Verzonken grenzen(1940)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 49] [p. 49] XVIII De maning stijgt uit diepe wezens-gronden: ‘Ga uit, zeg het geloof dat vlammend splijt den harden rots van waanzin en van zonde die ons van de blauwende verten scheidt. Ja, zeg wat gij in uw hart hebt gevonden aan zoete, lang-gepuurde zekerheid; doe zóó mijn wil, van mij die door de monden der menschen spreekt in die trompet, de tijd’. Ik ga, o Stem. Als een kind aan de hand van moeder gaat: in gewillig vertrouwen en zonder omzien, vast in uw gena. Ach levens-plannen die van 't klein verstand maar maaksels zijt... d'Oneindigheden bouwen en wij zijn de steenen... ik ga, ik ga. Vorige Volgende