Tusschen tijd en eeuwigheid(1934)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 25] [p. 25] XV Gij dan, vul uw hart uit het stille bekken der eenzaamheid, met vastheid, liefde en rust en keer niet terug naar de menschen-kust eer deze krachten u geheel doortrekken en hun werken in u, u werd bewust. Keer niet, eer ge van u zelf kunt geven en blijven even rijk, hoeveel g' ook geeft. Daden zijn golven, die opkome' en even staan, dan terugzinke' in het leven, maar gij zijt hij, die achter daden lééft. Gij zijt de grond, waarin ruste' al uw daden: de zee, waaruit hun golfslag komt gerezen: het knooppunt, waar hun veelkleurige draden in saamkomen. Ze zijn om u een wade, zich plooiend naar den grondvorm van uw wezen. Vorige Volgende