeugd-wereldkongres voor den vrede te Ommen heeft het bewijs geleverd, hoe de scheuring in het socialisme dit verhindert de leiding te nemen van de antioorlogsbeweging der internationale jeugd. Te Ommen bleek, welke sterke anti-oorlogsche stroomingen bestaan onder de burgerlijke jeugd, welk een sterke echo de socialistische idealen van volkerenverbroedering ook in haar gewekt hebben. Maar ook bleek, hoe vaag het pacifistisch streven der burgerlijke jeugd nog is, hoe gering haar begrip van de tot den oorlog drijvende krachten in het imperialisme. Ware de veete niet tusschen socialisten en kommunisten, dan zou hoogstwaarschijnlijk de geheele pacifistisch-gezinde jeugd zich in één Wereldbond voor den vrede vereenigen en de leiding van dien Bond zou op | |
[pagina 189]
| |
geheel natuurlijke wijze aan het socialisme toevallen. Wij vestigen vaak genoeg onze aandacht op het bedroevende feit, dat de burgerlijke ideologie in de socialistische arbeidersorganisaties is binnengedron gen. Maar wij vergeten dikwijls, dat ook het omgekeerde, gelukkig voor óns, is geschied. De socialistische gedachte werkt door, ook in burgerlijke en kleinburgerlijke kringen, vooral bij de jeugd. Maar wil die jeugd van haar onklaarheid en halfslachtigheid verlost worden, wil zij gaan begrijpen dat enkel het socialisme, daaronder te verstaan zoowel een ‘binnen’ als een ‘buiten’, zoowel de toeneming eener broederlijke gezindheid als de overwinning van uitbuiting en onderdrukking in het maatschappelijk leven, den vrede kan waarborgen, - dan moet de socialistische beweging één zijn, of althans op weg naar eenheid, één zooal niet van leer, van doctrine, dan toch van gezindheid en van wil.
De personen, stroomingen en groepen in de beweging die niet vinden, hetzij dat alles in haar volkomen in orde is, hetzij dat enkel hun partij, - of deze uit een millioen of wel uit honderd leden bestaat - volkomen gelijk heeft, zij dragen in onzen tijd een zware verantwoordelijkheid en eene die toeneemt, naar gelang de ellendige konsekwenties der scheuring, met heel de ontwrichting waartoe deze voert, zich duidelijker openbaren. Het feit, dat de schrijfster van deze studie zich door eenheid van opvatting en streven in sommige opzichten met de ‘radikale’ in andere met de ‘ethisch-religieuze’ stroomingen verbonden voelt, doet haar beseffen, de verantwoordelijkheid voor beide stroomingen mede te dragen Het is haar overtuiging, dat het voor de genezing der krisis heilzaam zou wezen, zoo beiden elkaar, wat geest en wil betreft, doordrongen. Het politieke radikalisme in zijn verschillende verschijningsvormen moet verdiept, verinnerlijkt en verzuiverd worden, het moet verlost worden van de heerschappij | |
[pagina 190]
| |
der frase en van zijn geloof in gewelddadigheid. Slechts zoo het dit wordt, zullen het besef van de onvoorwaardelijke tegenstelling tot het kapitalisme en de wil tot onvoorwaardelijken strijd er tegen, die in hem leven, krachten kunnen worden ter vernieuwing der socialistische beweging. Het ethisch religieuze socialisme moet zorgvuldig acht geven op zich zelf en zich ter dege wapenen tegen de verleiding van geestelijken hoogmoed. Het moet dit, juist omdat het zoo scherp mogelijk het tekort in de beweging moet aantoonen, den vinger leggen op de wonde, telkens opnieuw aan de feiten bewijzen, hoe het mechanistisch rationalisme, dat met het marxisme diep verworteld is, dit geneigd maakt te buigen voor kapitalistische afgoden, den dingen een kwantitatieven maatstaf aan te leggen en de essentieele menschelijke waarden te vergeten. Het ethisch religieuze socialisme zal de afgoden omver moeten werpen, waartoe de staat, de kerk, de kunst, de wetenschap, de beschaving geworden zijn. ‘In de plaats van den staats-afgod zal zijne waarheid den bevrijden arbeid en de op broederlijke gerechtigheid steunende gemeenschap van het volk en van de volkeren moeten oprichten. In de plaats van een ontaarde beschaving die zich kultuur noemt, richt zij een nieuw leven op uit God, dat tevens bevrijde natuur is; in de plaats van het beest richt zij den mensch op, van het zwaard het kruis, van den staatsburger het godskind, van de machine de ziel,... van den afgodendienst der techniek den eerbied voor het heiligdom van den mensch en de natuur,... in de plaats van het almachtig verlangen naar bezit de angst der ziel voor het bezit.’Ga naar voetnoot1) Erkennend, dat de huidige armoede der massa een belemmering is tot het heil en tot de bevrijding der zielekrachten, erkent zij tevens, dat rijkdom noch stoffelijken overvloed waarborgen zijn van een leven der gemeen- | |
[pagina 191]
| |
schap, uitmuntend door vreugde, harmonie en schoonheid. Het ethisch religieuze socialisme is overtuigd dat het socialisme te sterker, te onweerstaanbaarder zal zijn, naarmate het bewuster op de hoogste menschelijke gevoelens en aspiraties wordt opgebouwd, en naar mate deze reeds heden duidelijker blijken, niet enkel in den socialistischen strijd, maar in het optreden van hen, die zich socialisten noemen, in al hunne levensverhoudingen. Overal, waar wil-tot-de-macht (voor zijn persoon of zijne partij), vrees voor verlies van prestige, politieke kombinaties enz. de leiding der organisatie waartoe zij behooren, af houden van de koers die de ethisch-religieuze socialisten gelooven de goede te zijn, moeten zij, onbevreesd voor de konsekwenties, hun stem verheffen. Aan het politieke radikalisme moeten zij, wanneer dit noodig is, den steun verleenen hunner zedelijke overtuiging. Geen menschenvrees, geen schroom voor de gevolgen, mag hen hier van terughouden. Zeker zal het vaak zeer moeilijk zijn, zoo te handelen. Maar wil aan het ethisch-religieuze socialisme niet verweten kunnen worden, dat het, evenals de kerkelijke christenen, niet meer doet dan preeken, dan moet het door zijn optreden bewijzen heiligen ernst te willen maken met den strijd tegen imperialisme en oorlog en tevens met den opbouw van het socialisme in de huidige wereld; dan moet het de kracht en den wil daartoe in zichzelf vinden.
Aan het slot van dit na-woord wil ik nog van mijn erkentelijkheid getuigen jegens verschillende socialistische schrijvers, wier werken van invloed geweest zijn op de verandering, die mijn opvattingen in de laatste jaren ondergingen; een verandering, die uit dit boekje blijkt. Dit zijn in de eerste plaats mijn vriend Hendrik de Man, wiens | |
[pagina 192]
| |
‘Psychologie van het Socialisme’ mij niet slechts vee heeft geleerd, maar mij ook den moed gaf, mijn eigen gedachten, hetzij zij op paden aan de zijne evenwijdig gingen, of daarvan afweken, ten einde te denken. Mijn inzicht over de gevolgen van het gebruik van geweld-en dwangmiddelen in de revolutie werd zeer verdiept door de lezing van een werk van Dr. Steinberg, den bekenden russischen sociaal-revolutionair van links, getiteld ‘Terrorismus und Revolution’. Verder ben ik nog dank schuldig aan J. de Gruijter voor zijn ‘Levend geloof’ (waaruit ik in het laatste hoofdstuk eenige zinsneden overnam), - aan H.N. Brailsford voor zijn ‘Olives of endless Ages’ en zijn ‘How the Sowjets work’, en aan Angelika Balabanoff voor haar ‘Erinnerungen und Erlebnisse’. De lezer beschouwe dit boekje als de vrucht der gevoelens, der gedachten en der ervaringen van vele socialisten, door de verwarring der tijden in verschillende kampen verstrooid, maar die allen in eenzelfde richting zoeken.
Buissche Heide, 24 Sept. '28. |
|