Sociaal-demokratie en anti-militarisme. Vrijheid
(ca. 1910)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend
[pagina 10]
| |
Vrijheid.Een heerlijk, verlokkend woord is ‘Vrijheid’ - een woord, voor honderdduizenden mannen en vrouwen in onzen tijd het inbegrip van al hun verlangens en aspiraties - een woord, misschien het zoetst-klinkend van alle woorden voor de jonge arbeiders die zich in de Zaaier aaneensloten om zich voor te bereiden tot den strijd. - Ja, Vrijheid, dat is het wat zij willen, wat geheel het proletariaat wil; al zijn streven, zijn strijd, zijn inspanning, gaat naar dat doel. En daarom klinkt dat woord voor ons zoo machtig, overstelpend en zoet. Maar dat woord - wat beteekent het precies voor ons? Wat is zijn inhoud? Welke voorstelling roept het bij ons op? Wij willen ons niet bedrinken aan vage gevoelens. Het proletariaat steunt, bij alles wat het zich voorstelt te bereiken, op wetenschap, op heldere klare denkbeelden, niet op vage gevoelens. En wanneer wij zeggen ‘wij strijden voor de Vrijheid’, moeten wij precies weten, wat wij onder die ‘vrijheid’ verstaan. Wat is voor ons ‘vrijheid’? Wat bedoelen wij er mee? Bedoelen alle menschen in onzen tijd en de menschen in verschillende tijden, er één en hetzelfde mee? Dat wil zeggen, knoopen zij er dezelfde voorstelling aan vast? Neen, zoo is het niet. Verschillende menschen in verschillende tijden hebben zich onder vrijheid iets zeer verschillends | |
[pagina 11]
| |
gedacht en voorgesteld. ‘Ieder, die een oogenblik nadenkt, zal weten, dat Vrijheid alleen niets anders als een afgetrokken begrip, een woord met een hoofdletter, dat er honderden soorten van vrijheid kunnen bestaan en dat men er zich, zonder nadere omschrijving, bij kan denken wat men wil.Ga naar voetnoot*) Nu heeft ieder mensch in kleinigheden een ander begrip, een andere voorstelling van vrijheid, maar in hoofdzaken hetzelfde begrip vormen zich groepen van menschen, die in één tijd een gelijke plaats innemen in het voortbrengingsproces en in gelijke betrekking staan tot elkaar en tot andere groepen: dat zijn dus de klassen. En hare voorstelling van vrijheid, is voor een onderdrukte strijdende klasse - een klasse die de maatschappij nog niet inrichten kan naar hare behoeften - altijd het verwerven van wat haar ontbreekt, is een voorstelling van maatschappelijke verhoudingen ongelijk aan, ja in menig opzicht het tegendeel van de heerschenden. In de woorden ‘vrijheid en gelijkheid’ vertolkte de Fransche burgerklasse ten tijde der groote revolutie, al haar idealen. Maar wat verstond zij onder de vrijheid? Zij verstond het volle onbegrensde recht van een ieder, naar goeddunken over zijn eigendom te beschikken, daaronder begrepen de beschikking van den arbeider over zijn arbeidskracht. Zij verstond onder vrijheid dus de opheffing van alle oude, in vroegere tijden tot stand gekomen wetten en bepalingen, die den bezitter verhinderden met zijn eigendom, b.v. zijn grondbezit, geheel naar eigen believen te handelen - en zoo ook de opheffing van alle instellingen, gelijk b.v. de gilden, die den arbeider belemmerden in den verkoop zijner arbeiderskracht. Dàt was de vrijheid die de burgerlijke klasse noodig had, om haar produktiewijze, het kapitalisme geheel te kunnen ontwikkelen - en het | |
[pagina 12]
| |
was dan ook de kern der vrijheid, die in de burgerlijke maatschappij tot stand kwam. De arbeidersklasse - in zoover zij zich bewust is van haar plaats in het productieproces en de ontwikkeling der maatschappij doorzietGa naar voetnoot*) - heeft een geheel andere voorstelling van vrijheid. Zij denkt zich iets geheel anders bij dat woord. Wat voor de burgerlijke klasse vrijheid is - n.l. de toestand van nu - is voor haar onvrijheid, slavernij. Voor haar beteekent de onbelemmerde beschikking van den kapitalist over zijn eigendom, zijn kapitaal, zijn productiemiddelen, juist ongebreitelde uitbuiting. Iedere beperking van de kapitalistische vrijheid door de arbeiders-wetgeving of de vakvereeniging, b.v. op het punt van den arbeidsduur, toomt de uitbuiting eenigzins in, bezorgt aan de arbeiders een klein beetje vrijheid, een klein beetje meer beschikbaren levenstijd. En wat de arbeidersklasse onder volkomen vrijheid verstaat, die zij wil veroveren, waarvoor zij strijdt - dit is de bevrijding van het loonstelsel. Dat is een nieuwe maatschappelijke organisatie van den arbeid, op den grondslag van gemeenschappelijk eigendom der productiemiddelen: met het doel van beperking van den arbeid voor allen, door deelneming aan den arbeid van alle leden der maatschappij, tot arbeiden in staat, en de toepassing van alle arbeiduitsparende machines en methoden. ‘De noodige maatschappelijk-geregelde arbeid voor allen tot een minimum verkort en aan een ieder voldoende vrije tijd verzekerd om aan kunst èn wetenschap deel te nemen en zijn leven te genieten: dat is de vrijheid, die het moderne socialisme bedoelt’.Ga naar voetnoot**) | |
[pagina 13]
| |
Wij zien dus, groot en belangrijk is het verschil, tusschen wat de bourgeoisie in haar revolutionairen tijd verstond, en wat de arbeidersklasse van thans verstaat onder vrijheid. Waaruit ontspruit dit verschil? Uit het verschil in macht, die de maatschappij van voor honderd-vijf-en-twintig jaar en die van nu over de Natuur heeft. Waar komt de bijzondere voorstelling van vrijheid uit voort bij de hedendaagsche arbeidersklasse? Uit den aard van het hedendaagsche productieproces en de plaats die zij daarin inneemt. De voorstelling die een klasse zich van de vrijheid vormt, is van de graad van heerschappij van den mensch over de natuur, dat is dus in de praktijk van de ontwikkeling der productiekrachten, geheel afhankelijk. Onze voorstelling, het socialistisch ideaal van vrijheid b.v., was onmogelijk zoolang niet het met stoom en elektriciteit werkend grootbedrijf de voorwaarden had geschapen, voor het gemeenschappelijk bezit der produktiemiddelen en de maatschappelijke organisatie van den arbeid, die het proletariaat invoeren wil. Elke voorstelling van vrijheid, ook de socialistische, is dus voor de geheele maatschappij beperkt en begrensd door de grenzen van onze macht over de natuur. Elke voorstelling van de vrijheid voor het individu, de eenling, is verder beperkt en begrensd door de verhoudingen, die de menschen in den arbeid, in het productieproces onderling moeten aangaan. Oneindige, absolute vrijheid voor het individu - zooals de anarchisten haar droomen - zou alleen te bereiken zijn door den geheel alleen arbeidenden en levenden mensch. Zij is dus onbereikbaar. Iedere verbinding met en verhouding tot anderen beperkt noodzakelijk de vrijheid van den eenling. De grootst mogelijke vrijheid zou voor hem alleen te verkrijgen zijn door opoffering van zooveel mogelijk maatschappelijk leven en maatschappelijken arbeid. Maar dan zou zij tevens beteekenen de grootste onmacht, dat is de grootste onvrijheid in verhouding tot de na- | |
[pagina 14]
| |
tuur, het geheel en al door haar geknecht te zijn. De menschen kunnen dus alleen werkelijke, praktische, noodzakelijk beperkte vrijheid veroveren door dat elk hunner iets prijs geeft van zijn persoonlijke willekeur ten behoeve van de vrijheid van anderen, van de gemeenschappelijke vrijheid. Dit is in iedere maatschappij het geval, dit zal ook het geval zijn in de socialistische. En doordat de productiemiddelen gemeenschappelijk eigendom zullen zijn en de productie maatschappelijk geregeld worden, zal dat wat de kapitalistische bourgeoisie vrijheid noemt, min of meer onbeperkte beschikking over het eigendom, onbeperkt ook ten opzichte van de gevolgen voor andere menschelijke wezens - niet meer bestaan. Maar de maatschappelijke vrijheid door inperking van ieders persoonlijke willekeur, door de nieuwe arbeidswijze en arbeidsverhoudingen verkregen, zal grooter zijn dan ooit te voren. Voor de arbeidersklasse heeft het denkbeeld: vermeerdering van maatschappelijke vrijheid door inperking van persoonlijke willekeur, niets dan aantrekkelijks en bekends. Het is hetzelfde begrip, toegepast op de organisatie van den maatschappelijken arbeid, dat zij reeds nu dagelijks toepast in haar strijd tegen het kapitalisme. Om een weinig meer, steeds meer vrijheid, ten slotte de geheele bevrijding van de loonslavernij te veroveren, sluiten de arbeiders zich aaneen in vak- of politieke organisatie, en elk individu offert daarin iets op van zijn persoonlijke willekeur ten behoeve van de samenwerking en het algemeen belang We weten dus nu wat vrijheid is, d.w.z. wat zij voor ons is, welke inhoud het woord heeft voor het socialistisch proletariaat. En we weten dat deze inhoud niet willekeurig door ons gekozen werd, dat het proletariaat niet evengoed een ander vrijheidsideaal kon koesteren, maar dat het, gegeven, bepaald wordt door de graad van ontwikkeling der productiekrachten en de positie van het proletariaat in de kapitalistische maatschappij. |
|