De stem die roept
(1936)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend
[pagina 5]
| |
Miserere
Alt
Erbarm u onzer,
erbarm u onzer, o God.
Bariton
Wij kúnnen niet meer,
kunnen zóó niet meer leven,
wij roepen tot den Eeuwige
in onzen nood.
Eerste halfkoor
Tot wien roept gij, genooten?
Wien roept gij aan?
Hebt ge alles vergeten
wat ge eenmaal wist?
Wiegt ge u weder
in oude wanen?...
Alt
Erbarm u onzer,
erbarm u, o God...
Eerste halfkoor
De heemlen zijn leeg.
Niemand kan u hooren...
Tweede halfkoor
Wij kunnen niet aanroepen
een God buiten ons,
een almachtig helper
in nood en gevaar,
kunnen niet aanroepen
| |
[pagina 6]
| |
een God boven de wereld.
Eerste halfkoor
Wij zelf maakten God:
wij menschen maakten de goden
uit ons vleesch en been.
Uit onze verlangens
vormden wij hun hemelsch aangezicht;
onze ontzettingen
stolten tot hun gruwbare tronies:
wij kunnen niet aanroepen het maaksel onzer handen;
wij kunnen niet roepen tot de schepsels van onzen geest...
Tweede half koor
Wij menschen kunnen niet roepen tot de goden,
die wij zelven hebben gemaakt...
Alt en bariton
De heemlen zijn leeg.
Niemand kan ons hooren...
Wie zal ons verlossen
uit onzen nood?
Tenor
U zal verlossen
de god-in-u-zelven,
u zal verlossen
uw diepste zelf.
Sopraan
U zullen verlossen
de Krachten-des-Levens;
roept tot hen, genooten;
roept hen aan!
Eerste halfkoor
Wij roepen tot u,
| |
[pagina 7]
| |
o Krachten-des-Levens,
o God-in-ons-binnenste,
o God-in-de-wereld,
Wekker en Maner,
Geest van den groei,
Geest van de vruchtbaarheid,
Geest van vernieuwing,
in eeuwigheid Levende,
u roepen wij aan.
Tweede halfkoor
Wij roepen u aan;
wij roepen tot u om genade,
wij roepen opdat ge
u onzer erbarmt.
Geheele koor
Wij hebben uw hulp van noode,
wij hebben zeer van noode
dat ge u onzer erbarmt...
Alt
Wij zijn ontmoedigd en ontluisterd.
Bariton
Wij zijn ontgoocheld en ontwijd...
Eerste halfkoor
Wij hadden een woord,
wij hadden een woord om van te leven;
de staf was het waarop wij steunden;
het brood waarvan teerde-onze kracht...
Sopraan
Brood, dat ons voedde met zijn tooverkracht...
Tweede halfkoor
Eten en drinken was het ons;
| |
[pagina 8]
| |
zon en regen was het ons;
aarde en hemel was het ons.
Wij schreeuwden 't in onze waak-uren;
wij prevelden 't in onzen slaap...
Alt
Wij schreden in de vlam van het geloof
dat d'aarde morgen ons bezit zou wezen...
Bariton
Wij schreden in de zekerheid dat morgen,
macht onze lede' omgloriën zou...
Eerste halfkoor
Wij schreden en een vlam van zekerheid
steeg zegevierend op naar onze oogen;
morgen zouden w' over hén heerschen,
wier voet ons heden in het stof vertrad...
Tweede halfkoor
Wij schreden en een donkre vlam
sloeg triomfantelijk uit onze oogen;
haat stuwde hare purpren en zwarte golven
door breede sluizen van het hart...
Tenor
Een mast, stond in ons opgericht
zekerheid van komende triomfen
en wanneer onze zingende stoeten
zich wonden door der wereldsteden web,
vervulde zekerheid ons hoofd, ons hart,
gaf klaren zin aan de warling der dagen,
tooverde om onze vale levens gloed...
Geheele koor
Duister werd het óm ons, en ín ons duister...
De staf brak af, het brood voedt ons niet meer.
| |
[pagina 9]
| |
Alt
Erbarmt u onzer
o Krachten-des-Levens,
o God-in-ons...
Geheele koor (zeer sterk)
De kracht der tooverspreuken ging verloren.
De dagen stormen aan, verwarde horden,
stormen voorbij aan onze ontstelde oogen
en radeloos zien wij hen na...
Alt
Verloren ging tooverkracht;
't oude woord heeft zijn taak volbracht
en een nieuw werd nog niet geboren.
Leeg zijn de dagen en schraal,
het leven dreint als een verhaal,
treurig en zinneloos,
in onze mismoedige ooren...
Tenor
't Lijkt een ontbladerde roos
die haar geur heeft verloren...
Sopraan
Een nieuw woord moet uit ons worden geboren;
de God-in-ons moet het zenden omhoog.
Eerste halfkoor
Gij God in ons, geest van waarachtigheid,
gij scheppingskrachtige die ons vernieuwt,
verborgene die uitbreekt heerlijk in
blik en gebaar en schoone werken,
help ons, bevrucht ons, hef uit blinde
vertwijfeling ons weer omhoog...
| |
[pagina 10]
| |
Geheele koor
Erbarm u onzer, oergrond van het Leven,
uit wiens wortel de wereld leeft.
Alt
't Geloof in ons zelven verloren wij;
de liefde tot elkaar verloren wij,
die ons droeg door de woestenij-des-levens.
Alles verloren we. Naakt staan w' als boomen,
die onbarmhartige wintersche winden
van hun luister hebben beroofd.
Kaal zijn we als barre rotse' in zee;
onvruchtbaar als 't rulle zand der woestijnen
en in onze harten gaapt groote leegte...
Eerste half koor
Help ons, gij die alleen ons helpen kunt,
die ons kunt redden van verwording,
ons wegvoeren uit d'uitgebrande steden
waarin zich vastzet onze vrees.
Help ons, - meng door onze dagen 't geklater
weer der fonteinen die nu zwijge'en maak,
o maak opnieuw de nachten voor ons vol
fluistering van suizelende winden...
Geheele koor
Erbarmt u onzer, Krachten-des-Levens,
diepste kracht in ons zelven, God!
| |
Gloria
Geheele koor
Leven!
Kracht oneindig! Raadsel ondoorgrondelijk! Mysterie
te hoog, te diep voor ons begrip.
| |
[pagina 11]
| |
Door onze lijven pulseert ge, Leven!
Onze gedachten doortintelt ge, Leven!
Wij roemen in uw heerlijk wonder, Leven!
We zijn van u; we zijn in u: en toch
vragen we wat ge zijt, o Leven,
vragen met maatlooze verwondering,
vragen met eerbiedig ontzag...
Alt
De eenlingen worden geboren en sterven;
de geslachten komen en gaan.
Rassen en volken verschijnen, verdwijnen;
uit gloeiende nevels bloeien sterren op,
stralen en wentelen tallooze eeuwen;
ook zij verbleeken, verkillen, vergaan...
Eeuwig is niets, niet zonnen en niet zonnestelsels;
alles vergaat; alleen gij niet, o Leven:
gij alleen zijt in eeuwigheid.
Eerste halfkoor
Wat zijt ge? Ieder nieuw geslacht
worstelt opnieuw met uw diepe geheimen,
uw ondoorgrondlijke geheimen,
poogt door te dringen tot uw wezen,
t'ontsluieren uw verborgen kern.
Werkers-zoekers dringen sinds eeuwen door
ál dieper in uw oneind'ge domeinen;
stap voor stap dringen zij verder: palen
nauwgezet hun vorderingen af,
noemen het afgepaalde ‘weten’,
noemen het wetenschap van u.
Zij dringen door, zij palen af;
maar alles wat zij wonne'in uw domeinen,
| |
[pagina 12]
| |
afpaalde' in uw onmetelijk gebied,
het is niet meer dan wat een kinderhand
aan water schept uit d'oceaan, het
is als niets, Leven, als wij verwijlen
bij de gedachte aan uw eindloosheid.
Tweede halfkoor
Leven! wij dringe' in u al verder door
en blijven toch aan uw buitenste grenzen;
wij spelle'altijd nog d'eerste woorde'in
het heilge boek van uw geheim.
Tenor
Wij zochten d'oplossing van dat geheim;
wij zochten het in de materie;
wij zochten lang, hardnekkig; tot den dag
dat zij in onze onthutste handen
vervluchtigde en zich oploste in kracht...
Bariton
Wij zochten 't in de kracht; zochten in haar
onzichtbare, ontastbare, der dingen wezen,
maar wij hebben het niet gevonden:
ook 't wezen van de kracht kennen wij niet.
Geheele koor
Leven!
Kracht oneindig! Raadsel ondoorgrondelijk! Mysterie,
te hoog, te diep voor ons begrip.
Alt
Wij kennen niet uw luisterrijk geheim,
maar wij hebben uw bewegingen bespied
en van uw groei-beginsel iets begrepen:
door al uw deelen gaat eenzelfde streven,
een eeuwig streven naar doelmatigheid.
| |
[pagina 13]
| |
Geheele koor
Naar doelen streeft alles wat leeft.
Naar doelen streven alle organismen.
Naar doelen streeft iedere enkeling;
naar doeleinden streven der menschheid deelen
en menschheid-als-geheel streeft naar één doel.
Het diepe streven werd met haar geboren;
het eeuwige streven begeleidt haar gang,
gang omhoog door de ongetelde eeuwen...
Bariton
En Leven, gij, o onbegrepen wonder,
gij luisterrijk, doorluchtig wonder
Leven, streeft gij zélf naar een doel?
Geheele koor
Leven! Kracht ondoorgrondelijk! Mysterie
te hoog, te diep voor ons begrip...
Wij roemen in u, wij gelooven in u, Leven.
| |
Credo
Geheele koor
Ik geloof in het Leven, ik geloof
in zijn oneindge kracht en schoonheid,
die alle verstand te boven gaat:
ik geloof in zijn godlijke essentie
en in zijn goddelijke macht.
Alt
Ik geloof, dat Leven meer is dan
de som zijner elementen,
dat zijne vormen méér zijn dan
enkel uitvloeisel van omstandigheden,
dat zij niet ontstaan mechanisch,
| |
[pagina 14]
| |
door 't blinde toeval, maar door ingeschapen
drang, diep-innerlijk beginsel
dat somtijds botst tegen d'omstandigheden
en overwonnen wordt door hen,
maar vaak ook, hen stelt in zijn dienst en rankt
aan hen omhoog en viert door hen triomfen...
Bariton
Ik geloof, dat Leven in zich zelf
zijn doel draagt, dat het toestreeft zijn volmaking,
al weet ik niet, wat die zal zijn...
Tenor
Ik geloof, dat zijn wezen niet
bepaald wordt door iets buiten hem,
dat géén God hem voorschrijft zijn vormen
noch de richting van zijn groei,
maar dat het groeit en zich handhaaft en streeft,
zich vervormt en vernieuwt, uit eigen kracht en
eigen bevoegdheid, goddelijk.
Eerste halfkoor
Ik geloof aan de saamhorigheid
van alle deelen van het Universum:
ik geloof, dat elk ding in 't Universum
verbonden aan al 't andre leeft.
Tweede halfkoor
Ik geloof, dat ons leven wordt gevoed
uit bronnen ongepeild en krachten ongemeten;
dat elk menschlijk leven samenhangt
met het levende Heelal.
Geheele koor
Ik geloof, dat het zijn van ieder deel
zijn zin vindt in den dienst van 't algemeene;
| |
[pagina 15]
| |
ik geloof, dat wat snel voorbijgaat
bestaat terwille van wat eeuwig leeft.
Alt en bariton
Ik geloof in de menschheid, in
haar gang omhoog door de wentling der eeuwen,
ik geloof, dat in haar is één gerichtheid
door alle tijde' en lotgevallen heen.
Sopraan en tenor
Ik geloof, dat zij naar volmaking streeft,
een ingeschapen drang standvastig volgend,
dat tot al grooter, vaster, dieper eenheid
haar deelen groeie'in strijd en pijn.
Eerste halfkoor
Ik geloof in heiligen strijd
van den mensch tegen zijne onheilige lusten,
tegen de toomelooze driften
van het roofdier in hem zelf en
van den heerscher in hem zelf.
Tweede halfkoor
Ik geloof aan heiligen strijd
tegen den machtswaan in ons zelven,
de machtsbegeerte die in klasse'en kasten,
instellingen en zeden zich verhardt...
Alt en sopraan
Ik geloof aan den eindelijken zegen
in menschheid van het moederlijk beginsel;
ik geloof aan toekomstige maatschap,
die op de zachte krachten steunen zal...
Eerste halfkoor
Ik geloof in den mensch
omdat ik geloof in het Leven.
| |
[pagina 16]
| |
Ik geloof in de wording
van een eenige menschheid,
aan opvoeding tot eerbied
voor anderer rechten,
tot liefde voor de gemeenschap,
tot verantwoordelijkheid
jegens hen die te samen met ons
bloeien in dees donkere gaarde
en jegens hen wier lichte'aan den koepel der tijden
nog niet ontstoken zijn...
Tweede halfkoor
Ik geloof aan de vreugde der broederschap,
ik geloof aan de vreugde te worden
opgenome'in de stroomen der broederschap;
ik geloof in het socialisme.
Bariton
Ik geloof in het socialisme,
als aan den vorm der gemeenschap
waarin de mensch vermenschelijkt zal zijn;
ik geloof, dat wie het socialisme dient
den diepsten wil doet van het Leven,
den wil tot éénwording der menschheid
en haar hereeniging met de natuur.
Tenor
Ik geloof, dat wie voor het socialisme strijdt,
zijn kracht in dienst stelt van den drang, den eeuwgen,
die menschheid omhoog voert door de natuur.
Ik geloof aan zijn reddende kracht,
ik geloof, dat het de menschheid zal dragen
over den afgrond dezer tijden heen...
| |
[pagina 17]
| |
Eerste halfkoor
Ik geloof aan d'arbeidersklasse:
ik geloof aan haar roeping om
te grondvesten het socialisme,
het te grondvesten in de menschenziel
en uit te drukke'in de zichtbare wereld.
Ik geloof in hare roeping,
ik geloof aan hare kracht.
Tweede halfkoor
Ik geloof aan d'arbeidersklasse;
ik geloof in hare roeping;
ik geloof aan hare kracht.
Ik geloof aan haar vermogen om
ten val te brengen d'oude heerschers
en te triumfeeren over
slaven-ondeugden in het eigen bloed:
over lafheid, die enkel kan besluipen;
over nijd, die den naaste zelfs niet gunt
den zonnestraal, die zijne handen koestert;
over wrok, die niet vergeven kan;
over wraakzucht, die lacht als zij doet lijden;
over traagheid, die alle moeite schuwt;
over belustheid op laffe vermaken;
over 't enghartig wezen dat
den vreemdling beloert met wantrouwende oogen
omdat hij anders is dan wij.
Geheele koor (zeer sterk)
Ik geloof aan de kracht der arbeidersklasse,
zich te verheffen boven hare beperkingen,
uit te wisschen de scheidingen tusschen haar deelen
en te vormen één machtige phalanx...
| |
[pagina 18]
| |
Ik geloof aan één Internationale,
die de meesters-der-aarde zal onttroonen
en d'aarde in den loop der eeuwen maken
van broederlijke menschheid de lachende woonstee...
(nog sterker)
Ik geloof aan d'arbeidersklasse,
omdat ik geloof aan het socialisme.
Ik geloof aan het socialisme,
omdat ik geloof in het Leven,
aan zijn verjonging en aan zijn vernieuwing,
aan zijn opwaartschen groei door d'eeuwen,
aan zijn eeuwig streven naar volmaking,
aan zijn doordrongen zijn van God.
| |
Sanctus
Eerste halfkoor
Heilig de taak, menschheid te bevrijden
van de overmacht der natuur,
van angst voor de duivelsche wezens die
aard' en heemlen in haren waan bevolken
en voor d'onvermurwbare wraak der dooden...
Tweede halfkoor
Heilig de strijd tegen de wreede goden
die vergallen den mensch elk zorgloos uur,
hem slaan in de boeien van duistren waan
en brijzelen in hun woedende kolken...
Eerste halfkoor
Heilig de strijd tegen de toovenaars
die zwaaiden 't eerst de purperen heerschersvaan
boven de sidderende volken.
| |
[pagina 19]
| |
(sneller)
Heilig de taak, uit hun slechte handen
te rukken den staf, te bestormen hun kerk,
hun asch te verstrooien als herfstwind dorre blaan,
heilig, want heilzaam voor menschheid, dit werk:
hun valsche lichtschijn uit te dooven.
Geheele koor
Heilig de strijd tegen wie menschheid dwingen te geloove'aan
een god, waaraan 't geloof eens heilzaam was,
maar die haar telkens weer de nieuwe wegen
met zijn dreigenden arm verspert,
de nieuwe wegen die zij gaat betreden
nu zij, ten laatste, mondig werd.
Eerste halfkoor
Daarom heilig de taak den ouden god
in het bewustzijn van den mensch te sloopen
en dat te vullen met een nieuw geloof
vol werkende krachten, blijde en lichte...
Heilig het werk, een breede heirweg open
te leggen door zijn duistre zielekloof,
de angsten en de wanen te doen zwichten...
Heilig het door kennis verreine'en
vermeêren van de menschelijke kracht...
Geheele koor
Heilig de taak, heilig de voorbereiding:
heilig de strijd, die den mensch verlost
van oude schrikbeelden en bloedge droomen.
Tweede halfkoor
Heilig saam te brengen in één verbond
de verdrukten van alle volken,
te versmeden hun lijven tot den keten
| |
[pagina 20]
| |
die d'aarde eens omspannen zal.
Eerste halfkoor
Heilig het smeden uit hun lijve' en zielen
den sterken keten van de kameraadschap;
heilig 't ontboeien van gekluisterde handen;
heilig 't ontginnen van maagdelijken geest...
Geheele koor
Heilig de voorbereiding van het Feest-
der-Opstanding aller geknechten.
Heilig de worstling voor d'almenschelijke rechten,
voor brood en blijheid, groei van 't eigen wezen,
arbeid in dienst van zuivre doelen, hoog;
heilig 't gebaar, dat opricht de gekromden;
de woorden die verheldren 't doffe oog;
heilig de woorde'uit felle monden,
aanblazende de vlammen van den strijd.
Koor van jongeren
Gezegend zij, die voor dien strijd hebben geleefd
en hem al strijdend zijn gestorven;
gezegend de helde'en de martelaren
die menschheid onversaagd zijn vóórgegaan...
Koor van volwassenen
Gezegend zij, die leden smart en pijn,
door smaad van buiten of inwendige verscheuring,
die werde'als wilde dieren opgejaagd
omdat zij volgden d'innerlijke stem
toen die sprak ‘niet opgeven maar volharden;’
toen die beval ‘niet bukken maar weerstaan.’
Koor van ouden van dagen
Gezegend zij, wier daad uitwerkte dit:
dat eer te volgen hem, ons wenkt de Eene
| |
[pagina 21]
| |
wiens wil geen sterflijk wezen kan weerstaan,
wij zagen een begin van 't groot vereenen
dat met zijn vlam eens maakt de wereld wit;
zagen wallen wanklen die, den tijd
tartend, eeuwig schenen te zullen duren;
zagen spleten en scheuren valle'in muren
die schenen gevoegd voor d'eeuwigheid...
Koor van vrouwen
Gezegend d'enkelen van ons geslacht
die óprezen, toen alle andren nog sliepen;
gezegend de gestalten die ons riepe'en
vóórginge'in de vijandge nacht
en naar géne zij voerden van den stroom,
weg van 't gebied der lage dompe wolken
en wekte'in ons den luisterrijken droom,
moeders te worden van de vrije volken.
Koor van kinderen
Gezegend zij die ons bevrijdden van
onwillige gehoorzaamheid
aan onbegrepene bevelen
en ons hielpen loskomen uit haar ban.
Gezegend zij, die toen andre' ons ontstelen
wilden de vreugde onzer jonge dagen,
broederlijk beschermend om ons heen
hun sterken milden arm hebben geslagen,
die ons leerden opbouwe' uit eigen kracht,
gevoelens, denkingen en daden...
Koor van jongelingen
Gezegend zij, die de stormende vlagen
van 't lokkende verlangen door ons lijf,
ons verstaan leerden en begrijpen
| |
[pagina 22]
| |
als het grootheerlijk streven der natuur...
Koor van meisjes
Gezegend, die in ons het rijpen
van verlangen naar 't warme liefdesuur,
ons onthulden met woorden, wijze en milde,
die maakten 't wonder zóó zacht en zóó schoon
der ontvang'nis, dat heel ons wezen trilde
van eerbied en van deemoed en van schroom...
Eerste halfkoor
Gezegend wie strijde'om in 't volle licht
te heffen Liefdes godlijk aangezicht,
waar d'eeuwen hun extaze en smart in schreven,
welks wil is op loutere kracht gericht...
Tweede halfkoor
Gezegend ieder dapper willen dat
zich voegt bij de aanvallers, die de stad
komen verlossen van die blinde wreede
tyrannen; domheid, machtswaan, roofdierzeden,
van 't áldoordringend gif der koopbaarheid.
Gezegend wie zijn kracht aan dit werk wijdt:
te kneden de oneind'ge levensstof
tot schooner vormen...
Geheele koor
Prijs zij hem en lof!
Tenor
En gezegend de verscheuring
die onze reien thans doorvaart,
ons machtloos maakt en smartelijk doet lijden;
gezegend ook de bitterheid van twijfel,
den stank van schandelijken broedertwist;
van liefde die verkeerde in haat
omdat haar stroom den broeder niet kan laven.
| |
[pagina 23]
| |
Gezegend de ontgoocheling, de val;
gezegend de vernedering met warme
innige zeegning: immers uit hen zal
zekerlijk komen de groote opbeuring,
als de wijsheid der oude eeuwen wist...
Alt
Gezegend 't offer van de waarheden,
die gistren in ons troonden, aangebeden,
het offer van het lang-vergode woord;
gezegend d'ondergang van valschen vrede
en het beginnende geprevel
van een stem in lang niet gehoord,
Gezegend het dooven van vuren
die niet verwarmde'ondanks hun fellen gloed.
Bariton
Gezegend de kilte en de duisternis
en 't kreunen van den wind door de verlaten dreven...
Gezegend de eenzame droeve uren,
als de mensch daalt naar de donkere nis,
waar sluimeren zijn oude droomen en vindt
geen enkle van hen ongerept gebleven
en door verlaten dreven kreunt de wind...
Sopraan
Gezegend zij, wien hun wanen ontvallen,
ontluisterden, ontredderden...
Geheele koor
Zij allen
hebben deel aan uw wordende glorie, o, Leven...
| |
Libera
Alt
Geest die ons meer is dan het leven,
| |
[pagina 24]
| |
waarvoor wij nooit vonde' een naam, zacht genoeg
en lieflijk klinkend, maar dien wij
voelen somtijds in onze borst bewegen,
- genade die ons onverdiend gewordt, -
Gij die geeft aan het woord zijn innigheid
zooals dauw aan de bloemen haar bekoring,
die oproept de milde gebaren
als lichte bloesems in het hart,
wij bidden u, dat Ge in ons uitdrijft
het ruwe en luide begeeren
en heft naar lichte gelouterde sferen
de wilde driften van het razend lijf...
Eerste halfkoor
Verlos ons van liefdeloosheid,
die heft over het hart haar sombre vanen,
de zwarte vanen van den dood...
Tweede halfkoor
Voer ons weg uit vertwijfeling, dat groot
en somber woud van zwarte lanen,
naar d'open landen, waar zich klaar en wijd
de koepel welft van een azuren vrede...
Geheele koor (zeer sterk)
Maak onze handen tot Uw werk bereid,
leer aan onze harten Uw milde zede
te midden van brandenden strijd;
te midden van brandenden strijd,
in de walmen van onvreê, haat en nijd,
in de verwarring en de duisterheid, -
schenk ons Uw vrede.
1927
|
|