| |
| |
| |
VII.
Het is er mij in de voorafgaande hoofdstukken voornamelijk om te doen geweest, Romain Rolland's universeelheid, zijn hoogheid van geest en de louterheid van zijn karakter in het daglicht te plaatsen. Ik zou echter het gevoel hebben, mijn taak niet zoo goed mogelijk volbracht te hebben, zoo ik niet in een slothoofdstuk Rolland's optreden als politiek strijder behandelde.
De Zwitsersche schrijver Hans Mühlestein, heeft kort na Rolland's dood voor de Partij van den Arbeid en de Basler Kulturgemeinschaft een herdenkingsrede gehouden, die onder den titel ‘Romain Rollands politische Sendung’ in druk verschenen is. Uit het motto, dat ik hier volgen laat, kan men den geest van dit boekje begrijpen.
‘Want de geest kiest steeds partij, | |
| |
Slechts dwaze geest houdt zich van voorkeur vrij, Slechts wangeest pleegt met machtsdrang hoererij, Als eens Pilatus, die Christus erkende En toch zich, huichelaar, tot Satan wendde.’
Wat Mühlestein aan de Zwitsersche pers verwijt: dat haar herdenkingsartikelen voor Romain Rolland na zijn dood den strijder voor sociale gerechtigheid zooveel mogelijk in de schaduw hebben gelaten, geldt ongetwijfeld voor de burgerlijke pers van alle landen. Zijn (min of meer) ‘ongevaarlijke werken’, dat zijn die, waarin hij zich niet rechtstreeks tot tal van menschen wendt, om hen op te roepen voor waarheid, demokratie en sociale gerechtigheid te strijden, worden hoogelijk gegeprezen, maar over de gevaarlijke oproepen en manifesten wordt in alle talen gezwegen. Maar hij, die den waren Rolland wil kennen, zegt Mühlestein terecht, moet weten, dat al zijn werken uitingsmiddelen waren, waarvan hij zich bediende om zijn roeping te vervullen.
Door middel van aesthetische ontleding kunnen wij den werkelijken Romain Rolland even weinig begrijpen, als door diepzinnige analyse van zijn leven en werk. Van het l'art pour l'art standpunt | |
| |
af blijft hij ons vreemd. Het eenige belangrijke en noodige is om, in overeenstemming met zijn eigen opvatting, den bovenpersoonljken zin van zijn geheele leven te kennen. Deze is in de eerste plaats politiek, niet slechts kultuurpolitiek, maar revolutionnair humanistisch.
Dit was zijn zending in de wereld.
Romain Rolland is de levende brug van de burgerlijke, de groote Fransche Revolutie, de idealen van 1793, naar de Russische van 1917. Anders gezegd: van ideologisch romantisch individualisme tot realistisch, de werkelijkheid zooveel mogelijk benaderend, gemeenschapsgevoel.
Van uitzonderlijk belang tot het begrijpen van den weg, dien Romain Rolland af heeft moeten leggen om zich te bevrijden van zijn groepsvooroordeelen, is de brief, dien hij in antwoord op een rondvraag in 1934 aan de ‘Vereeniging van revolutionnaire letterkundigen’ richtte. Ik laat hem hier zéér verkort volgen:
‘Waarde kameraden. Ik zou willen probeeren, hier den weg aan te wijzen, die een jonge, burgerlijke individualist van het einde der XIXe eeuw heeft afgelegd en hoe die weg er hem toe | |
| |
gebracht heeft een oude medestrijder der proletarische revolutie te worden.
Sedert mijn kinderjaren heeft mijn natuurlijk instinkt mij tot een intensifikatie van het leven, als de aandrijvende kracht van het zijn, heengevoerd. In de wereldgeschiedenis trokken mij altijd de tijdperken, de persoonlijkheden of de groepen aan, in welke die intensifikatie zich het krachtigst verwerkelijkte. En heel mijn energie en werkkracht wijdde ik haar om haar stroom te verbreden en te versnellen.
Maar haar ontwikkeling wordt onophoudelijk gestuit door haar eigen meeningen, door de zware massa's, die zij van de oevers losscheurt om zich een weg te banen, door de opgehoopte vooroordeelen en dwalingen van het verleden. Waarom moet zij zich altijd opnieuw in opstandigheid tegen deze hindernissen verheffen, om ze te verbrijzelen?
In den grond van mijn geestelijk wezen was ik altijd een opstandeling. En wat ik zocht in de tijdperken der geschiedenis, voor welke ik voorliefde had, dat was de opstand.
In de klassieke opleiding, die de jeugd der Latijn- | |
| |
sche volken geniet, trokken mij in de eerste plaats Griekenland en Rome aan. Maar een ieder kiest uit dat wat men hem aanbiedt, datgene, wat hij voelt goed voor zichzelf te zijn. Dat wat ik in het Griekenland van het heroïsche tijdperk koos, was de emancipatie van den geest, die zich bevrijdde van de dogma's en afgoden om stoutmoedig de wetten der rede te grondvesten en de eerste stappen te zetten op het gebied der wetenschap: Prometheus tegen Zeus.
Om dezelfde redenen enthousiasmeerde het individualisme mijner jongelingsjaren zich voor de Italiaansche Renaissance, deze uitbarsting van een nieuw leven, deze wekster van energieën, die zich in opstandigheid tegen alle zedelijke en intellektueele boeien van de verzinkende middeleeuwsche maatschappij verhieven, om een onvergelijkelijk rijk der schoonheid te scheppen.’
(In den zelfden tijd ontstond zijn kultus voor de groote Fransche Revolutie en de beweging tot bevrijding der geesten door de filosofen, in de eerste plaats door Diderot.)
‘Voor een jonge burgerlijke individualist van de jaren 1871-1900 was een krachtig en vrij indivi- | |
| |
dualisme de hoogste menschelijke waarde en het voorrecht van de voorhoede der menschheid. Zijn roeping was heel het leger op den weg van den vooruitgang mee te trekken en zich te verzetten tegen de reaktionnaire machten van kerk, staat en universiteiten.’
Romain Rolland vertelt dan, hoe hij van nature de begrenzingen van een zelfzuchtig anarchisme overschreed. Zijn Spinozistisch geloof had hem van zijn jongelingsjaren af het onmiddelbare bewustzijn gegeven een integreerend deel der eenheid van het Alleven te zijn. En vroeg had hij begrepen, dat deze overtuiging te verspreiden door de kunst en het tooneel, beteekende een dienst te bewijzen aan de menschheid.
In zijn jeugd wist Romain Rolland, evenmin als de andere beschaafde bourgeois zijner generatie, iets af van het marxisme.
Zij wisten niet, dat de denkbeelden niet ontstaan, onafhankelijk van de maatschappelijke feiten.
Zij oriënteerden zich uitsluitend door het instinkt. In Parijs echter verhief zich het openbare leven in hooge golven en dat was hun beste leermeester. De echo der Commune in zijn kinderjaren; hoe er in | |
| |
zijn omgeving over gesproken werd als iets onzinnigs maar heldhaftigs, daarna het verwarde, koortsig-heete gewroet van de massa om hun belangen. En toen: de Dreyfuszaak, die de hartstochten op het kookpunt bracht. Deze ervaringen bevruchtten zijn volkstooneel. (Danton en de Wolven.) En tenslotte: de eerste wereldoorlog, die Romain Rolland bevrijdde van de laatste vooroordeelen van den burgerlijken en nationalistischen geest. Dan verklaart hij, hoe ‘Au dessus de la Mêlée’ hem vereenzaamd en gehaat maakt, vooral door zijn eigen kaste, de groote intellektueelen der Sorbonne. ‘Mijn oppositioneele en revolutionnaire houding werd snel scherper en het was natuurlijk, dat ik een der eersten was, die de Russische Revolutie begroette. Toch behield ik nog hoop op een grootsch individualisme van den geest, dat onafhankelijk van alle naties en partijen als het ware een vuurtoren zou zijn, welks heldere vlam den weg der menschheid zou verlichten. Deze vuurtoren zou aan de vooruitstrevende partijen en de revolutie ten goede komen. Zij zou een voorpost zijn, van waaruit de waarnemers ook aan de worsteling zouden deelnemen. ‘Wie onge-
| |
| |
rechtigheid en misdaad ziet en ver blijft staan zonder ze te bestrüden, maakt zich tot medeplichtige. ledere gedachte, die niet tot daad wordt, is een miskraam of een verraad.’
Nog was het Rolland in 1919 zonder moeite gelukt honderden intellektueelen te verzamelen om zijn verklaring ‘over de onafhankelijkheid van den geest’ te onderteekenen. Maar toen het er om ging, dit élitekorps tot den daad te brengen, vond hij bijna niemand. Het decennium 1920/'30 was één groote ontgoocheling voor Romain Rolland. Steeds botste hij tegen de lafheid der intellektueelen aan, die hun bevoorrechte posities niet wilden prijsgeven. In 1927/'29 vindt de laatste breuk plaats, die samenviel met de groote mobilisatie door de bourgeoisie der intellektueele krachten tegen de Sovjet-Unie (5-jarenplan).
Zijn boek ‘De verrukte ziel’ schildert ook de worsteling, die van 't zuiver individualisme naar het geloof aan de proletarische revolutie voert.
In het voorjaar van '37 richtte Rolland den volgenden oproep aan de plichtvergeten demokraten, waarin hij hun bezwoer naar aanleiding van den moord op de gebroeders Roselli, Italiaansche | |
| |
revolutionnairen, die vermoord werden, toen zij in de bergen wilden vluchten, zich met meer beslistheid tegen het opdringend fascisme te verzetten: ‘Demokraten, gij verstaat het niet, Uw verdedigers te verdedigen, noch het Uzelf te doen. Een aanval op leven en dood hebben de gruwelijke vijanden, die geen eergevoel en geen geweten hebben, tegen U ontketend. Dit zijn niet meer de oorlogen van vroeger, ja, van gisteren, die nog tot een zeker fatsoen verplichtten. Het is de gemeene misdaad, die tot de georganiseerde kracht van den staat is geworden. Zonder oorlogsverklaring, midden in den vrede, roeit men wapenlooze volken uit, vernielt men open steden. De nieuwe caesaren van het fascisme hebben zich verbonden met veemmoordenaars en met de ridders van bom en dolk.’
Verder keert Romain Rolland zich tegen de kameraden der Roselli's, die niets deden om ze te beschermen: ‘Gij zijt niet in staat de worsteling te leiden. Gij zult ondergaan, zoo de georganiseerde kracht van het volk niet in Uw plaats komt en zij U leidt, Uzelf ten spijt. Noodig is een diktatuur van het gewapende en gedisciplineerde front van | |
| |
den arbeid tegen het den dood brengende fascisme.’
Men kan met Jaurès overtuigd zijn, dat de gewelddadige revolutie nog tot de voorgeschiedenis der menschheid behoort, of met Gandhi, dat de ongewelddadige weerstand de eenige strijdwijze is, die de middelen aanpast aan het doel, en toch inzien, dat de Russische revolutie de grootste en vruchtbaarste gebeurtenis is geweest sedert de groote Fransche omwenteling. Toen in Januari '19 de aanhangers van ‘Spartakus’ door de burgerlijke pers van alle landen voor boeven en moordenaars werden gescholden, was Romain Rolland een der zeer enkelen, niet-communisten, die Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg verdedigde en een vlammenden oproep aan alle socialisten en revolutionnairen richtte, om te trachten hen te redden. Geen wonder, dat de Zwitsersche geheime politie hem ijverig bespieddè en zijn briefgeheim niet meer veilig was.
Van dien tijd af tot aan zijn dood, geschiedde er geen gewelddaad van den kant der fascisten, of Rolland alarmeerde de publieke opinie van alle landen en bezwoer haar, dat dit de voorteekenen | |
| |
waren van een nieuwen wereldoorlog. Telkens weergalmde zijn strijdroep: ‘genoeg gemoord’.
Voor alle strijders, die gevaar liepen door het fascisme vermoord te worden, als Matteotti, Amendola, Grainser, Ossietzky, Mierendorff, Vieubanen, Stöcker en Ernst Thälmann, trad hij in het krijt. Hij was eerepresident der Internationale Liga voor de bevrijding van Thälmann, wiens lot hij voorzag.
In het voorjaar van '37 richtte Romain Rolland in naam van het comité een appèl aan het geweten der wereld. Het was de tijd der niet-interventionistische politiek van Chamberlain en Léon Blum, wat beteekende, dat de westersche demokratie de interventie van Hitler en Mussolini tegen de Spaansche republiek goedkeurde.
Romain Rolland heeft de ineenstorting van Hitler, den triomf van Sovjet-Rusland en de westersche demokratie nog beleefd. De opstandige beweging der Maquis, waarin het front van den arbeid zich in Frankrijk doorzette, zal het hart van den ouden strijder verwarmd hebben.
Maar hij beleefde ook, dat de burgerlijke demokratie dit front van den arbeid onder den druk | |
| |
van het groote kapitaal in de Angel-Saksische landen weer terzijde schoof. Hij wist, dat de nederlaag van het fascisme tevens het begin der eindworsteling voor de oplossing van het sociale vraagstuk brengen zou.
In 1935 gaf Rolland gehoor aan de uitnoodiging van Stalin en Gorki, om naar de Sovjet-Unie te komen en een poos hun gast te zijn. De foto's, op die reis genomen, doen hem ons zien temidden van vroolijke kinderen en stralende arbeiders. De indrukken, die hij kreeg, waren uiterst gunstig, zoodat hij zijn sceptische vrienden uitnoodigde om zelf naar Rusland te gaan en zich met eigen oogen te overtuigen, dat daar een jeugd opgroeide vol lichamelijke en redelijke energie, vol vertrouwen in den socialen opbouw, die de geheele menschheid ten goede komen zal.
‘Gij hebt niet het recht, wanneer ge deze menschen beoordeelt, te vergeten, dat zij niet als gij zitten in de schaduw van oude demokratieën, die bezig zijn in hun alkoven te sterven.’
Het begin van het artikel, waarin de beroemde schrijver de voornaamste indrukken, die hij gekregen had, wereldkundig maakte, luidt als volgt: | |
| |
‘De sterkste indruk, die mij van de reis bleef, is die van den machtigen stroom levende vitaliteit, die jeugdig sterk, overschuimend en stralend van krachtsbewustzijn, van trots op de successen, van rotsvaste overtuiging van de eigen zending is.’
Deze eenstemmigheid, o.a. blijkend uit duizenden brieven uit de geheele C.F., kan niet anders dan de uiting zijn van een kollektieve psychose van geloof, vreugde en vertrouwen in de toekomst.
Zulk een psychose noemt men de ‘groote uren der geschiedenis’. In den loop van zijn opstel, komt Rolland te spreken over het marxisme, dat hij zorgvuldig analyseert als een onvergelijkelijke drijfveer tot handelen. Het volk weet, dat het evengoed de schepping der revolutie is, als dat zij zijn werk is. Beide zijn één.
Rolland was overtuigd, dat de zinnelooze blindheid der demokratische regeeringen een wezenlijk element was in wat hij een ‘onverklaarbaar, onbegrijpelijk noodlot’ noemde, namelijk hun afhankelijkheid van de groote financiers.
Echter kwelde deze overtuiging hem weinig, daar hij geloofde, dat het leven, om zich te vernieuwen, zich van nieuwe, frissche krachten moet bedienen | |
| |
en dat het westen te oud en te zeer in traditioneele vormen verstard is, om de menschelijke ontwikkeling nog langer te kunnen aanvoeren. Met Goethe, dien hij tot in zijn ouderdom voortdurend herlas, kon Rolland getuigen, dat hij zich in zijn geheele leven ‘geen vier weken behagelijk had gevoeld’, - met Goethe spreken, ‘wilde ik den daemon loslaten, die in mijn diepten huist, ik zou mijzelf en mijn omgeving te gronde richten.’ Maar evenals Goethe bleef hij den daemon beheerschen, zeker voor een deel dank zij Beethoven en Bach, voor een ander deel dank zij de liefhebbende vrouwen, die bloemenkransen door zijn dagen wonden. Rolland heeft van zichzelf getuigd, dat zijn wezen in hooge mate dynamisch was. ‘Altijd was ik op marsch, marcheerend met de volken en klassen, die een baan openden aan den stroom der menschheid.’
In de worsteling lijden dergelijke volken en klassen en menschen vele nederlagen, eer de zegepraal hun toelacht. ‘Maar onrecht kan zich geen nederlaag veroorloven, recht echter wel.’
Moge dit onze lijfspreuk zijn.
Buissche Heide, Najaar 1946.
|
|