Socialisme en literatuur
(1899)–Henriette Roland Holst-van der Schalk–
[pagina III]
| |
Voorrede.De aanteekeningen voor een spreekbeurt, dezen winter voor het ‘Socialistisch Leesgezelschap’ te Amsterdam gehouden, leverden voor deze brochure de bouwstoffen. Zij verraadt haar afkomst - want het geschreven woord stelt andere eischen dan het gesprokene - door een zekere abruptheid, die het mij niet gelukt is geheel te doen verdwijnen. Het hoofdmotief van het Soc. Leesgezelschap, bij het uitschrijven van een reeks voordrachten over eenige punten der socialistische wereldbeschouwing, was de wensch, eenige kennis van die wereldbeschouwing te verspreiden onder de studenten en de Amsterdamsche burgerij. Het motief van de sprekers der S.D.A.P. bij het aannemen dier opdracht was de wensch, voor onze beginselen propaganda te maken. Wij poogden ermee eenige aanhangers te winnen in kringen, waar een uiteenzetting der wetenschappelijke beginselen van het socialisme kans heeft te worden aangehoord | |
[pagina IV]
| |
en verstaan. Wij wisten, dat in ons land althans, een betrekkelijk groot aantal der elementen, die gerekend worden het ‘intellekt’ te vormen - onderwijzers, leeraars, beambten, de z.g. ‘vrije’ beroepen, enz. - er toe gebracht kan worden in den klassenstrijd de zijde der arbeiders te kiezen en hunne toetreding, trots eenige onvermijdelijke nadeelen, de arbeiders-beweging krachtiger maken kan. En tot dezen overgang moeten zij komen, gedreven niet door filantropische overwegingen, maar uit het welbegrepen eigenbelang dat de eenige verstandelijk-vaste basis eener overtuiging is. Want voor hen, die tot deze kategorieën van het intellekt behooren - in zooverre zich onder hen idealistische naturen bevinden - is het grootste geluk er in gelegen, naar een vaste gedachte te leven. Er was een tijd, dat de natuurwetenschap voor velen onder hen dit beteekende, dat zij alles verwachtten van de wetenschap. Die tijd is voorbij, en de ontreddering der burgerlijke wereld toont zich in de onrust, de verdeeldheid en ongestadigheid van de vertegenwoordigers der burgerlijke gedachte. In zooverre zij geen schuilplaats zoeken in oude of nieuwe vormen van overgave aan eenig gezag, en het vrije leven van den geest abdiceeren, lijden zij onder het feit, dat de burgerlijke gedachte-wereld hun geen enkel groot beginsel | |
[pagina V]
| |
aanwijst waarvoor te leven, noch de burgerlijke maatschappij hun het voorbeeld van dergelijk leven voor oogen stelt. De burgerlijke gedachte leert hun te leven voor zich zelven, de burgerlijke maatschappij levert hun daarvan voorbeelden zonder tal. Aan zulke twijfelaars en zoekenden, die zich bij deze les niet kunnen nederleggen, aan zulke niet-geloovige idealisten, brengt het moderne socialisme evenzeer een goede boodschap als aan de onderdrukte arbeiders. Zij lijden door geestelijken nood wat de arbeiders door lichamelijken. Zij voelen als dezen, haat tegen een maatschappij die het beste in hen verstikt en verlangen die maatschappij te veranderen. Zij gevoelen de kritische denkgewoonten, die de moderne wetenschap in hare kinderen kweekt, door het Marxistisch socialisme bevredigd, dat immers zelve voortkwam uit de kritiek der maatschappij. Zij zien in dat de gevoelens van bezieling, geestdrift en overgave, die ontstaan wanneer de mensch leeft voor iets grooters dan zich zelf, dat deze gevoelens waarvan de burgerlijke wereld hun leerde, dat het droomen zijn der jeugd, waarvan zelden iets anders in oudere dagen verblijft dan weemoedig gedenken - dat deze gevoelens hun leven kunnen vervullen met warmte; zij erkennen dat de vermogens van hun | |
[pagina VI]
| |
geest en de aspiraties van hun hart die onrustig en onbevredigd zochten, de bedding hebben gevonden die leidt tot geluk.
De onverhoopte opkomst en bloei der nederlandsche literatuur in de jaren 1880-90 kweekte onder de tijdgenooten van hare makers, een betrekkelijk groote groep van lezers die warm gevoelden voor hare schoonheid. Zij genoten van haar, vereerden de dichters en schrijvers die haar voortbrachten; zagen hoopvol uit naar immer nieuwe schoonheid en weigerden te gelooven aan de mogelijkheid van haar verval. De revolutionnaire neigingen van vele idealistische naturen uit dit geslacht werden bevredigd, gelijk dit bij de schrijvers zelve het geval geweest was, door de literatuur. Dit maakte de liefde van hare aanhangers zoo hartstochtelijk, en dit maakte een strijd over het wezen der literatuur belangrijk voor een groote schaar van lezers. Het ging om iets waaraan zij hun beste gevoelens gegeven hadden, die geen bevrediging vonden in de maatschappij, iets dat zij liefhadden om zijn schoonheid, maar ook omdat het (naar zij meenden) revolutionnair was. Toen dus het socialisme in Nederland zijn kritiek op de literatuur richtte, haar analyseerde en verklaarde in haar samenhang met onze maatschappij, bleek | |
[pagina VII]
| |
de belangstelling groot, dank zij het opgewekt letterkundig leven, en de tegenstand fel, dank zij de liefde der burgerlijke elementen voor dit revolutionnair schijnende, en toch burgerlijke, schoone geestelijk bezit. De socialistische literatuur-kritiek werkte alvast dit goede, dat zij velen, die socialistisch waanden te zijn, tot bezinning bracht waar zij hoorden: de materialistische beschouwing der literatuur vervulde hen met afkeer en wrevel. Maar ook bleek deze kritiek te zijn geen slecht middel van propaganda; want velen, die de treurige krisis van den Nieuwen Gids in de jaren 93-95 geschokt en ontzenuwd had, waren gereed om te begrijpen dat zulk een diepen val zijn oorzaak moest hebben in het omringende leven. De socialistische tijdschriften waarin van ònzen kant deze strijd is gevoerd komen slechts in handen van een beperkt publiek; daardoor zijn onze beschouwingen minder juist en algemeen bekend dan die van de verdedigers der burgerlijke opvatting.Ga naar voetnoot1) Het is daarom dat ik toen het mij verzocht werd, goed meende te doen de gehouden voordracht over ‘Socialisme en Literatuur’ tot een brochure om te werken, om een korte samen- | |
[pagina VIII]
| |
vatting van onze methode, van ons standpunt tegenover de burgerlijke literatuur en van onze verwachtingen van de proletarische te brengen in kringen van lezers, waar onze tijdschriften nog niet doordringen. Dit geschriftje wil dus niet anders zijn dan een stuk propaganda onder de rijen van het intellekt.
's-Graveland, Mei '99. |
|