Jeugdwerk 1884-1892(1969)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 67] [p. 67] V En ben ik dan heel droevig uitgesloten O Liefste, die mijn gansche Leven zijt, Voor eeuwig weg van uw aanminnigheid, In dood'lijk grauwe aldaagsch-sleur verstooten? Hebben mijn tranen U dan zóó verdroten, Mijn handen wringen en mijn treurigheid, Dat ge' uit uw licht rijk mij hebt uitgesloten O Liefste, die mijn gansche Leven zijt? Mijn God, wat heb ik U voor kwaad gedaan? 'k Wou enkel 't tipje van Uw kleed beroeren, Met heel aandachtig, innig handgebaar. 'k Wou allen, die gebukt door 't Leven gaan, Vermoeid van 't Leven - tot ùw Tempel voeren, En neer doen knielen voor uw Hoog Altaar! Maart 92. Vorige Volgende