Verzonken grenzen(1940)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] II Toen mij de eerste gouden pennen groeiden van macht, en vrijheid van het zachte zingen over mij kwam, voelde ik mijn vleesch doordringen haar geur, en haar licht door mijn ziel uitvloeide. En later, toen de rijke oogsten bloeiden, wist ik dat haar stralende wentelingen hadden gewekt die sterke bewegingen van de ziel en haar zon mij kracht toegloeide. En komt een tijd van de bloeikracht ontberen, dan zal ik niet om levens schrielheid klagen stolt slechts voor mij haar adem niet, de warme. Zoolang zij doordringt tot de diepe sferen kan ik wel een wijle geen bloesem dragen maar binnen-in verkillen noch verarmen. Vorige Volgende