Kultuur en wetenschap in het nieuwe Rusland
(1928)–Petrus Alma, J. Hoogcarspel, Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend
[pagina 101]
| |
Indrukken uit Rusland
| |
[pagina 102]
| |
gewoon moeilijk zijn. Maar men kan er zich niet aan onttrekken. De Hollandsche bourgeois satisfait, het type Goeree d'Overflakkee van de Haagsche Post, heeft aan de bittertafel het Russische probleem reeds lang opgelost. Evenals de tragiek van den grooten oorlog voor hem culmineerde in de moeite die hij had om een extra mud kolen of een stuk scheerzeep te bemachtigen, zoo is ook de vraag, wat er terecht komt van zijn Russische obligaties, voor hem de alpha en de omega van de Russische omwenteling (en dat is natuurlijk zijn goed recht), maar zonder dat er iets tot hem doordringt van de wereldhistorische beteekenis der gebeurtenissen, die zich daar in het Oosten afspelen, of ze hem persoonlijk nu sympathiek zijn of niet. Omgekeerd zal het geen verwondering wekken, dat iemand als schrijver dezes op indrukken uit Rusland eenigszins anders reageert. Maar ik kom op deze dingen in mijn slotartikel nog terug. | |
Leningrad.De wijde ruimten van de rivier, de pleinen, parken en boulevards van de stad, die thans Lenin's naam draagt, maken op den vreemdeling een machtigen indruk. Des te meer treft het kwijnende uiterlijk der vroegere hoofdstad, en de nog al te vele fabrieksschoorsteenen, die geen rookpluim de lucht inzenden. Tragisch is het aspect van de vroegere aristocratenwoningen aan de Nevakade, waar eertijds de upper ten paradeerde. Leeg en verlaten, met vuile en afschilferende gevels en gebroken ruiten zijn ze wel een voorbeeld van het wisselvallige van wereldsche grootheid en pracht. Op enkele plaatsen zag ik een puinhoop, waar vroeger een huis stond; men vertelde mij, dat in de jaren van den grootsten nood, toen brandstof ontbrak, leegstaande huizen door het volk volkomen ontdaan werden van al hun inwendige houtwerk: deuren, vloeren, kozijnen en balken. Ten slotte was alle steun weg en stortte het gebouw ineen. .... Maar laat ons van iets meer opwekkends spreken. Het Ermitage-Museum alleen reeds, met zijn beroemde Rembrandtverzameling (39 werken) en zijn tallooze andere schatten, is een reis naar Leningrad waard. Prof. Martin heeft er reeds twee jaar geleden van verteld, nadat hij door de Sovjetregeering was uitgenoodigd om zich er van te overtuigen, dat de berichten omtrent verwoesting en plundering van het wereldberoemde museum behooren tot de vele onware verhalen, die over het huidige Rusland nog steeds de ronde doen. Sedert hebben vele buitenlandsche kunstgeleerdenGa naar voetnoot* kunnen | |
[pagina 103]
| |
vaststellen, dat de Ermitage-verzamelingen juist zijn uitgebreid en de groote behoefte aan meer ruimte is gedekt door het bijtrekken van een gedeelte van het organisch er mede verbonden Winterpaleis. De voortreffelijke directeur, Dr. Troinitsky (ook een uit het vorige regime overgenomen intellectueele kracht van den eersten rang) heeft door zijn vriendelijk en leerzaam geleide schrijver dezes ten zeerste aan zich verplicht. Wij mogen de hoop koesteren, hem dezen winter in Nederland te kunnen begroeten. Ik moet hier alweer met waardeering vermelden, dat de tegenwoordige Russische overheid met groot enthousiasme, waar zij kan, de belangstelling van het publiek voor kunst en wetenschap aanmoedigt. Een mijner bezoeken aan het Ermitage-Museum viel op een Zondag; de menschenmenigte was er toen overweldigend. Nooit heb ik in het Louvre, in een der Berlijnsche Musea, in de National Galery te Londen of in een onzer openbare kunstverzamelingen zulk een invasie van bezoekers gezien. Het was er natuurlijk te vol en te warm, maar die drommen menschen uit het volk geven ons West-Europeanen toch te denken. En men kon aan de gezichtsuitdrukking waarnemen dat er werkelijke belangstelling was; op verschillende plaatsen zag men groepjes, die zich door een leider of leidster de schoonheden lieten uitleggen. Tot een van de dingen, die men zien moet (ik kan slechts hier en daar een greep doen) behoort ook de oude Peter en Paul vesting met de Kathedraal, die het stoffelijk overschot van een heele reeks heerschers uit het Huis der Romanofs herbergt, en daarnaast .. de beruchte politieke gevangenis uit den Tsarentijd, die thans buiten gebruik is. Ik wil allerminst beweren, dat ik mij een cel in dit gebouw als vacantieverblijf zou wenschen, maar toch: hoe viel ook dit weer mee! Ik weet niet, hoe vaak ik niet gelezen heb van de gruwelijke onderaardsche holen, waarin hier de candidaten voor Siberië zouden hebben gezucht. Ze zijn er niet. Wel waren er cellen, die men eer ruime kamers zou kunnen noemen (in elk geval grooter dan mijn eigen studeervertrek); wel niet volgens de eischen der moderne kunstnijverheid ingericht, maar voorzien van een behoorlijk ijzeren ledikant en een aardewerk waschbekken aan den muur. Een oude concierge, die mij er rondleidde, demonstreerde mij, hoe de gevangenen zich met behulp van een Morseklopsysteem op de muren onderling verstaanbaar konden maken. De voortgeleiding van het geluid was zoo voortreffelijk, dat men het zelfs eenige cellen verder duidelijk kon waarnemen. Hoe gaarne zou ik den lezers nog verteld hebben van de machtige Isaacs-Kathedraal, met de granieten zuilenreeksen en de | |
[pagina 104]
| |
102 M. hooge koepel, waarvan de silhouet het geheele stadsbeeld van Leningrad beheerscht - of van het indrukwekkende ruiterstandbeeld van Peter den Groote aan den Neva-oever, als Romeinsch imperator gezeten op een steigerend ros, dat een slang vertrapt, met het laconieke opschrift: ‘Petro primo Catharina secunda 1782'’ - of van de ‘city’ der stad, de 4½ K.M. lange en 35 M. breede Newsky prospect, met de Kazan-Kathedraal, de levendige winkelgalerij Gostinny Dwor, en zooveel meer. Maar ik moet mij beperken, want ik heb voor een artikel over Moskou en voor een slotbeschouwing nog de gastvrijheid der Redactie ingeroepen. | |
Moskou.Van Petersburg naar Moskou ‘il n'y a qu'un pas’, d.w.z. een dag- of een nachtreis. In het communistische Rusland, waar een klassenstelsel bij de spoorwegen eigenlijk een anachronisme is, bestaat dit toch - zij het ook onder een anderen naam - rustig voort, tenminste bij het snelverkeer op de groote lijnen, die voor de meeste toeristen alleen in aanmerking komen. Men heeft er n.l. ‘harde banken’ (onze 3de klasse) en ‘zachte banken’ (onze 2de klasse). In de eerst genoemde afdeeling worden er 's nachts per afdeeling 6 slaapplaatsen ingericht, drie aan drie boven elkaar; in de laatstgenoemde klasse vier ligplaatsen, twee aan twee. Maar bovendien heeft men nog echte slaapwagens, met coupé's ingericht voor twee personen. Deze treft men in twee typen aan, waarvan het eene veel ruimer en luxueuser is dan wij dat in West- en Midden-Europa gewend zijn. Ook wordt men in de Russische slaapwagens niet gehinderd door zijn handbagage, die men op practische wijze kan bergen tusschen het dak van den gang en dat van den wagen. Moskou, als centrum van het panslavisme, beteekent voor den echten Rus meer dan het internationaal Westersch georiënteerde Petersburg. Dat de revolutionaire regeering Moskou wederom in zijn positie als hoofdstad herstelde, had dan ook historische en symbolieke beteekenis. Spreekt niet de geschiedenis van Rusland tot ons uit het Kremlin, het hart van Rusland en als zoodanig slechts vergelijkbaar met het Capitool van het oude Rome? Maar dit herstel van de oude stad in de overheerschende positie, die Peter de Groote haar voor twee eeuwen had ontnomen, heeft voor de stad, mede in verband met de socialisatie van het openbare leven, niet slechts verheugende gevolgen gehad. Het leger van ambtenaren, dat met hun gezinnen Moskou kwam bevolken, waar het bouwbedrijf sedert 1914 had stilgestaan, heeft tot een overbevolking geleid, die | |
[pagina 105]
| |
op haar beurt weer hoogst bedenkelijke woningtoestanden tengevolge heeft. Eén kamer per gezin, men begrijpt wat dit hygiënisch en moreel te beteekenen heeft. Het woningvraagstuk is er dan ook het meest acute probleem van het oogenblik. Intusschen spant men zich in, om, in tegenstelling met Leningrad, het uiterlijke stadsbeeld uit zijn toestand van verwaarloozing op te heffen: groote openbare gebouwen worden opgeknapt, de bestrating hersteld. Dit laatste is hier meer dan elders noodig, omdat het verkeer er intensief is. Men neemt het dadelijk waar: hier wordt sneller geleefd dan in de Neva-stad, hier kookt het en bruist het en gist het. Menschen en vervoermiddelen hebben meer haast. Toch is het er verre van een chaos. Op de drukke kruispunten staan de verkeersagenten, die minstens even precies als waar ook de beweging regelen en ieder gehoorzaamt aan hun wenken. De vreemdeling wordt telkens weer getroffen door het ontelbare aantal afbeeldingen van Lenin, dat hij in tallooze winkels, in alle kamers der openbare gebouwen en der onderwijsinstellingen ziet tentoongesteld (naast dat van andere revolutionaire leiders). In het mausoleum echter, aan den voet van het Kremlin op het Roode Plein, wordt de Lenin-cultus ten top gedreven. Het gebalsemde en op afstand gezien voortreffelijk geconserveerde lichaam van den leider der bolsjewiki (de strakke bleekheid doet onwillekeurig aan een wassen beeld denken), ligt daar tentoongesteld voor de menigte die er iederen avond gedurende een uur langs defileert. De gedempte verlichting van de ruimte met zacht gekleurde lampen, in scherp contrast met het felle schijnsel op het lichaam in de glazen kist op de katafalk in 't midden, geflankeerd door twee schier versteende soldaten, het laat niet na ook op den niet-communistischen vreemdeling indruk te maken. Ziehier de Dôme des Invalides van het revolutionaire Rusland. Reeds een paar uur voor de opening beginnen de menschen zich voor het hek van het steeds door eenige militaire posten bewaakte gebouw op te stellen. Er was iederen avond een file van zeker duizend menschen: men kan dan ook de gedachte niet van zich afzetten, dat men aan dit volk, in plaats van de met de antireligieuse revolutie onvereenigbare oude heiligen, een nieuwen godsdienst met een nieuwen heilige heeft willen schenken. Het mausoleum dient bij groote betoogingen en militaire revues tevens als tribune voor de volkscommissarissen en andere officieele personen; dit geeft aan deze plek nog weer een bijzondere wijding. Hetzelfde Roode Plein, waar Lenin rust (en dat zijn naam niet aan de revolutie te danken heeft), wordt | |
[pagina 106]
| |
aan één zijde afgesloten door het met zijn lijnen- en kleurenspel meest fantastisch-fascineerende gebouw van geheel Moskou, de kathedraal van den H. Basilius. Omstreeks 1550, tijdens de regeering van Iwan den Verschrikkelijke ontstaan, maakte de kerk op dezen vorst zulk een indruk, dat hij (zoo vertelt men) den bouwmeester de oogen liet uitsteken, opdat deze nooit meer in staat zou zijn, elders nogmaals zulk een werk te scheppen.
Moskou is de zetel van een instelling, welke zich voor reizigers van de soort als schrijver dezes meer in het bijzonder interesseert. Ik bedoel het Bureau voor de bevordering van de cultureele betrekkingen tusschen Rusland en het buitenland, waarvan mevrouw Kamenef, geb. Trotzki de energieke en tactvolle leidster is. Door de bemiddeling van dit bureau worden buitenlandsche intellectueelen in verbinding gebracht met personen en instellingen, in welke zij bijzonder belang stellen en worden hun intelligente en vreemde talen sprekende gidsen verstrekt. Op grond van zeer besliste persoonlijke ervaring kan ik verzekeren, dat politieke propaganda aan dit bureau vreemd is. Er wordt geenerlei pressie op den vreemden bezoeker uitgeoefend: ik kon in volkomen vrijheid kiezen wat ik onder geleide wenschte te zien en bovendien kon ik op eigen gelegenheid bezoeken en bezichtigen wien en wat ik wilde en daarbij geheel mijn eigen weg kiezen. Zoo passeerden o.a. de revue: Kremlin, het Tretjakof-museum, een sanatorium voor arbeiders, een zomerclub voor beambten (een uitgestrekt terrein met alle denkbare inrichtingen voor lichamelijke en geestelijke ontspanning), het Instituut voor sociale hygiëne, een gevangenis, en over elk dezer zou men een artikel kunnen schrijven. Het Kremlin met zijn paleizen en kerken, historische musea en regeeringsgebouwen, het Tretjakof-museum met zijn schitterende verzameling van 19e-eeuwsche Russische beeldende kunst, een openbaring voor ieder die nog vreemd staat tegenover de volksziel, het landschap en de kleur van Rusland. Op sociaal-hygiënisch gebied doet men krampachtige pogingen ter bestrijding van de leven en gezondheid vernietigende naweeën van oorlog en omwenteling, maar het zijn, gelijk de directeur van den dienst, dr. Scheftel, tegenover mij erkende, nog slechts de eerste schreden op dit wijde gebied. De propaganda voor de toepassing van hygiënische maatregelen in het dagelijksch leven wordt in hoofdzaak door reizende tentoonstellingen, in de school, en met behulp van sprekende platen met pakkende opschriften gevoerd. De laatste worden op groote schaal in het land verspreid, maar vooral bij de nog | |
[pagina 107]
| |
ongeletterde landelijke bevolking heeft men sterk tegen onkunde en wanbegrip te strijden (was het maar waar, dat men in landen zonder analphabeten overal een juist begrip en inzicht aantreft!). In een gevangenis voor veroordeelden wegens lichtere vergrijpen mochten wij ons vrij met de gestraften onderhouden. Zij leven er als in een kazerne, in gemeenschappelijke zalen, worden met nuttig handwerk van allerlei aard bezig gehouden en krijgen er, al naar hun gedrag, 7 tot 14 dagen per jaar verlof om hun familie te bezoeken. De directeur verzekerde ons, dat de verlofgangers zoo goed als altijd zich weer op tijd aanmelden. De meerderheid der veroordeelden bleken staatsgelden te hebben verduisterd, geen onverwacht verschijnsel in een staat met een zoo overweldigend groot aantal ambtenaren, benevens in een stadium van economische krisis. Zeer verdienstelijk was het koorgezang, waarmede de bezoekers in de tooneelzaal der gevangenis werden ontvangen; ook dirigent en pianist waren veroordeelden.
Een van de ernstigste sociale vraagstukken in het huidige Rusland is wel dat der zwervende kinderen, vooral in de steden. Oorlog en revolutie hebben overal talrijke gezinnen uiteengeslagen, zoodat de kinderen, voorzoover ze niet omkwamen, aan zichzelf waren overgeleverd. Bedelen en stelen was natuurlijk het gevolg, zoodat er een bedenkelijk groot aantal jeugdige individuen rondzwerven, die tot misdadigers opgroeien. Men moge nu den omvang van dit euvel, dat statistisch niet nauwkeurig is vast te stellen, wat hooger of wat lager aanslaan, dat het zeer groot is, durft niemand te ontkennen en het vormt een van de meest dringende der onopgeloste problemen in de tegenwoordige Russische samenleving. Dat men in Moskou grondiger dan in Leningrad met het verleden heeft afgerekend, mag hieruit blijken, dat een ruiterstandbeeld van Tsaar Alexander III in Petersburg op het drukke plein voor het Moskousche station tot nu toe ongehinderd kon blijven staan (al heeft het ook een ander opschrift gekregen), terwijl een dergelijk monument voor denzelfden vorst in Moskou van zijn voetstuk werd verwijderd. En toch ......... wanneer men zijn blik laat gaan over de torens van het Kremlin, dan ontwaart men dat, schier broederlijk naast elkaar, de gouden kruizen op de kerktorens, de gulden keizerlijke adelaars op de paleizen en de revolutionaire roode vlaggen op de regeeringsgebouwen nog steeds zich trotsch omhoog verheffen. Is het niet, alsof in deze hoogere regionen de tegenstellingen verdwijnen, ja alsof van de muren van de aloude veste des rijks | |
[pagina 108]
| |
de eenheid der tegendeelen wordt geproclameerd, de continuïteit van Rusland en van den Russischen geest, ook in zijn wisselende verschijningsvormen? | |
Politieke en economische opmerkingen.De peroratie van mijn derde artikel heeft misschien dezen of genen lezer verwonderd doen opzien. Hoe nu? Continuïteit tusschen het oude en het nieuwe Rusland? Is er wel grooter tegenstelling denkbaar? Welnu, de overeenkomst tusschen beide schuilt in hoofdzaak in den overheidsdwang, die vaak 't karakter heeft (of had) van terreur. De fout echter, die vele landgenooten maken bij de beoordeeling van Russische toestanden, is deze, dat zij het Russische Rijk en de volken die het bewonen met een Nederlandschen maatstaf willen meten. Maar zulk een heterogeen volkerencomplex, over zulk een onmetelijk gebied verspreid, en dat bovendien nog voor het grootste deel uit analphabeten bestaat, moet nu eenmaal anders worden geregeerd dan een homogeen volk als het onze met een oude cultuur en een politieke geschiedenis van eeuwen. Een krachtige centrale macht is noodig in een half geciviliseerd land, waar de gecultiveerden slechts een uiterst dunne laag vormen. En zoo is er tusschen Tsaristisch en Bolsjewistisch terrorisme practisch niet zooveel verschil. Wij hebben trouwens politiek terrorisme van het zuiverste water in Italië bij de hand en ook in Spanje en Griekenland is men er niet zoo ver van verwijderd. Vooral de overeenkomst tusschen Rusland en Italië is in dit opzicht treffend. In beide landen afschaffing van het parlementaire stelsel (in Rome bestaat het parlement alleen nog in naam), terwijl practisch slechts één partij resp. de communistische en fascistische, bestaanbaar is. Oppositie is alleen mogelijk in de eigen en éénige partij, anders kan men slechts partijloos zijn en heeft men zich van elke politieke actie te onthouden. Dit mogen diegenen ten onzent wel bedenken, die het huidige politieke stelsel in Rusland veroordeelen en tegelijkertijd sympathie koesteren voor het systeem-Mussolini. Het lidmaatschap van de communistische partij in Rusland beteekent niet een automatisch werkend middel om tot hooge posities en hooge salarissen te komen. Wat dit laatste betreft geldt zelfs de bepaling, dat ieder, die meer dan 250 roebel per maand verdient, het surplus aan de partijkas heeft af te dragen. Het lidmaatschap van de partij beteekent dus onder omstandigheden, en juist voor de hoogere ambtenaren, een opoffering. Specialisten, niet-partijgenooten, soms zelfs vreemdelingen, hebben het vaak beter dan leden van de partij in gelijkwaardige posities. | |
[pagina 109]
| |
Maar laat ons tot de kwestie van het terrorisme terugkeeren. In dit opzicht is er reeds heel wat van de scherpe kanten afgeslepen. Wel is het nog steeds een gevaarlijke eigenschap, tot den ouden adel en de hofkringen te hebben behoord, (vooral de laatsten hebben het er trouwens in menig opzicht naar gemaakt) maar overigens is het revolutionair regime in belangrijke mate verzacht. Er zijn daarvan gemakkelijk een aantal voorbeelden te geven. Een conflict tusschen de regeering en de oppositie (Trotzki, Sinowjef, Kamenef) zou eenige jaren geleden niet zoo gemoedelijk zijn behandeld als thans is geschied. Behoort men tot in de staatsmachine goed bruikbare krachten, dan wordt er heel wat door de vingers gezien. Zoo zoekt men in een bijzonder huis van bewaring voor intellectueele politieke gevangenen de op zeker oogenblik benoodigde krachten eruit: een veroordeeld ingenieur b.v. zet men in een fabriek aan het werk. Ja, men schroomt zelfs niet om personen, die aan een der contra-revolutionaire bewegingen in vroeger jaren actief hebben deelgenomen en zijn gevlucht, weer tot Rusland toe te laten, indien men hen in een bepaalde functie nuttig kan gebruiken; men garandeert hun straffeloosheid, indien zij zich verder van politieke actie onthouden. Het feit, dat men weer zoo ‘liberaal’ meent te kunnen optreden bewijst, dat de sowjetregeering zich sterk genoeg voelt. Inderdaad: er is consolidatie. Zij, die hopen op een welgeslaagde contrarevolutie, zou ik in overweging willen geven, hun verwachtingen niet te hoog te spannen. Wel heeft men in de groote ‘Unie der socialistische sowjetrepublieken’ soms moeite alle leden der familie in het gareel te houden. Oekrajina b.v. is een enfant terrible, dat wel eens uit den band springt en naar minder afhankelijkheid van Moskou streeft. Maar haar kinderziekten heeft de revolutie reeds grootendeels doorgemaakt. Niet geheel, want ik reken daartoe ook de officieele uiting, die met groote letters prijkt op den gevel van een openbaar gebouw in Moskou: ‘Godsdienst is opium voor het volk.’ Hoewel ik daar anders over denk, beschouw ik toch deze stelling, of liever: het feit harer verkondiging, als minder ernstig dan ongetwijfeld velen mijner landgenooten, want ook dit is een voorbijgaand verschijnsel. Inderdaad heeft de Grieksch-Katholieke Kerk in Rusland hevige revolutiestormen doorgemaakt, maar vernietigd is ze niet. Men moet echter niet vergeten, dat in de oogen der revolutionairen deze Kerk met het Tsarisme organisch vergroeid was en dat dus volgens hen de vernietiging van het eene den dood van de andere met zich moest brengen. Maar, gelijk gezegd, de Kerk functioneert nog, zij het ook onder druk. Wanneer men zich intusschen herinnert, dat tijdens de | |
[pagina 110]
| |
Fransche Revolutie de Christelijke godsdienst officieel werd afgeschaft en dat men een naakte vrouw als ‘godin der rede’ vereerde, dan begrijpt men, waarom ik van het bovenbedoeld opschrift niet zoo hevig ontsteld was.
Voor de handenarbeiders bestaat natuurlijk de 8-urendag als algemeene regel - met uitzonderingen, na goedkeuring door den fabrieksraad. Voor de bureaubeambten is de 6-urenarbeidsdag ingevoerd: men ziet tot welk een overschatting de waardeering van den intellectueelen arbeid in Rusland heeft geleid. Om 9 uur gaan de ambtenaren naar hun kantoor en om half vier ziet men hen huis- of clubwaarts wandelen: een pauze van een half uur moet n.l. worden ingehaald. Het mag intusschen wel worden erkend, dat de volkscommissarissen, d.w.z. de oligarchie, die dit Rijk bestuurt, het allerminst bij zes uur werken laat. Ingewijden weten, dat hun arbeidsprestatie meer dan geweldig is. Een voorbeeld: Dzjersjinski, die tot 1921 de leider der toenmaals zoo beruchte Tsjeka was, maar die hij in gematigden vorm in andere handen overgaf, zoodra deze instelling haar inquisitoriale rol in de kritieke eerste revolutiejaren had vervuld. Hij nam de leiding van het spoorwegwezen over, dat hij in drie jaren uit een chaotischen toestand tot een regelmatig functioneerend bedrijf maakte; de treinen, waarmee ik reisde, vertrokken en kwamen aan op de minuut. In 1924 nam hij het voorzitterschap van den oppersten economischen raad op zich. Maar ik schrijf hier geen levensgeschiedenis van Dzjersjinski; van dezen man, die kort voor mijn aankomst in Moskou op middelbaren leeftijd stierf, is het bekend, dat hij zich letterlijk heeft dood gewerkt. Hij rustte bijna niet en bestreed met kunstmiddelen den slaap. Wel werd er in die dagen gefluisterd, dat hij geen natuurlijken dood zou zijn gestorven, maar dit was onjuist. Er werd trouwens een door acht bekende medici onderteekend sectieverslag gepubliceerd, waaruit bleek, dat Dzjersjinski aan hartverlamming ten gevolge van ver voortgeschreden arteriosclerose (z.g. aderverkalking) was overleden.
Boven schreef ik, dat de binnenlandsche consolidatie der revolutie reeds tot zekere wijzigingen in de economische en politieke vormen, kortweg: tot een gematigd systeem hebben geleid. Dat men geen theoretisch-idealen communistischen staat heeft kunnen stichten, moet natuurlijk uit den drang der omstandigheden worden verklaard. Er zou over deze allerbelangrijkste economische vraagstukken nog heel wat te zeggen zijn; in het kort slechts het volgende. Men heeft van de | |
[pagina 111]
| |
boeren, door hun land te geven (zij het ook zoogenaamd in bruikleen), kleine kapitalisten gemaakt, van wie men hun landbouwproducten tegen contant geld moet koopen. En de boeren vormen 70 à 80 pCt. van de geheele bevolking. Dus dient men hen te ontzien; immers, zonder hun medewerking kunnen de steden niet leven en staat a fortiori de uitvoer van landbouwproducten stil. - Voorts is de sowjet-staat gedwongen, in zijn handelsbetrekkingen met het buitenland ermede rekening te houden, dat de wereld revolutie vooralsnog mislukt is, en dat Rusland dus een (min of meer) communistisch eiland vormt te midden van een kapitalistische zee. Op deze twee hoofdpunten nu berust, gelijk men weet, de oppositie van Trotzki c.s., en de eisch van die zijde luidt: vooropstelling van de welvaart der steden en bevordering der industrialisatie daarvan, minder égards voor de boeren; voorts: propaganda voor de wereldrevolutie. Voorloopig echter heeft Rusland nog met de feitelijke toestanden in de overige wereld rekening te houden. De huidige regeering, dit inziende, voert dan ook een voorzichtige politiek van aanpassing en stelt zich aldus op het standpunt der realiteit. Mocht ook op den duur, gelijk te verwachten is, de wereldrevolutie een droom blijken, dan zal in Rusland waarschijnlijk het streven groeien, zich van het buitenland economisch onafhankelijk te maken. Het zal echter nog lang duren voor het met Ruslands technische en economische organisatie zoover gekomen is, dat het een in zichzelf gesloten staat kan vormen. Ongetwijfeld echter bestaan er autarchische mogelijkheden. Het land strekt zich uit over alle zones, van het eeuwige ijs, tot het tropisch klimaat, en de bodem bergt nog onberekenbare schatten. Men mag Rusland inderdaad als een land van onbegrensde perspectieven beschouwen. Het ware te wenschen, dat deze laatste overtuiging meer tot onze ondernemers en kooplieden doordrong. Indien wij in Nederland nog zooveel geld beschikbaar hebben, dat onze banken en ons publiek bereid zijn om - zooals dezer dagen zal geschieden - tien millioen in Marokkaansche sporen te steken, dan is er geen reden meer om huiverig te blijven voor het verleenen van credieten aan Rusland, in ruil waarvoor men waardevolle concessies kan verkrijgen. Men moet daar echter de menschen kennen en den weg weten, en dan zal blijken, dat er, zeer zakelijk uitgedrukt, in Rusland nog geld te verdienen valt. Maar dit artikel is niet de plaats, om hierop verder in te gaan. Onze kooplieden moeten echter bij hun ondernemingen den ruggesteun hebben eener diplomatieke en consulaire vertegenwoordiging. Dit beteekent: de jure erkenning der tegenwoor- | |
[pagina 112]
| |
dige Russische regeering. Ik weet, dat ‘men’ aan Buitenlandsche Zaken ten deze nog een afwijzend standpunt inneemt. Er zijn indertijd te Berlijn tusschen Nederlandsche en Russische vertegenwoordigers onderhandelingen gevoerd, die echter zijn afgesprongen. Men verweet elkander wederzijds deze breuk en men staat thans nog steeds op het doode punt. Ik acht dit zeer te betreuren. Beter dan te blijven mokken, of te keer te gaan, gelijk de heer Deterding, ware het voor beide partijen, indien men het verloren contact weder trachtte te herstellen. Er hebben in de laatste jaren ook in Rusland veranderingen plaats gevonden en het zou een fout zijn, van dat feit geen gebruik te maken, op zuiver zakelijke gronden, zonder gevoelspolitiek. Het is bij ons publiek nog niet bekend, dat bijna alle Europeesche mogendheden een vertegenwoordiging in den een of anderen vorm in Moskou hebben gevestigd. Moeten wij echter de kat uit den boom blijven kijken en ons daarbij mogelijkheden laten ontgaan, die anderen voor ons wegsnoepen? Wij zullen door hooghartige terughoudendheid de ontwikkeling der dingen in het Oosten toch niet tegenhouden. Deze overwegingen hebben met sym- of antipathieën niets te maken. Zaken zijn zaken. Het laat zich aanzien, dat de betrekkingen tuschen Nederland en Rusland op cultureel en op commercieel gebied van particuliere zijde zullen worden aangeknoopt, resp. verder ontwikkeld. De consulaire en diplomatieke relaties zullen dan wel moeten volgen - in het belang van Nederland. Volgens den stelregel: ‘to make the best of it’.
* *
Overgenomen uit artikelen in ‘Het Vaderland’ van Nov. 1926. met toestemming van den schrijver. |