Tusschen tijd en eeuwigheid(1934)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] XI Begeerlijkheid, 't willen proeve' alle dingen, dat is nu een van de erge gevaren: de machtigste onder de belemmeringen, die versperren den weg naar 't leven, 't ware. Een gulp van den kostbaren levenswijn zwelgen we haastig en verstrooid naar binnen en weer een, en weer een: 't hart en de zinnen blijve' even dorstig, als waar 't drinken schijn. We moeten leeren, verlokking weerstaan, en wat zich ons opdringt, leere' af te weren: hoe luid het schreeuwt, wij nemen het niet aan. Wij moeten ons tot d'oude wijsheid keeren: van haar, hoe door het àl te vele, leeren met evenwichtig hart te gaan. Vorige Volgende