Vernieuwingen(1929)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 68] [p. 68] LVIII En gij, allen die al uw levensdagen den room der dingen afschept voor uw maal, - weet ge, welke nooit-eindigende plagen de werkers kwellen? Hoe dor en hoe schraal de gronden zijn, waarop hun kinders weiden? Weet ge waarmee gekocht wordt dit bestaan van weelde, - weet gij het? Hoevelen lijden door u, om uwentwil te gronde gaan? Wij spreken over broederschap der menschen, over gelijkheid en haar hooge vreugd; we hebben haar lief, zeggen we; we wenschen dat zij zal heersche' op aard. Maar onze deugd begeeft ons, wanneer wij door te verzaken haar levende werklijkheid kunnen maken. Vorige Volgende