Vernieuwingen(1929)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] XVI Hoe gingen we in trots hoog opgericht, en zagen op alle anderen neer, op hun willen en denken! Ons gezicht was hard van hoogmoed; om ons was zijn sfeer. Ons woord en ons gebaar weerde' af vol hoon al wat vroeg te worden binnengelate' uit and're sferen. Wij noemde' elk geluid blaten waarin niet klonk 't metaal van onzen toon. Van al des levens zachte zonnigheid wendden w'onze oogen weg; aan 't rijk van nacht en schaduw bleven onze blikken hangen; al de zoetheid der dinge' en al hun pracht stelden w'aan gene zijde van den tijd en voedden ons met dáárnaar te verlangen. Vorige Volgende