die, voortgekomen uit het anders leggen van bepaalde accenten, tot zeer uiteenloopende opvattingen op gewichtige punten kunnen voeren. Dit kan enkel hèm vreemd toeschijnen, die niet weet, dat ten slotte elk nieuw rythme uit de verlegging van het accent wordt geboren en dat, wat zich in volgroeiden staat voordoet als een anders zijn, altijd de uitkomst is van een onmerkbaar anders worden, door de herhaling en opeenhooping van zeer kleine modifikaties, van hunne werkingen en van de werkingen dier werkingen.
Aan de anderen, dat is aan hen, die het historisch materialisme mechanisch-dogmatisch interpreteeren, antwoordt de schrijfster, de tegen haar ingebrachte beschuldiging van eklektisme zonder meer af te wijzen. Maar zij erkent, het historisch materialisme, voor zoover het de verklaring van geestelijke verschijnselen, zoo als kunstrichtingen en kunstuitingen betreft, in haar laatste studies niet geheel op dezelfde wijze toe te passen als een kwart eeuw geleden.
Het opstel over ‘Middeleeuwsche en moderne mystiek’ (chronologisch het oudste van de hier verzamelde studies) werd geschreven van het besef uit, dat elke geestelijke, dus ook elke aesthetische uiting door de produktie-wijze en de produktie- of klasse-verhoudingen volkomen kan worden verklaard. Kunstuitingen worden daarin uitsluitend of bijna uitsluitend beschouwd als het gevolg en tevens als de weerspiegeling van materieel-ekonomische processen, deze laatste daarentegen als de eenige waarlijkreeële en tevens de eenige werkende oorzaken.
De latere studies, speciaal de aller-laatste, zijn daarentegen gebaseerd op de opvatting van het leven als een ondeelbare, stoffelijk-geestelijke eenheid, een dia-