De nieuwe geboort(1928)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 13] [p. 13] VII Toen de stem zonk die dit opleggen moest zag ik de vijanden in het hart treden: machtloos voelde hij wat ze hem aandeden en de velden van zijn vrede verwoest. Want hij werd vol en voller van een woest blind volk en gansch ingenomen door wreede begeerte' en afmattende heftigheden: ik zag niet, hoe hij ze verjagen moest. De tijd was 't van der schaduwen verdiepen, de nacht kwam met de ongeweten holen waarover we vergeefs den morgen vragen: ik waakte bij mijn hart, toen alle sliepen en dacht ‘wat zal dat arme oproerge dolen in wat nu dalen gaat met zachte slagen.’ Vorige Volgende