| |
| |
| |
Wees bereid, socialist! (Juli 1915)
Aanleg is tot-daden-bereide mogelijkheid: opdat deze neigingen naar buiten treden, werkelijkheid worden en werkelijkheid omvormen, daartoe is kracht noodig. Wanneer iemand eraan getwijfeld heeft, dat aan ons geslacht elke aanleg, tot het edelste zoowel als tot het laagste, nog eigen is, en dat de kracht tot beginnen en doorvoeren, initiatief en doorzettingsvermogen, élan en organisatie in de volken nog levendig is, dan zou deze onze tijd hem geruststellende zekerheid geven. Ja, de mogelijkheden zijn er en daarnaar hebben wij onze taak, onze hoop en onze opzet af te meten, niet naar de een of andere toevallige, ik zeg toevallige werkelijkheid, die thans breed, kolossaal en verwoestend alle ruimte overstroomt en toch spoedig weer als een niets van spookachtige aard zal zijn weggevloeid.
Voor deze geweldige bereidheid van de kinderen en alle opgroeiende jeugd en, in bruisende tijden, van alle levenden tot iets geheel anders dan dat wat er thans juist is, ken ik geen treffender beeld dan de gelijkenis van Tolstoi, die aan ieder, die wil, sterke troost brengt: ‘Er zijn vele Kerk-christenen, die liever zouden willen sterven dan dat zij de hostie op de mesthoop zouden gooien, en weinig ware Christenen zijn er, die eerder bereid zouden zijn te sterven dan deel te nemen aan de menschenmoord. Als men in staat is geweest in menschen zooveel eerbied te | |
| |
wekken voor een ding, dan zou men hun toch evenveel eerbied kunnen bijbrengen voor het menschenleven.’
Sinds drie kwart eeuw heeft zich onder onze volken een leer verbreid, die, ondanks alle verschil in vertolking, in dit eene gelijk is en daarom de gemeenschappelijke naam socialisme draagt: dat de wereld, de geesten, de zielen, de verhoudingen der menschen onderling met één slag tusschen twee generaties anders kunnen worden, dat de menschen zich zelf zijn, dat de mogelijkheden tot ontplooiïng komen kunnen, wanneer maar de sociale toestanden, wanneer de ekonomische grondslag, wanneer de verhoudingen veranderd worden. Deze leer ziet in, dat de nieuwe geslachten met al hun mogelijkheden telkens terecht komen in de vast en bepalend geworden nalatenschap der voorvaderen, en dat het weliswaar, onder zwaren strijd, aan de geniale naturen gelukt, uit deze omstrikking hun eigen zelf los te werken en, in de geniale periode van de jeugd althans, te bewaren: dat echter de groote massa's in alle lagen in 't geheel niet tot zichzelf komen, maar door de voorwaarden, zooals die thans zijn, tot dingmenschen, tot objekten en tot knechten en maskers der verhoudingen worden gemaakt. Dat schijnt mij het ware, het omvattende inzicht van het socialisme te zijn, dat het volstrekt aan alle menschen afzonderlijk zoowel als aan de menschheid in haar geheel en aan haar groote figuren bevrijding en werkelijkheid wil brengen en aan geenerlei bekrompen klassentheorie of geschiedenisopvatting is gebonden, en dat het niet leert, dat de menschen van elke tijd, overal en zonder meer produkten van hun verhoudingen zijn, maar dat de verhoudingen van onze tijd zoo zijn, | |
| |
dat de meeste menschen - socialistische theoretici en praktici geenszins altijd uitgezonderd - tot zoo goed als niets dan bepaalde tijdprodukten worden.
Deze leer bestaat nu - al naar men het verloop van den tijd in de geschiedenis afmeet - al een lange tijd of een tijdlang en heeft in al dien tijd nog geen waarlijk begin gemaakt met haar scheppende arbeid; dit zien in deze onze tijd nu ook zij wel duidelijk, die het tot nog toe niet wilden zien. Deze onze tijd zou een andere inhoud hebben dan hij heeft, wanneer het socialisme reeds meer was dan het beeld der zienden. Neen, ook dat kan het slechts voor de kleine minderheid zijn: wanneer deelen van volkeren en leiders het socialisme ook alleen maar zagen, dan zou deze onze tijd een andere inhoud moeten hebben dan hij heeft.
Waarlijk, zeldzaam is het de nieuwe leer onder de menschen vergaan. Zij is het inzicht in de verhouding van de overgeleverde en gestolde maatschappelijke voorwaarden tot de natuurlijke mogelijkheden van den op zichzelf steeds tot vrijheid en steeds tot gebondenheid in staat zijnde menschengeest. Over de omvang nu en de vormen van de voorwaarden, die veranderd moeten worden, opdat ergens een aantal menschen zich losmaakt van onzin, verkeerdheid en kwelling, is van huis uit niets vastgesteld. Zeker is alleen, dat kwantitatief en kwalitatief de krachtsaanwending en de werkzaamheid verschillend moeten zijn, al naar het aantal van hen, die de sociale grondslagen van hun gemeenschappelijk leven willen veranderen, zich verschuift. Hoe bekorend is het beeld van de gemakkelijkheid, dat men in zijn voorstelling hebben kan, wanneer men zich indenkt, hoe een internationale | |
| |
van volkeren hun maatschappelijke en ekonomische toestanden revolutionair zou kunnen omvormen. Hoe gemakkelijk en snel schijnt de verandering van een geheel te gaan, wanneer eerst maar een enkele staat tot de socialistische huishouding zou besluiten! Hoe moeilijk en vol belemmeringen zou de taak zijn van een groep, die zich zou verzamelen, om, zoover het maar eenigszins gaan zou, uit staat en kapitalisme uit te treden en in nieuwe gemeenschap te leven!
Nog iets kwam er bij deze beschouwing, die op 'n bepaalde manier in de socialisten werkte en hun het omvangrijkste als het gemakkelijkste en het kleinste als het moeilijkste deed zien, bij, om hen tot werkeloosheid (die druk genoeg kon zijn) en 'n afwachtende houding te verleiden. Was niet datgene het aangrijpend groote aan het socialisme en iets, wat het scheen te onderscheiden van alle vernieuwingsleeren van het verleden, dat het zijn vervulling volkomen konkreet voor oogen zag? Dat het elke tien jaar weer duidelijker en zekerder bemerkte, hoe de technische voorwaarden, hoe de ontwikkelingslijnen der geschiedenis naar de een-geworden menschheid, naar het in-elkaar-grijpen van alle raderen, naar een gemeenschapshuishouding van de meest omvattende soort leidden? Boeddha, Jezus en hoe zij allen heetten, hadden van de uitzonderingsmenschen het onmogelijke, het wonder, het heroïsche, het offer en de zelfoverwinning geëischt: nu echter kwam het socialisme, dat glad en effen, gemakkelijk en wonderlijk werkelijk, aan de doorsnee-menschen het schoone leven op de grondslag der gerechtigheid zou brengen. Het socialisme moest komen: niet als eisch van onze ziel, maar als natuurwetenschappelijke noodzakelijkheid moest het: het | |
| |
was onderweg, de ontwikkeling droeg het op haar golven: en geenszins was het ooit vroeger denkbaar geweest; nu voor het eerst was het binnen het bereik van het mogelijke gekomen en het moest door het kapitalisme naar buiten gedragen worden, tot het geboorte-uur sloeg; het was volstrekt afhankelijk van de voorwaarden, die het schiepen en die het pas door zijn bestaan met mechanisch werkende natuurkracht zou overwinnen.
Zoo werd uit het beeld der zienden, uit het visioen van het socialisme een beeldspraak, in welker bedriegelijkheid en schematisme de socialisten bleven hangen en dor en droog werden als de uitgezogen vliegen in het web. Zoo hielden de meesten spoedig op, vizioenairen en zienden te zijn, kapselden het socialisme in in een wetenschap van de in het verleden zacht rustende toekomst en hielden zich voorloopig niet met socialisme bezig, maar met de aanpassing van de arbeiders aan de kapitalistische voorwaarden, - tot aan de aanpassing, die wij in deze onze tijd beleven.
Nu echter wordt het duidelijk: Neen! Zoo komt nooit verandering, zoo is nooit iets werkelijkheid geworden en zal het nooit worden. Tot de voorwaarden, die voor het socialisme liggen, tot de voorwaarden, die de geschiedenis ons als onrecht, laagheid en sleur nagelaten en tot een gevangenis der zielen uitgebouwd heeft, behoort allereerst de voorwaarde, dat de massa's, de volkeren, de staten als geheel tot de omvorming, tot het uitwerken der mogelijkheden, tot de opbouw van het nieuwe ongeschikt - zoowel wat handelen als wat willen betreft - zijn geworden. Waartoe zij zich laten meeslepen en waarin zij volharden, zien we: | |
| |
zij staan in het gewordene. Het wordende grijpt hen niet waarlijk aan, omdat het niet in hen leeft; en hoe zou het in hen leven, waar het in de leiders en in de scheppers en planters, der idee nog niet het wonder van het leven heeft volbracht? Het socialisme handelt over het doen en gedragen der menschen, allereerst over het doen en gedragen der socialisten: van de levende betrekkingen van ekonomie en gemeenschap, die zij onder elkaar scheppen. Iets wat wordt, en toch zeker wordend socialisme, leeft slechts dan in de menschen, wanneer het van binnen uit hen leeft. Natuur en geest laten niet met zich spotten en laten zich niet wegduwen; wat worden moet, moet groeien; wat groeien moet, moet in kiem beginnen; en wat de eersten van een zaak voor de menschheid zien, moeten deze eersten ter wille van hun eigen mensch-zijn en alsof het voor hen zelf alleen was, beginnen. Is het niet wonderlijk? Het socialisme is een beeld der zienden, die voor zich klaar en wenkend de mogelijkheid zien, het geheel te veranderen: het begint echter als de daad der handelenden, die uit het geheel, zooals het thans bestaat, uittreden, om hun ziel te redden, om hun god te dienen. Wij zijn socialisten, dit schijnt niets anders te beteekenen dan ons helder inzicht, dat de wereld, de geesten, de zielen in het geheel kunnen worden veranderd, wanneer de sociale grondslagen veranderd worden (en het anarchisme voegt er ter aanvulling aan toe, dat de nieuwe grondslagen zoo moeten zijn, dat deze grondslagen reeds, als elk groeiend organisme, bestendigheid en vernieuwing, kosmische en chaotische krachten, het beginsel van het behoud en van de omverwerping, vereenigd in zich dragen): wij gaan een poos, een lange | |
| |
poos op niets anders uit dan om aan de menschen dit groote volbrengen te verkondigen en het van hen te eischen: en ten slotte blijkt het, dat ook van dit inzicht van de geest het wezenlijke niet zijn inhoud is, maar juist de houding en richting van de geest zelf. Het wezenlijke van het socialisme is zijn produktiviteit, zijn vormingswil. Wezenlijk groeit voor de echte socialisten uit het inzicht, dat de menschen van onze tijden produkten van hun verhoudingen zijn, de wil en de noodzakelijkheid, zich er niet onder te laten krijgen, maar om produktief voor hun leven nieuwe verhoudingen te scheppen. Het socialisme vereenigt in zich het zien van een regel met de wil, die te overwinnen: het besef van de gebondenheid aan onwaardige toestanden was reeds de eerste stap der bevrijding uit deze toestanden.
Nu echter wordt het duidelijk: juist voor deze waarheid, dat het socialisme scheppende kracht, offerende kracht is, dat het religieuse innigheid en heldenmoed verlangt, dat het in den aanvang het werk der weinigen is, heeft men twintig jaar lang angst gehad: de angst, die iedere scheppende kent, angst voor het demonische, dat de zwakke ziel in het zwakke lijf aangrijpt, over de grenzen dwingt en op de weg der volbrenging zendt. Deze werkangst van den tot scheppen geroepene heeft de produktiviteit van het socialisme misvormd tot een theorie van de ontwikkelingswetten met een daaraan hangende politieke partij; en al het drukke gedoe was onwezenlijk en al het redeneeren en doen met niet-erbij-hoorende en misleidende dingen was bange uitvlucht van dengene, die zich door zijn god geroepen hoorde en achter het hek zijner angstbezigheid kleintjes neerhurkte.
| |
| |
Maar er blijft niets anders over dan zich op te richten en het doel in onze middelen te leggen. De wereld, waarin zich de geest het lichaam bouwt, is ook in het tijdperk der machine volstrekt niet mechanisch geworden. Het wonder, waaraan het bijgeloof, hoe het zich ook noemen mag, gelooft, het wonder, dat materialisme en mechanisme aannemen; dat het groote zonder groote inspanning komt en dat het volgroeide socialisme niet uit het eerste kindheidsstadium van het socialisme, maar uit de reusachtige misgeboorte van het kapitalisme groeit, dit wonder komt niet en spoedig zullen nu de menschen het geloof daaraan niet meer kennen. Het socialisme is allereerst de daad der socialisten: de daad, die des te moeilijker zal zijn, hoe kleiner het aantal dergenen is, die haar wagen en probeeren willen. Wie anders zal doen, wat hij als recht heeft begrepen, dan de begrijpende? Wij zijn te allen tijde afhankelijk en te allen tijde vrij. Wij zijn geenszins tot voorloopig nietsdoen, wachten, enkel propaganda maken, eischen en opwekken gedoemd; zeer veel kunnen wij, kan een gesloten groep onder elkaar bewerken en doorvoeren, wanneer ze voor moeite, nood, vervolging en bespotting niet terugschrikt. Wees nu eindelijk tot uw taak bereid, socialist! Voor de massa's, voor de volkeren, voor de menschheid, voor de omvorming der geschiedenis, voor verbetering in de betrekkingen van het ekonomisch en het gemeenschapsleven, van de geslachten en de opvoeding hebt ge, daar een begin anders niet wordt gemaakt, niet allereerst de breede massa's noodig, maar alleen medestanders. Zij zijn er heden, zooals zij er altijd zijn, wanneer gijzelf er maar zijt: de taak is er, gij echter volgt uw roeping | |
| |
niet, gij laat op u wachten. Wanneer zij zich aaneensluiten en het rijk van datgene, wat voor hun kleine, groeiende schaar heden, op dit oogenblik, mogelijk is, afstappen, dan zullen zij beseffen: daar is geen einde.
|
|