| |
| |
| |
Decor in het Meyerhold-Theater voor ‘Morgenschemering’
Konstructivistisch Tooneel Meyerhold
| |
| |
| |
Het nieuwe tooneel in Rusland J. Sternheim
Het tooneel is gebonden aan tijd en klasse. Zijn geschiedenis, moraal, artistieke en technische mogelijkheden, zijn onverbrekelijk verbonden aan het maatschappelijke leven. Het tooneel is minder zelfstandig dan eenige andere kunst: het deint mede op den golfslag; zijn hoogtepunt en inzinkingen vallen vrijwel samen met hoogtepunten en inzinkingen in economisch, geestelijk en moreel opzicht, van een tijdvak. Men behoeft geen wereld-geschiedenis te ontleden om b.v. voor ons land deze waarheid te erkennen. Juist in ons land, dat, zoo arm aan tooneel-cultuur, al te duidelijk toont dat slechts in tijden van geestelijken en maatschappelijken opgang een bloeitijdperk mogelijk was.
Het naturalistische tooneel, het realistisch tooneel, het tendenz-tooneel, het geestelijk tooneel, het mystiek-tooneel, het psychologisch-tooneel, expressionistisch tooneel, het experimenteel-theater, en het sur-realistisch tooneel; het zijn alle nieuwe namen, in de laatste 40 jaren van technische en geestelijke omwenteling ontstaan, doch niet te scheiden van de gebeurtenissen en machtsverhoudingen in eenig land.
De schrijvers over het hedendaagsch tooneel, in de Westelijke landen van Europa, schreien tranen-met-tuiten over het ‘verval’. Deze, ziet de schuld in het gebrek aan goede tooneelstukken, die ‘iets’ te zeggen hebben, gène, wijt het aan de tooneel-directeuren, omdat zij de moed niet hebben ‘baanbrekend’ op te treden. Een ander meent dat de ‘theaterkas’ de eigenlijke dictator in den schouwburg is, en weer een ander, dat er van de ‘jongeren’ niets uitgaat, en verwacht het heil van een soort tooneel-Mussolini. Ook zijn er die niet terugschrikken voor krasse middelen, en de schouwburgen ‘10 jaren’ willen sluiten, terwijl andere meenen dat het ‘geloof-in-het-tooneel’ weg is, en er zijn zelfs die denken dat het ligt aan het feit dat de menschheid ‘moe’ is, en waarschijnlijk willen wachten tot zij niet meer moe is.
Ik geloof aan geen dezer onheilen, noch aan de heilzaamheid van aangeprezen lapmiddelen.
Elke tijd krijgt het tooneel dat zij behoeft .... of .... verdient. De groote massa ‘'t Publiek’ laat al deze schrijverij koud, en telt met genoegen voor ‘Overschotje’, ‘Bruine Suiker’, ‘De Gevangene’, ‘Blanke Ballast’, ‘Potasch en Perlemoer’, zijn blanke guldens neer, en laat alle ‘geëxperimenteer’ aan zijn lot over, en terecht!
| |
| |
Zeker, terecht; want bewonderend en likkebaardend ziet het tooneel van West-Europa naar Moskou als het Mekka der tooneelkunst, en het heeft geen middel onbeproefd gelaten om wat het er van over kon nemen, dat ook te doen.
Aan ‘blokkedoozen’ op het tooneel, aan wenteltrappen en dronken lantaarnpalen, noch aan sur-realistische huisfragmenten, of geweldige schijnwerpers met rood en wit en geel en groen licht heeft het ontbroken, en zelfs werd een plankier uitgelegd in de zaal, om tooneel en publiek ‘nader tot elkaar’ te brengen.
Dat alles te vergeefs, en waarom? Omdat men de uiterlijkheden van het Moscou-tooneel overnam, zonder den geest van dit tooneel in westelijke landen te kunnen of te durven aanvaarden, want dit zou beteekend hebben het stichten van een tooneel op socialistischen grondslag voor het proletariaat, en zoover zijn wij in West-Europa nog niet. Alle pogingen in de laatste jaren aangewend door het burgerlijk tooneel in West-Europa om vernieuwend te werken, faalden en zullen blijven falen.
Ondanks de technische en kunstzinnige vernieuwingen bleef het ‘verval’ verder knagen, en de tranen geschreid door de talrijke tijdschriftenaren aan het ‘graf’ van het hedendaagsch tooneel zullen niet meer blijken dan krokodillen tranen. Geen die de hand uitsteekt, geen die openlijk het oorzakelijk verband tusschen het tooneel en de maatschappij durft te leggen.
Voor zoover ik niet reeds vóór mijn Russische reis daarvan overtuigd was, heeft mijn bezoek aan de Moskousche schouwburgen mij daarvan de verwachte bewijzen gebracht. Tot de ‘objectivisten’ die in burgerlijke bladen frases schrijven over het Russisch tooneel behoor ik niet. Ik ben geen objectivist. Zoo'n soort wezen komt mij altijd voor te zijn: iemand die onder schijn-schoone zinnen, de waarheid verzwijgt uit gemakzucht of .... erger, uit lafheid.
Voor zoover ik het tooneel tot nogtoe bekeek heb ik dat gedaan van een absoluut klasse-standpunt. De Russische tooneelkunst onder communistisch bewind, heeft in haar beste uitingen niet anders gedaan.
Het spreekt vanzelf dat dáár voor het ‘algemeen menschelijke’. ‘psychologische’, ‘geestelijke’ en andere menschelijke gevoelsen denk-richtingen niet minder plaats is als voor overeenkomstige in het burgerlijk tooneel van West-Europa. Echter met dit verschil dat het burgerlijk tooneel zich het recht aanmatigt te meenen dat deze menschelijke eigenschappen ‘universeel’ en ‘van alle tijden’, eeuwige en onveranderlijke en vaststaande begrippen zijn, terwijl het proletarische tooneel in Rusland niet | |
| |
schroomt van het tooneel te verkondigen het algemeen menschelijke van de proletarische klasse, het algemeen menschelijke van de proletarische psyche, het algemeen menschelijke van de proletarische geest.
Hier scheiden zich burgerlijke en socialistische opvattingen over tooneel, nu alleen nog in Rusland, maar binnen zeer afzienbaren tijd ook in de overige ‘beschaafde’ landen van Europa. De ‘Piscator-Bühne’ in Berlijn, zal, in meer of minder gekleurde variaties zijn weg door Europa vinden.
Of dit tooneel het ‘uiteindelijke doel’ dan kan zijn? Dat waag ik niet te beslissen, echter behoor ik niet tot de utopisten, die voor denkbeeldige tooneel-mogelijkheden vechten. Het tooneel is voor vandaag, en hóógstens voor den-dag-van-morgen, wat daarachter ligt is terrein voor groote denkers, waarover tooneel-ondernemingen zich geen zorg behoeven te maken. .... Cultuur-historisch gesproken is het z.g. ‘tendenz’-tooneel, met zijn etische en sociale motieven, voorbij. Ibsen, Strindberg, Hauptmann. Björnson, Shaw en Heijermans, zij allen behielden den vorm van het burgerlijk drama, ja verfijnden en veredelden het; zij voegden daar bij wijze van elixer, een grootere of kleinere hoeveelheid druppels ‘moraal’ aan toe. Het werd daardoor mogelijk een zeer grooten invloed uit te oefenen op de belangrijke groep van sociaal bewust-wordende intellectueele burgers, en hier en daar ook op de arbeiders.
Of de arbeiders-regeering van Rusland geslaagd is in de verwezenlijking van politieke doeleinden, behoort niet tot mijn competentie, maar wat ook in de rijen der niet-overtuigde bolsjewieken erkenning kan vinden is de geweldige activiteit op cultureel gebied.
Vrijwel aan de spits treedt daarbij het baanbrekend werk op tooneelgebied. De Russen hebben waarschijnlijk nog geen ‘algemeen-menschelijke’ tooneelstukken geschreven, die, opgenomen in de wereld-letterkunde eenmaal ‘klassiek’ mogen heeten. Als vervolg op het vorig tijdvak en zijn noodzakelijk tendenz-stuk, schiepen zij echter; consequent voortvloeiend uit de nieuwe verhoudingen het propagandatooneel. Of en in hoeverre dat eenmaal klassiek wordt, dat zal de tijd wel uitmaken. Wie dagelijks vecht in dienst van zijn socialistische overtuiging heeft ‘andere kopzorg’ dan uit te rekenen of hij eenmaal ‘klassiek’ zal worden. De Middeleeuwsche Mirakel-spelen zijn niet geschreven met de bedoeling ‘klassiek’ te worden, maar om de meest reëele propaganda te voeren voor de katholieke godsdienst - mitsgaders de katholieke kerk.
In hun propaganda-tooneel zijn de Russen volkomen geslaagd.
| |
| |
Decor voor ‘de Heks’
Proletkult-theater - Uit een stuk van Ostrowsky
| |
| |
Een der beste stukken die ik op dit gebied zag, was: ‘Het venster-in-het-dorp’, van de hand van Meyerhold, in zijn schouwburg en onder zijn leiding opgevoerd. Het gegeven is ontleend aan een ‘text’ van Lenin: ‘Met de gezichten naar de dorpen’, waarmede hij bij zijn partijgangers de noodzakelijkheid bepleit de volle aandacht te wijden aan de verheffing der achterlijke boerenbevolking.
Zonder veel omhaal is Meyerhold recht op zijn doel afgegaan, en heeft er een nuttige, leerzame, en heilzame propaganda - dialoog voor geschreven. Ik hoop dat de kunstzinnige-Rusland-aanbidders onder deze drie-dubbele last niet zullen bezwijken. Het stuk voert ons in een boeren-dorpje dat achtereenvolgens de voordeelen zal winnen van het nieuwe bewind.
De boeren, die met één ruk uit den greep van de half-lijfeigenschap tot vrije menschen verklaard zijn, moet men leeren die vrijheid ook ten nutte te maken.
Nu volgen enkele beelden uit het stuk.
De Radio brengt nieuw leven in het dorp. De boeren hooren een concert van hun geliefd instrument, de harmonica. Tegelijk toont ons de film op den achtergrond de harmonica-spelers, die daarginds voor de microphoon spelen.
De bestrijding van het an-alphabetisme geeft aanleiding tot menig aardig tooneel, wanneer wij de gevorderden van leeftijd, onder leiding van een schoolmeester zien zwoegen op het a.b.c. De attributen voor de school zijn: wat rijen banken, een schoolbord en een aardbol. 'n Moedertje probeert op het bord een Russische R te schrijven (overeenkomend met onzen latijnschen P). Eerst, beweert er een, lijkt het op de maan met een handje er aan, en dan wordt het een groote O; met vereende krachten verschijnt eindelijk Roza op het bord, en het publiek lacht hartelijk, klapt zich de handen warm van de pret. 't Is voor velen een stuk werkelijkheid en ieder ondergaat hier, een liedje-van-eigen-leed!
Geestig geteekend is de wijze waarop in den boerenstand jongens en meisjes elkaar ‘krijgen’. Zij zien er uit als imitatie dametjes en heeren, en trekken naar buiten. Zij dansen de burgerlijke dansen; door muziek, drank en aaneengedrukte lijven komt het zóó ver, dat de jongen het meisje in het gras trekt, en haar eens ferm in de billen knijpt! Zoo maakten zij ‘kennis’ met elkaar. Nu komen de jongens en meisjes der jeugdbeweging. Zij houden elkaar genoegelijk bezig met wat leut en voeren een paar Russische boerendansen uit, die Meyerhold tot een wonder van spel, technisch kunnen en schoonheid opvoert.
| |
| |
Het publiek juicht en klapt wild om een herhaling. Maar de spelers hebben reeds lang het tooneel omgebouwd, en de vreemde klimstokken, die den geheelen avond onbegrijpelijk en doelloos op de plaats van het afwezige voordoek stonden, krijgen, wanneer het licht opgaat, plotseling leven. Zij zijn omgetooverd tot zweefmolens, waarin de jongens en meisjes op de maat van de muziek rustig over tooneel en zaal zweven. Zij zingen hun eenvoudige liederen, groeten en wuiven de zaal toe. Het is in de fantastische verlichting der schijnwerpers een mengeling van felle en bonte kleuren, rood, citroen-geel, oranje en paars en blauw en groen. Het is één bekoring van zang, muziek en zwevende kleuren, de daagsche gedachten schieten weg in dezen droom van pleizierig en onschuldig menschengeluk. Als de spelers juichen, juichen wij mee, spontaan, tot wij een ovatie brengen aan den leider, die in zijn daagsche pakje verschijnt, over het plankier de zaal betreedt, en mèt het publiek, zijn spelers toeklapt.
Het hoogtepunt van het stuk is het ‘betoog’ voor technische verbetering van het boerenbedrijf. Hier zien wij het ouderwetsche bouw-bedrijf dat zwoegt en zweet bij dorschvlegels in een van stof vervulde ruimte; de hooiers die hun vorken in tragen zwaai omhoog tegen den hooiberg werpen.
Meyerhold laat er niet alleen over praten, hij laat het ons letterlijk zien, en als de dorschvlegels de halmen geeselen, nevelt een stofwolk de zaal in. Of hij dan blind en doof is voor de poëzie van dit oer-oude landelijke leven?
Geenszins, de weemoedige muziek op horens en fluiten, noch de oude dansen, noch het karakteristiek roepen van de koebeesten, of het simpele zwiepen van den tot gehoorzaamheid manende zweep versmaad Meyerhold om ons deze landelijkheid volkomen te doen ondergaan.
Maar de tijd voor deze schoonheid is welhaast voorbij, de machines versnellen het rythme van het boerenleven, keeren het ten onderste boven, zooals ons stadsleven het reeds grondig onderging. De film geeft ons aanschouwelijk onderricht in de werkkracht van tractors, en dorschmachines, in die van hooimachines, die met stalen tanden het gras tot kleine bergen saam-grissen.
En terwijl de machine arbeid op het witte doek, maken de boeren op het tooneel zich gereed hun oogstfeest te vieren, in de gezonde levensvreugde van een vroolijke kermis. Daar beginnen de schijnwerpers te werken en gulpen licht beschijnen een ouderwetsche kermis met draai-molen, dansende beeren, een Mongool die met messen jongleert, en vele andere geliefde kermis-vermaken en -kunstjes, die de tooneelleider niet ver- | |
| |
zuimd heeft ons welverzorgd en veredeld te vertoonen, waardoor wij eerst recht beseffen hoe schoon die natuurlijke en gemakkelijke landelijke vreugde wel kan zijn. Maar de harmonica-spelers slepen er een ‘horlepiep’ uit, en uit alle ingangen der zaal stormen boeren en boerinnen in bonte kleeding, het tooneel op. Het orkest aan het einde der parterre geplaatst, neemt den dans over en allen vereenigen zich in een opperste vreugde, die, tot onbeschrijfelijke uitbundigheid opgevoerd, ons allen dol van pleizierige opwinding maakt. Het tooneel en wij, we zijn één, en gevoelen ons zóó maar gelukkig bij wat onschuldig genoegen.
De eerste vliegmachine in het dorp gesignaleerd wordt niet vergeten; het voert tot een allermalst nakijken van de vliegmachine daar ergens in den zaal-hemel. Het is een zotte geschiedenis.
Ook de auto komt; de ‘vanzelf’-rijdende wagen rijdt het tooneel op en blaast een prikkelende benzine-damp de zaal in. Of het te echt is? Geen sprake van, onze fantasie holt wel mee. Is de vooruitgang der techniek eigenlijk iets anders dan een wonderverhaal?
De man in de auto staat recht. Hij spreekt over de verbroedering van de stad en het land. Zij zal bereikt worden wanneer de industrialisatie van het landbouwbedrijf een feit is geworden. De eerste rit van de oudjes in de auto is weer een pleizierig intermezzo.
Het slot-gedeelte brengt ons o.a. de bevordering van de electriciteit. In het dorp wordt de eerste z.g. ‘Lenin-lamp’ aangebracht. De electricien vertelt den boeren dat Lenin de electrificatie van geheel Rusland en Syberië heeft voorgesteld. Binnen 20 jaren zal de technische revolutie zijn volbracht. En nu wordt de draad gespannen. Meyerhold maakt het zich gemakkelijk met de boerenkamer. Een geraamte van een tooneelkamer, twee heiligenbeeldjes, wat kleeren aan een spijker en een enkel portret.
Nu wordt de lamp ingedraaid. In ademlooze spanning kijken de boeren naar het gepruts in het half-duister van het tooneel. Klaar is het! De hand aan den knop. Een donder-roffel uit het orkest, een geweldige slag en een zee van wit licht zet tooneel en zaal in verblindenden gloed. Een kreet: Leve het land van Lenin - hoera!!! en 't is uit.
Ik heb de emotie van mijn leven ondergaan. Hier op eenmaal de weg die ik in den mist van ons schemerig tooneel-landje, óók en helaas in de socialistische beweging zoo vaak verloren zag gaan.
Wat doen de z.g. jongeren in Nederland bij de aanschouwing | |
| |
van het Moskousche tooneelwonder? Zij zien de vuurpijlen van deze proletarische geestdrift in de lucht uiteenbarsten tot vonkelende sterren, en roepen, naar Vaderlandsch gebruik - hèèè! Zij schieten echter op het eigen tooneel een half-nat zevenklappertje af, en meenen dan dat ze bezig zijn het tooneel te ‘vernieuwen’.
Is het hun schuld alleen? Kunnen zij het helpen dat zij zich vaak miskende genieën gevoelen, en als een kat-om-de-heete-brei loopen, sprekende van ‘nieuw geloof’ en ‘schoon-ideaal’, omdat ze niet kunnen en durven zeggen: socialisme?
De socialistische arbeidersbeweging is sterk genoeg om, gebruik makend van haar politieke en sociale macht hare ideeën te verkondigen daar waar zij vaak dieper in het hart grijpen dan op cursus en in vergaderzaal, n.m.l. op het tooneel.
Wanneer de arbeidersbeweging eens er toe komt het tooneel te stellen in dienst van haar ideaal, laat ons dan hopen dat wij gespaard worden voor burgerlijke halfheid, die in z.g. neutraliteit een tooneel schept dat als een opgeblazen varkensblaas wel groot-rond-en-welgevuld schijnt, maar van binnen hol blijft.
Er zijn nog zoo vele Nederlandsche tooneelgoden die meenen dat het tooneel zijn ‘eigen vrije weg’ gaat, en ‘zichzelf’ wel richting zal geven.
Voor mij kan het tooneel niet meer zijn dan het is en blijven zal: voorbestemd om te volgen!
De zoo aangebeden nieuwe Russische tooneelkunst heeft het niet anders kunnen bereiken.
|
|