Vernieuwingen(1929)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] I Wij waren uitgegaan tot groote tochten. We wisten: de zeeën zijn vol gevaren, maar we vertrouwde' op ons kompas. We waren zeker, te koersen naar het langgezochte land van geluk. We roken al zijn geur, wij voelde' al door de zoelte zijner strande' ons omluwd. Wij lachten om de maning van de wijze oudren, wij verwachtten 't groot gebeur, het zek're, morgen. Morgen kwam. De zeeën werden wilder en donkerder de verre horizonten. 's Nachts verschrikte de gloed van raadselachtig-vijandige sterren. In het hart begonnen de eerste weeën van den twijfel, haar koorts steeg door het bloed. Vorige Volgende