De nieuwe geboort(1928)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 105] [p. 105] V Een kind zijn hart is vol verborgen beven; hij weet niet wat die gloed, die drang beduidt, maar in den nacht strekt hij zijn armen uit van liefde en weent naar het geluk te geven. Dan, groeiend, overstelpt hem het geluid der wereld met galm van een ander streven: dit volgt hij, en van nu af gaat zijn leven om zelfswil, totdat zijn ziel weder ruit. Dan weet hij troostloos wat hem wijsheid dacht zoo lang, en vol berouw, maar vroolijk tevens ontpuint hij 't oude spoor, tot op een nacht hij weder voelt dien kinderlijken gloed, dien kinder-drang, maar met de winst des levens: hij weet nu wàt dat is, en waarom goed. Vorige Volgende