Uit de diepte(1946)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekendTijdgedichten Vorige [p. 91] Buchenwalde De hooge kruinen wieglen in het luw' En stille weder, die de rauwe winden Hebbe' in den winter heen en weer geschud. Het kamp lag aan den noordkant onbeschut. In de nacht bulderde de storm met blinde Woede tegen de wanden, even ruw Als de stemmen van de soldaten Die bewaakten het koncentratiekamp. Mannen waren daar saam uit vele landen, Weggehaald in de nacht van vrouw en kind. Hartzeer vrat in hun harten groote gaten, Al doffer brandde in die harten de lamp Der hoop, tot zij ten slotte stierf en blind Tastten naar steun hunne ontvleesde handen De honger woelde door hun ingewanden, De koude teisterde hun zwak lichaam: Elken dag zwakker dan den dag te voren Stonden z'op, werden tot het werk gedreve' en Des avonds opgesloten allen saam. Aan de klank hunner stemmen kon men hooren, Hoe aldoor losser werden d'oude banden Die hen nog bonden aan het vroegre leven. Hoe velen stierven daar? Men zal 't nooit weten. Elken dag en elk uur haast trad de dood Een van de sombere barakken binnen. Zij die hij mee wenkte werden bevrijd [p. 92] En mockten alle leed en pijn vergeten: O zoete vrede der vergetelheid, Op een gelaat, wit als het witste linnen, Dat lag, besckenen door het avondrood. Leefden die duizenden dan gansch verlaten? En stierven zoo, verlaten en alleen, Maar heeft God dan de wereld niet geschapen, Niet liefde en trouw in 't menschelijk hart gezaaid? Een engel zweefde door de zwarte straten En waar hij kwam, was het alsof een steen Werd weggewenteld en men kon weer slapen. Men kon weer denke' aan vrouw' en kind, men wist Weer waarom men hier allen was gekomen, En waartoe het diende om hier te zijn. Boven de ellende uit, boven de pijn Voelde men weer ket sterke weten stroomen: ‘Wij moesten, wij hebben ons niet vergist.’ Het kamp is leeg. De donkere barakken Liggen verlaten in het bezonde land. In 't hospitaal wachten nog d'al te zwakken, Om te worden vervoerd naar 't moederland. Men hoort ze met de zusters schertse' en praten Of luistren naar wat d'engelsche soldaten Vertellen van 't groot overwinningsfeest. [p. 93] Het schijnt alles een booze droom geweest, Die met schriftteekenen van vuur en bloed In 't hart der menschheid werd geschreven, Maar lang zal ‘Buchenwalde’ in haar leven Als een symbool van duivelsch haten En van ontemhren geestesmoed. Vorige