Sociaal-demokratie en anti-militarisme. Vrijheid
(ca. 1910)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend
[pagina 3]
| |
Sociaal-Democratie en Anti-Militarisme.Wanneer de dagen van de loting naderen, komen de offers die het militarisme vergt en de ellende die het veroorzaakt, opnieuw al onze aandacht vragen. Duizende jonge menschen - het grootste deel van hen zonen van arbeiders en klein-burgers, zullen weer uit bun werkkring, van hun gezin afgetrokken worden, weggehaald uit de groote maatschappij, maanden lang afgezonderd in een kleine wereld waar bijzondere wetten en voorschriften, bijzondere zeden, bijzondere begrippen van goed en kwaad gelden. Nuttig werk verrichten zij daar niet; aan hun zedelijke vorming en geestelijke ontwikkeling wordt niets gedaan. Wat zij leeren behalve de handgrepen van het soldatenvak, behalve exerceeren, marcheeren en schieten, wat hun wordt ingeprent door maandenlange oefening, is blinde gehoorzaamheid aan de bevelen van den meerdere, gehoorzaamheid, zoozeer tot tweede natuur geworden, dat die hun wil, inzicht en geweten tot zwijgen brengt Dat is het eigenlijk wezen van het militarisme. Het militarisme moge door verschillende omstandigheden niet in alle landen even drukkend zijn: in Nederland en Denemarken b.v. minder dan in Pruisen en Italië - dat is maar een verschil van graad. In den grond is zijn aard, zijn karakter, overal hetzelfde. | |
[pagina 4]
| |
Wat het huidige militaire stelsel, het stelsel van staande legers, het leger bestaande naast, buiten het volk, als een afzonderlijk organisme, wil bereiken, waartoe het dient, dat is de soldaten te maken tot willooze werktuigen in handen van hun meerderen. Waarom houden de burgerlijke klassen, die den staat beheerschen en inrichten, aan dezen vorm van leger-organisatie vast? Waarom doen zij het, ondanks de verbazende sommen die hij verslindt, ondanks de reusachtige verkwisting van arbeidskracht, die er het gevolg van is? Waarom houdt de heerschende klasse aan het staande leger vast ofschoon de ervaring leert, dat een geheel andere, op de massa veel minder drukkende vorm van legerorganisatie, het volksleger, in den verdedigenden oorlog op eigen bodem een veel grooter weerstandskracht bezit? Waarom houdt de bourgeoisie er aan vast ook dáár waar zij weet, zooals voor Holland het geval is, dat het staande leger totaal machteloos zou zijn het land te verdedigen, dat elke cent er voor uitgegeven, verknoeid en weggeworpen is, dat alléén het geoefend zijn van alle mannelijke burgers in het gebruik van de wapens, Nederland in staat zou stellen zich althans gedurende zekeren tijd, tegen een indringer te verdedigen? Waarom? Omdat de legerinrichting niet iets is onafhankelijk van de verdere inrichting der maatschappij, maar daarmee ten nauwste samenhangt. Omdat de maatschappij van nu een klassen-maatschappij is, waarin een minderheid van kapitalisten over een groote meerderheid van proletariërs heerscht, ze uitbuit en gebruikt tot haar eigen doeleinden. Onder het kapitalistisch stelsel heerscht noodzakelijk tegenstrijdigheid van politieke en ekonomische belangen tusschen de verschillende staten. De ekonomische konkurrentie, de zucht naar vergrooting van koloniaal gebied om de voortbrengselen van industrie en landbouw van de hand te doen, en het steeds | |
[pagina 5]
| |
aangroeiend kapitaal in mijnen, spoorwegen enz. te beleggen stelt ze vijandig tegen elkaar. De ekonomische konkurentie is de grond, de wortel van de militaire, die elk land er toe brengt zijn militaire toebereidselen steeds meer op te drijven, omdat ook de andere landen het doen. Maar die telkenmale dreigende verwikkelingen, die twisten om macht en invloed, wat gaat dat alles de arbeiders aan? Hebben zij er belang en voordeel bij dat de bourgeoisie van hun land grooter en machtiger is, een grooter deel van de wereld beheerscht dan de burgerlijke klasse van een ander land? Neen, het is de bourgeoisie van elk land die daarbij belang heeft, niet de arbeiders. Integendeel: de bourgeoisie geeft door het planten van de kapitalistische uitbuiting in steeds meer deelen van de aarde aan het kapitalisme weer nieuwe kracht, verlengt zijn leven. De arbeiders, die het grootste deel van het leger vormen, die in geval van oorlog hun bloed zouden moeten vergieten - zij hebben geen belang bij de twisten der bourgeoisie, zij hebben slechts één belang: de bourgeoisie te overwinnen. Dit belang is gemeenschappelijk, internationaal: de arbeiders van alle landen zijn broeders. In de kapitalistische maatschappij gebruikt du[s] de bourgeoisie de arbeiders in het leger voor hare maar tegen hun eigen belangen: dit is de eerste reden waarom de leger-organisatie in het kapitalisme moet berusten op dwang. Want de menschen die het grootste deel van het leger vormen, zijn de vijanden niet van hen tegen wie zij in geval van oorlog zouden moeten strijden, (nl. tegen buitenlandsche legers, óók grootendeels uit arbeiders bestaande) maar van hun eigen heerschers, die hun den strijd opdringen. De tweede reden, waarom de bourgeoisie het militarisme wil in stand houden, is ons allen wel bekend. Niet in de eerste plaats tegen den buiten-, ook tegen den binnenlandschen vijand moet het leger dienen. Zijn taak is de ‘rust en orde’ te bewaren of te herstellen wanneer die in gevaar zijn gebracht, | |
[pagina 6]
| |
d.w.z. de ongestoorde heerschappij der bourgeoisie en de rustige voortgang der uitbuiting. Die dat in gevaar brengen zijn zij, die onder deze ‘orde’ arm, ellendig, verdrukt, rechteloos, onzeker leven: de arbeiders. Tegen hen zelf moet het leger gebruikt kunnen worden, om, mochten zij tot verzet overgaan, dat met geweld te onderdrukken. Die arbeiders in het soldatenpak moeten tegen de arbeiders in werkkiel, hun klassegenooten, hun kameraden, hun vaders en broeders, optrekken, op ze schieten, ze dooden - wanneer de bourgeoisie het verlangt, wanneer de meerdere het beveelt. Daarom het staande leger, de kazernes, de krijgswetten en krijgsraden, al de verouderde, half belachelijke, maar nog meer weerzinwekkende inrichtingen van het militarisme. Daarom kan de heerschende klasse het volksleger niet missen, daarom moet het de militaire tucht, die den mensch verlaagt, den wil doodt, het geweten vermoordt, in stand houden.
De sociaaldemokratie bestrijdt met alle kracht het militarisme. Eerstens omdat het tallooze millioenen aan inproductieve uitgaven vermorst, terwijl het proletariaat arm en ellendig leeft en sterft. Welk een groote en goede dingen zouden met deze schatten in alle landen tot stand gebracht kunnen worden; als zij voor inrichtingen van onderwijs, kindervoeding en -kleeding, bestrijding van tuberkulose, pensioneering van oude, zorg voor zieke arbeiders werd gebruikt. Hoe zou een geslacht van krachtiger, gezonder en ontwikkelder mannen en vrouwen dan opgroeien! De sociaaldemokratie bestrijdt het militarisme, omdat het bloote bestaan van de reusachtige staande legers van onzen tijd, die kolossale vechtwerktuigen, een voortdurende bedreiging is van den vrede. En welk een vreeselijke verwoesting en verdelging, welk een afschuwelijke menschenslachtingen en menschenverminkingen een algemeene europeesche oorlog zou ver- | |
[pagina 7]
| |
oorzaken, daarvan kan men zich na de gebeurtenissen van den Russisch-Japanschen oorlog een voorstelling maken. De sociaaldemokratie bestrijdt het militarisme omdat het aan de arbeiders willenlooze gehoorzaamheid inprent, ze maakt tot een wapen, in de handen hunner vijanden tegen de eigen klassegenooten gericht. Zoolang het proletariaat in zijn meerderheid onbewust en ongeorganiseerd is, heeft de burgerlijke klasse niet noodig openlijk door geweld te heerschen; maar naarmate de eenheid en bewustheid der arbeiders toenemen wordt het al duidelijker dat haar heerschappij steunt op geweld. Omdat de heerschende klasse het leger heeft, omdat zij weet met hulp der moderne vuurwapens met een paar honderd man duizende ongewapenden te kunnen neerschieten, daarom voelt zij zich sterk, daarom geniet zij nog rustig de zoetheid der macht te midden van de wasschende scharen der arbeidersbeweging. Het leger zooals het thans is, zooals de gewoonte van willenloos gehoorzamen, het inprenten van de tucht het maakt, is de laatste sterke dam van het kapitalisme wanneer alle andere dammen: de onwetendheid, de gedweeheid, de tweedracht, de onverschilligheid der arbeiders bezweken zijn. Daarom is het militarisme de doodvijand der sociaaldemocratie. De sociaaldemocratie voert geen afzonderlijke strijd tegen het militarisme. Zij weet dat het geen op zich zelf staand ding is, dat verdwijnen kan, ook zoo de maatschappij voor de rest onveranderd bleef, maar een noodzakelijk lid van het maatschappelijk organisme, zooals dat onder het kapitalistisch stelsel is. Zij weet dat de algemeene ontwapening een droom is, zoolang de groote tegenstellingen van belangen tusschen de volken en de klassen niet zijn overwonnen, d.w.z. eer het socialisme werkelijkheid is geworden. Maar dit te weten beteekent niet, dat de sociaaldemokratie werkeloos toekijkt, het militarisme laat voor wat het is. Zij bestrijdt het waar zij kan, met alle middelen waarover zij be- | |
[pagina 8]
| |
schikt: in de pers, in vergaderingen, in de parlementen. De socialistische afgevaardigden van alle landen stemmen, volgens het besluit van het internationaal kongres, tegen alle oorlogsuitgaven: de houding der sociaaldemocratie tegenover het militarisme is die van onverzoenlijken vijandschap. Maar de strijd der sociaaldemokratie op elk gebied is niet alleen negatief, doch tevens altijd positief; zij strijdt niet slechts legen de burgerlijke instellingen, maar streeft er naar waar dit mogelijk is die om te vormen tot iets anders, zoodat zij voor de arbeiders een hulp worden in hun strijd. Zoo ook met het leger. De sociaaldemokratie wil het leger demokratiseeren, de scheiding geheel neerhalen, die leger van volk scheidt, leger en volk tot een, d.w.z. het volk zelf, de geheel mannelijke bevolking, weerbaar maken. Het staande leger is een stut van de bourgeoisie en het kapitalisme, het volksleger zou de arbeidende klasse in staat stellen, wanneer zij daartoe de noodige voorwaarden: bewustzijn, inzicht en eenheid verworven had, den staat te veroveren, zonder dat de bourgeoisie zich daartegen met geweld kon verzetten. Het volksleger, het volk zelf weerbaar, geschoold in wapengebruik: dat is het, waartoe de sociaaldemokraten het leger van nu, het leger geschikt om het volk onder te houden, willen omvormen. Dat is het wat onze partijgenoot Van der Goes uitdrukte in de woorden, die hem in 1903 een maand gevangenisstraf kostten: ‘Niet de wapens neer, maar de wapens hier.’
Het is na het voorafgaande duidelijk, waarom de sociaaldemokratie de dienstweigering niet opneemt onder de middelen waarmee zij het militarisme bestrijdt. De arbeiders kunnen slechts georganiseerd, niet elk voor zich, niet afzonderlijk de machtige bourgeoisie en hare instellingen te lijf gaan Wie afzonderlijk den staat te lijf wil gaan, wordt door hem plat- | |
[pagina 9]
| |
gedrukt als een stofje door een stoomhamer, zonder dat zijn offer eenige vrucht draagt. Wij kunnen achting hebben voor de beginselvastheid en flinkheid van den dienstweigeraar, die terwille van wat hij zedelijk goed acht, de gevangenis ingaat; maar wij zijn overtuigd, dat zijn daad volkomen machteloos is, het militarisme te overwinnen. Dat kan alleen door toeneming van de kennis, de bewustheid en de organisatie der arbeiders, door groei van hun pers en door vermeerdering van hun invloed in staat en maatschappij. Wie zijn plicht doet als sociaaldemokraat, wie ijverig deelneemt aan den strijd van zijn klasse, wie streeft kennis van de maatschappelijke toestanden en verhoudingen, te verkrijgen en die kennis aan anderen meedeelt - die bestrijdt thans het militarisme op de vruchtbaarste wijze. Die helpt mede, de eindelijke zegepraal der arbeiders en de socialistische maatschappij voor te bereiden, de maatschappij die geen tegenstellingen van belangen kent, waarin allen in vrede en broederschap zullen samenleven. |
|