Sterft, oude vormen en gedachten!
(ca. 1931)–Henriette Roland Holst-van der Schalk–Een beschouwing over den strijd der oostenrijksche arbeiders
[pagina 1]
| |
Sterft, oude vormen en gedachten!
| |
[pagina 2]
| |
bloed en leven waagden, liever dan zich zonder verzet te laten knechten. Een dergelijk kollektief heroïsme had de socialistische strijd in Europa in lang niet te zien gegeven. Als socialisten zijn wij allen de Oostenrijksche arbeiders dankbaar voor hun daad. Er zit in de daad van mannen - en vrouwen -, die zich in den strijd werpen voor hun vrijheid, altijd iets ontzaggelijks meesleepends. Het bloed van strijders, vrijelijk in dien strijd gegeven, roept tot allen met een stem van onweerstaanbare kracht. Hoe goed blijkt Kagawa, de Japansche Gandhi, dit te hebben begrepen, wanneer hij schrijft, zich zelfs door de vechtpartijen tusschen de lompenproletariërs in de sloppen van Tokyo onweerstaanbaar aangetrokken te hebben gevoeld. ‘Niet, omdat die vechtpartijen eindigen met moord, maar om de absoluutheid van gevoel, die de worstelenden kenmerkt. Niet om de gemeene taal, die uitgebraakt wordt, maar omdat gerechtigheid vecht voor de zegepraal. Niet omdat het zwaard flikkert, maar omdat het bloed vrijelijk gegeven wordt.’ In dergelijke vechtpartijen was natuurlijk geen sprake van een groote, algemeene Idee, een Ideaal van sociale gerechtigheid. De gewapende strijd voor zulk een idee wordt gedragen - kàn het tenminste worden - door een ontzaggelijke moreele kracht. Met de grootste beslistheid heeft Gandhi uitgesproken, dat hij oneindig liever het indische volk dapper zou zien strijden/met de wapenen ter verovering der onafhankelijkheid, dan uit lafheid te zien berusten, zoo dat volk overtuigd was, op deze wijze zijn recht te moeten zoeken. In dezen geest kunnen ook aanhangers van de on- en bovengewelddadige strijdwijze de oostenrijksche arbeiders de volle maat van eerbiediging en bewondering geven om wat ze hebben gedaan. Echter - bewondering, eerbied, meegevoel en sympathie mogen niet ons laatste woord zijn. Evenmin is het genoeg, de oostenrijksche arbeiders thans in hun groote nood bij te staan, te protesteeren tegen de onmenschelijke représailles van het in zijn huichelarij dubbel weerzinwekkende Dollfussbewind en te pogen, hen daadwerkelijk te helpen, allereerst door het organiseeren van een internationale amnestie beweging. Wij hebben óók de plicht, uit hun nederlaag te leeren. Natuurlijk is over die nederlaag het laatste woord nog lang niet gezegd; over de omstandigheden, waaronder zij plaats vond, zal zeker nog veel geschreven worden. Maar dat, wat we reeds weten, wat boven elke twijfel verheven is, is meer dan voldoende, om het ons mogelijk te maken, uit de oostenrijksche tragedie te leeren. |
|