| |
| |
| |
Een requiem voor Gandhi
Wij vreesden altijd dat het zou gebeuren,
en nu verwerkelijkt is onze vrees
voelen wij smartebete' ons hart verscheuren,
als ze voelt een verlaten wees
eenzaam achtergebleven op de aarde.
O sombre dagen zonder licht,
Waar bleef de vreugde op Uw aangezicht?
Waar bleef de avondrust als na 't gebed
elk onzer vredig zich had neergezet
aan Bapoe's voeten en zijn zacht gezicht,
verspreidde in den schemer zee van licht.
| |
| |
Wijsheid ging aan zijn linkerhand,
Liefde ging aan zijn rechterhand
en als een zon was zijn aangezicht.
Ik was een kind van nog geen negen jaren,
toen ik door mijn ouders werd uitgehuwd -
zede waar ieder eerzaam mens van gruwt,
die niet wil, dat onrijpe kindren paren.
Maar zodra mijn jong lichaam was bereid
moest ik huwen, nog half een kind.
Heb ik wel ooit mijn man bemind?
'k Weet het niet, maar 'k weet, dat ik moest omgorden
mij met veel deemoed en geduld.
O, wie draagt aan U de schuld
| |
| |
Met hoeveel deernis zag hij ons aan.
Hoe heeft hij betoogd, dat zij zouden verstaan
't schuldige hunner wulpse dromen.
Als hulploze kuikens scholen
wij onder zijn vleugels zacht,
wetend ‘hij houdt trouw de wacht’.
Dan was niet meer zo zwart onze nacht
en niet meer zo droevig ons dolen.
Een der honderden millioenen hongerige boeren.
Honger lijd ik vanaf mijn geboorte;
weinig en schraal was mijner moeder zog;
nu tel ik over de dertig jaren
Hoevele millioenen daalden in 't graf
zonder zich ooit zat te hebben gegeten
| |
| |
Hoevele millioenen stierven den hongerdood!
Zij die leven hebben maar één gedachte ‘brood’,
zich zat eten is hun enig verlangen.
Als zij de spade opheffen dan
parelt het zweet van hun wangen
hun arm valt krachteloos neer!
Zo was het, maar zo is het niet meer.
Mahatma is gekomen, hij leerde ons
onze arbeidskracht weigeren aan onze heren
die van honger ons lieten sterven.
Wij willen de aarde en al wat groeit op haar.
Er komt op een nieuw geslacht-beërven.
In haat strijden willen wij niet,
maar wij hebben recht om te leven
op het vruchtbare land ons door God gegeven
in het heilige Gangesgebied.
| |
| |
Door alle mensen te worden veracht,
zodat zelfs je adem onrein is...
O, eens deed het pijn, maar die pijn is
uitgesleten als een trap: stompzinnig
leef ik verder en ik wacht
tot ik eens weer zal voelen de beten
mijner menslijke onwaardigheid.
Mijn beroep doet alle mensen gruwen,
de laagste kasten zijn daarvoor te goed.
Onrein mijn huid, onrein mijn bloed...
O, ik begrijp, dat allen van mij gruwen.
Hij wist hoe wij werden veracht
en als een fontein vol en zacht
vloeide zijn deernis bij stromen
tot ons uit, bij dag en bij nacht.
| |
| |
Gandhi sprak: hoeveel duizenden jaren
d'onraakbaarheid tussen ons bestaat:
ge weet niet meer, dat z'een kwaad is;
moge God het U openbaren.
Het is Uw schuld, dat zij zijn
in die hel der hellen gekomen.
Gij zegt van bevrijding te dromen
maar Uw ziel is vol boos venijn.
Doe weg uit U dat venijn.
Maak een einde aan hun lijden
dan kunt ge U zelven bevrijden
en als broeders tezamen zijn.
Maar geen antwoord steeg uit hun scharen
dan een kwaadaardig loeien:
‘Nooit: Ze blijven eeuwig in de boeien
geklonken en blijven dragen
als 't kan nog zwaarder lasten’.
| |
| |
‘En zo de wa hunner lasten
een harenkleed om hen weeft,
zo zweer ik dat ik zal vasten
tot mij het leven begeeft’.
Mahatma vastte tot hem omzweefde
Snel verbleekte zijn avondrood
't scheen of hij nauwelijks meer leefde.
En toen hij nauwelijks meer leefde
brak eindlijk hun starre zin.
De tempeldeuren vlogen open,
het was wellicht niet geschied
Aarzlend kwamen wij gelopen...
| |
| |
of wij nieuwe mensen waren;
't leek als waren wij omdropen
Wij baden als we nooit hadden gebeden;
het was of een goddelijk licht
en we zwoeren naar reinheid van zeden
te streven, al viel het niet licht.
Toen wasten we ons, zalfden onze haren,
trokken zuivre gewaden aan
om tot den broederlijken maaltijd
met duizenden op te gaan.
Leden van alle kasten zaten daar broederlijk bijeen:
geen hunner zich voelde alleen...
O, wonder, dat henzelven verraste!
Wij zaten aan en niet één
Elke dag maakte frisse loten:
| |
| |
ver dreef het verleden heen.
Wij wisten zó kon het niet blijven;
te groot was het wonder geweest
en zó bleef het ook niet, maar de doorbraak
was geschied en wat we hadden gevreesd:
dat het weer opnieuw zou verstijven,
Uit de hel waarin we vergingen
Nu begint het nieuwe leven,
het gehoorzamen aan hoogre wet
van godlijke krachten doorweven.
Een van de millioenen hongerige boeren.
Honger lijd ik sedert mijn geboorte;
weinig en schraal was mijner moeder zog
Nu ben ik een man van over de dertig jaren
| |
| |
Hoeveel millioenen daalden in het graf
zonder zich ooit zat te hebben gegeten.
Hoeveel millioenen stierven den hongerdood!
En zij die leven hebben maar één verlangen
zich eenmaal zat te eten voor hun dood.
Een tweede hongerige boer.
Als wij de spade opheffen
parelt het zweet ons langs de wangen
onze arm valt krachteloos neer.
Zo was het, zo is het niet meer.
Mahatma is gekomen, hij leerde ons voeren den strijd
voor ons, onze vrouwen en kindren.
Wij steken geen spa in den grond,
onze ossen ploegen geen voor,
wij snijden de halmen niet af
als wij hongerig moeten werken!
| |
| |
Wij willen niet hongerig leven en sterven
wij willen het goede der aarde erven,
er komt op een nieuw geslacht!
Niet in haat strijden wij, haat kennen wij niet.
Maar God heeft onze millioenen gezaaid;
op de vruchtbare aarde in het heilig gebied
van den Ganges willen wij leven.
Almachtige, Algoede, Alwijze
ik bid U sta heden mij bij:
Laat geen gedachte opkomen in mij
van wrevel, weerzin of haat.
mijn gedachten zuiver blijven;
vul met liefde en deernis
| |
| |
voor alle wezens mijn gemoed:
mensen, kindren en dieren;
laat mij U bestendig vieren
en streven naar het Hoogste Goed.
Schenk mij, Vader, de genade
van een klare, heldere morgen
Mijn gebed zij de sleutel tot de poort
die voert naar der stijgende wegen steile bergen
en het bergmeer, welks azuren oog daaglijks lacht.
D'avondwind ruist door de hoge platanen,
bij trossen hangen de sterren
Zo ik heden mocht hebben gezondigd
Ge weet, dat het niet was met opzet.
Vergeef mij, goedertieren God.
| |
| |
Vergeef Uw dwalende kindren
van een verkwikkende slaap.
Mijn avondgebed zij de grendel
die alle zelfzuchtige gedachten
uit mijn slaapbewustzijn verbant
en mij heenvoert op zijn golven
dat ik eens hoop te betreden:
het land van liefde en vrede.
Koor. (Gandhi aan het spinrokken).
Vier uur per dag spint Gandhi den draad;
op zijn gelaat een stille glimlach.
of door India's eindloze vlakten gaat
en opwekt tot ongehoorzaamheid
| |
| |
die vorm aan den edelen deemoed geeft
Koor. (Gandhi aan het spinrokken).
zweeft een stillen glimlach
of door India's vlakten gaat
en predikt ongehoorzaamheid aan den staat.
Vier uur per dag spint Gandhi den draad
die vorm aan den schonen deemoed geeft
en waarvan men schone stoffen weeft.
| |
| |
| |
| |
Het toneel wordt met het eerste licht van den dageraad overgoten.
laat ons gaan te zeggen onze gebeden
onder de stralende liefdesvlag
van hem, wiens zielkracht niet ééns is gezwicht
en wiens strijd is volstreden;
van hem, die met liefde en vrede,
gewapend voor ons heeft gestreden
Het is donker geworden op aarde;
ging schuil in een wolkengebergte;
| |
| |
Gandhi is van ons heengegaan;
Ze zeggen, dat het alles verbeelding is geweest,
dat ge U blind op een waanbeeld staardet
zoals enkel een fanatikus doet.
Maar wij weten, gij zachte held
die zijt gevallen onder de slagen
van dom boosaardig geweld,
dat ge ons verder omhoog zult dragen
naar vrede en vrijheid omhoog!
En we weten dat de lichtkring
waarin ge staat, door de jaren
| |
| |
aldoor méér licht zal vergaren
van de lichtbron die U omgeeft.
Blijf bij ons, gij zachte held.
Zwart werd de hemel, ruw is de wind,
al wat w'aan mildheid vergaarden,
is met U in het graf gedaald.
Ahimsa - bloemgelijke naam
van gespannen welgezindheid,
die ook voor Uw vijand een vrind zijt,
altijd bereid tot verzaam -
en de laatste aardse scheiding
komt de plechtige verglijding
waartoe Gandhi is ingegaan.
| |
| |
laat ons gaan te zeggen onze gebeden
onder de stralende liefdesvlag
van hem, wiens strijd is volstreden.
Naar den plechtigen ritus waarmede
India sedert onheuglijke tijden
't sterfelijke deel van haar zonen
weergeeft aan de moeder aard', -
van de hoog rijzende vlammen
Gandhi's sterflijk deel verslonden.
en strooiden met vrome gebaren
in des Ganges heilige wat'ren haar uit.
| |
| |
Van den voet der ongenaakbare reuzen
Van het Himalayagebergte;
door heel India's onmeetlijke vlakten,
langs duizenden nedrige dorpen,
door de straten der volkrijke steden
wier stem dag noch nacht verstomt -
dragen de heilige wat'ren
van den Ganges de as van Mahatma
al verder door India's vlakten
tot daar waar de schuimtoppen breken
van de blauwstralende zee
al India's landouwen bevruchte.
bevrucht India's oneindige landouwen
| |
| |
al sterker ons streven bevruchten,
ons denken en handelen bevruchten.
O, 't is niet voor niets geweest
dat ge hebt gestreden en geleden:
Vader verhoor onze gebeden
maak ons kinderen van zijn geest.
Een stem zeer plechtig en krachtig.
Den geest van gerechtigheid, liefde en vrede.
25 Februari 1948.
|
|