| |
II.
De 31ste Januari luidt een nieuw tijdperk in voor de Ned. arbeidersbeweging. Ook aan onze partij worden nieuwe eischen gesteld en tot dusver geslotene banen geopend.
Zoodra de wolk van verschrikking optrok en de bourgeoisie tot bewustzijn kwam van wat er gebeurd was, overzag haar pers den toestand vrij goed, al had de wijze waarop zij zich uitdrukte iets overspannens. De Nederlander sprak van ‘anarchie.’ Dit nu was een groote vergissing: anarchie is een toestand van wette- en regelloosheid. Hiervan nu was niets te merken geweest; integendeel, alles ging zeer geregeld, alleen waren het voor ditmaal de arbeiders, die de wet stelden en den regel aangaven, inplaats van zooals gewoonlijk, de bezittende klasse. Beter trof De Standaard den spijker op den kop. ‘Er is een krachtige poging aangewend om het gezag te verplaatsen en die poging is volkomen geslaagd.’ Maar ook hierin lag eenige overdrijving. Wel was het gezag verplaatst, maar slechts zeer tijdelijk en gedeeltelijk. Het kan noch voor goed, noch op alle punten verplaatst worden, eer de arbeiders zich van de openbare macht hebben meester gemaakt en haar gebruiken om de produktie-middelen in het bezit der gemeenschap te brengen. Tot zoolang blijft de bourgeoisie, - al is het niet meer uitsluitend - de baas.
Maar ook die gedeeltelijke en kortstondige verplaatsing van het gezag, die eendaagsche opheffing der burgerlijke orde kan
| |
| |
de bourgeoisie niet slikken. Zij kan zich niet blootstellen aan een herhaling in het spoorwegbedrijf of in verwante bedrijven. Zij weet dat de arbeiders de Achilles-hiel van het kapitalisme in Nederland hebben gevonden, hebben ervaren, dat het transportwezen de kwetsbare plek is, om den tegenstander te treffen. Die wetenschap maakt de arbeiders sterk, de bourgeoisie onrustig. De werkgevers zagen in de toekomst op hun borst het pistool gericht van goed-voorbereidde en plotseling-uitgevoerde stakingen, juist in die vakken waar stilstand van bedrijf het maatschappelijk raderwerk spoedig in de war brengt De kapitalistische klasse in haar geheel voelde zich bedreigd in en met de spoorwegmaatschappijen. Zij vergat onderlinge kibbelarijen, zij begreep haar gemeenschappelijk belang.
De burgerlijke pers voerde de ongegeven bevelen der burgerlijke klasse uit. Het ‘stemming maken’ begon, direkt na afloop der staking. ‘Stemming’ - een zacht woord om te betitelen de kampagne van leugen en laster, van insinuatie en perfidie, in de laatste drie weken tegen de arbeidersbeweging gevoerd. Van liberale zijde eerst hier en daar een klein schijngevecht tegen de regeering, tegen minister Oyens; meer niet. Ook de liberale pers kende haar ‘plicht’ en schaarde zich beschermend om het gezag, om de regeering. In het eerste gelid de grootburgerlijke bladen, uit de kringen van het geld-, industrie- en handelskapitalisme. Handelsblad, Nieuwe Courant en Nieuwe Rotterdamsche Courant vormen met Tijd, Standaard en Nederlander een bonte rij. Waarachter de provinciale pers, keffend en blazend, heftiger van toon, in dolle opwinding roepend om dwangwetten en soldaten, om staat van oorlog en staat van beleg.
‘De burgerlijke orde in gevaar, het algemeen belang bedreigd’ dat was het wachtwoord der kampagne. De bekrompen burger, die misschien nog wat voelt voor het goed recht der arbeiders, maar zeker heel veel voor zijn persoonlijke rust en de veiligheid zijner effekten, met deze woorden wordt zijn arm hoofd het best op hol gemaakt: de burgerlijke orde in gevaar.
Over het ‘terrorisme’, door de georganiseerde spoorwegarbeiders gedurende de staking op hun makkers uitgeoefend, werden vreeselijke verhalen gedaan. Niet één daarvan is bewezen. Wat hindert het? zoo ze maar doel treffen: publiek en regeering op te hitsen. Elk middel wordt gebruikt om de
| |
| |
openbare meening opzettelijk, schandelijk te misleiden: iedere onbezonnen daad niet alleen, maar ieder onbezonnen woord der arbeiders wordt opgeblazen. Een voorbeeld uit velen: de Amsterdamsche gemeente-werklieden komen na een korte opwinding, spoedig tot bezinning. Ze luisteren naar hunne bestuurders, ze beheerschen zichzelf. Ze trekken hun ultimatum in; de Raad benoemt een kommissie tot onderzoek van het voorgestelde werklieden-reglement: de weg van gemeenschappelijk overleg wordt betreden. Dit verhindert het Handelsblad dat met de geldwolven huilen moet, niet, om dagen nà de intrekking van het ultimatum, nadat ieder gevaar van plotselinge staking in de gemeente-bedrijven is geweken, te schrijven: ‘Wie in een stad van 500.000 inwoners gas- en water afsnijdt’ - als ware de staking een feit! De burgerman in de provincie, die niet veel begrijpt of wil begrijpen, schudt dan het hoofd over zooveel snoodheid, en orakelt tot zijn vrouw, hiermee onbewust de uiterste wijsheid der bourgeoisie verkondigend: ‘ze moesten op dat kanalje schieten!’
Het gehuil der burgerlijke pers, direkt na de staking forte ingezet, stijgt tot een fortissimo kort na het verschijnen van het eerste extra-nummer van het orgaan der Ned. Vereen. van Sp. en Tr. Pers. met den oproep tot de leden, opnieuw het werk neer te leggen, zoo het stakingsrecht wordt aangerand. Dan neemt het langzaam af, in de groote bladen beginnen ‘gematigde’ artikelen te verschijnen: het doel is bereikt, verdere krachtinspanning overbodig: groote en kleine bourgeoisie zijn tijdelijk tot êén reaktionaire massa samengesmeed.
Onderwijl worden twee lichtingen opgeroepen, 15000 à 20000 man staan onder de wapenen, in verschillende garnizoenen verspreid. Te Amsterdam worden massa's troepen geconcentreerd; waarom? Niemand weet het! De soldaten hebben order zich zoo min mogelijk in de stad te vertoonen; men ziet ze weinig, maar men weet dat zij er zijn. Dat maakt onrustig. De arbeider is niet gerust, als hij weet dat daar achter kazernemuren zijn klassegenoot in het apenpakje op hem staat te loeren; er is iets dat hem prikkelt in de loopen der geweren, in het staal der bajonetten, het getrappel der paarden, de ostentatie van het militair vertoon. Men lacht: niet om de arme jongens, die hun werk en hun gezin in den steek hebben moeten laten; maar om al dat gedoe, waar alles dood-rustig
| |
| |
is, om de potsierlijke uiterlijkheden van ons militairisme - maar er is zenuwachtigheid in dien lach. Die bajonetten kunnen steken, die geweren afgaan; zij mòeten afgaan, wanneer zoo'n jong parmantig ventje even kommandeert ‘vuur’. De socialisten en anti-militairisten doen wat ze niet laten kunnen: zij spreken en schrijven, zij wijzen op de solidariteit van de arbeiders in kapotjas en de arbeiders in werkkiel. De arrestaties en proces-verbalen beginnen, het bezoeken van vergaderingen wordt aan de militairen verboden, burgers geweerd uit de kazernes. Op dit punt verstaat de bourgeoisie allerminst gekscheeren, de militaire macht is haar laatste troef, haar uiterste argument, en zij weet het. Wie volk en soldaten tot elkaar brengt, is gevaarlijk voor ‘de burgerlijke orde’; hij handelt tegen ‘het algemeen belang’.
De spoorweg-maatschappijen zitten óók niet stil. Daar wordt gekuipt en gewerkt door geestelijkheid en hooge oomes, daar wordt getrokken en gemorreld om los te krijgen de band van solidariteit die het spoorwegpersoneel omstrengelt. De Rechten-Plichters, de zwarte bende van pater Weijers, komen met onkwalificeerbare moties aandragen; de gepensioneerde spoorwegslaven worden overgehaald hun loopbaan met verraad aan het jonger geslacht te bekroonen. De ‘Bond van Orde’ wordt opgericht, met ‘Gij zult uw kameraden onderkruipen’ tot parool. IJdel pogen! Petter en Oudegeest verzekeren het ons: de organisatie staat vast.
Maar de regeering weet raad. Soldaten kunnen nog tot iets anders nut zijn dan om onderkruipers te beschermen, soldaten kunnen ook zelven dit edel handwerk verrichten. Zoo worden zij bij voorbaat geoefend. Welke regeering zou schroomen voor partikuliere werkgevers het leger beschikbaar te stellen, zoo het ‘algemeen belang’ (we weten nu wat dit is) dit wenschelijk maakt? Een christelijke zeker niet! Welke regeering zal er voor te vinden zijn een afzonderlijk spoorweg-geniekorps op te richten, om in tijd van staking het werk over te nemen? Een christelijke zeker! Waarom ook niet? Vandaag de spoorwegarbeiders als zij staken door militairen vervangen, morgen post- en telefoonbeambten, arbeiders in gemeentelijke bedrijven, dan bakkers en typografen. Waarom geen geheele brigaden van onderkruipers opgericht?
Wat bereidt de regeering in stilte voor? Wij weten het
| |
| |
niet. Is al dat militair vertoon maar ostentatie, bangmakerij? Twee dingen vragen de burgerlijke pers en de openbare meening. Het eerste: een uitzonderingswet voor de bedrijven, waarin ‘publieke orde’ en ‘algemeen belang’ met staking gemoeid zijn; een extra-bepantsering voor de zwakke plek der kapitalistische dwangburcht. Het vereenigingsrecht in zulke bedrijven mag voor de arbeiders blijven bestaan, maar het stakingsrecht moet vervallen - hun pistool mogen zij behouden maar met als lading een prop watten. Maar niet alle groote bladen, niet alle groote werkgevers die zich over de zaak uitlieten, staan op dit standpunt. Er zijn er, die uitzonderingswetten afkeuren, ze gevaarlijk achten, ook voor de patroonsklasse. Het terrorisme der arbeiders, dàt is het wat gebroken moet worden, de onderkruipers, die troetelkinderen der patroons, beschermd. Met een air van uiterste gematigdheid vragen deze gevaarlijkste tegenstanders niet anders dan ‘dat de vrijheid van arbeid beter beschermd worde.’ Wij begrijpen wat de bourgeoisie daaronder verstaat, wij kennen de gevolgen der Belgische ‘regeling’; we herinneren ons de bedoelingen der Duitsche ‘tuchthuiswet’. - Een wet met elastieke paragrafen, die het mogelijk maakt de lastige sprekers en schrijvers, de bestuurders en vertrouwensmannen uit de vakbeweging, in tijden van staking ot beroering altijd ‘te vinden’, die uit elk hartstochtelijk woord iets strafbaars destilleert, maakt dat geen ekonomische aktie van beteekenis meer zonder offers aan vrijheid en goed kan worden gestreden - welk een lekker beetje zou dat zijn voor de heeren patroons! Maakt de regeering zich gereed, op deze manier de vakbeweging te wurgen? Heeft deze de strik reeds om den hals, en behoeft die nog maar aangetrokken te worden? Is dàt de reden van het militair machtsvertoon? Wij weten niets, wij zitten in duister
en wachten. Ditmaal is de regeering aanvaller, de arbeidersklasse verdediger, en dat is voor haar een voordeel, een nadeel voor ons. Lands-, provinciale en landelijke overheid staan in verbinding met elkaar, kennen elkaars plannen en bereiden de samenwerking hunner krachten voor. Wat moeten de arbeiders doen?
Het spreekt van zelf, dat al waren alléen de rechten van het spoorwegpersoneel in gevaar, de geheele Ned. Arbeidersbeweging de plicht zou hebben hun naar vermogen ter hulp te komen. Deze
| |
| |
mannen zijn een paar weken geleden in den strijd gegaan. Alléen ter wille der solidariteit; zij hebben niets geëischt, niets behaald voor zichzelven, en hadden toch grieven te over! Hun houding is geweest zuiver als glas. Wordt het wapen der staking hun ontnomen, dan worden zij weerloos gemaakt, dan bezitten ze geen middel meer, om nu of later de lotsverbetering af te dwingen die zij zoo hoop noodig hebben: zij kunnen alleen nog maar vragen; en voor welk vragend arbeider opent zich de poort?
Worden de spoorwegarbeiders ontrecht, dan vallen zij als offer hunner solidariteit, voor de kameraden: daarom is het plicht aller arbeiders zich hiertegen te verzetten. Maar zij zijn het niet alléén, die bedreigd worden. Begint de bourgeoisie aan het stakingsrecht van één kategorie van arbeiders te tornen, dan komen daarna de patroons uit andere bedrijven weldra opzetten en betoogen, dat ook zij vallen onder ‘het algemeen belang’. Van het een komt het ander. Waar de arbeidersklasse het onbeperkte vereenigings- en stakingsrecht bezit is iedere beperking daarvan, voor ieder deel van haar een teruggang, die zij tot het uiterste behoort te bestrijden, opdat haar kinderen het niet zwaarder hebben dan zij.
Het is dus de geheele arbeidersklasse die wordt bedreigd. En tegenover haar staat, op onbeduidende uitzonderingen na, de geheele bourgeoisie. Alle deelen die haar samenstellen: kooplieden, fabrikanten, bankiers en grondeigenaars, alle partijen: liberalen, anti-revolutionairen en katholieken. De vrijzinnig-demokraten zijn als gewoonlijk, verdeeld. Hun weekblad Vooruitgang verdedigt de arbeiders; het Sociaal Weekblad daarentegen prijst het kweeken van een onderkruipers-korps in het leger aan.
Het is, voor de eerste maal in ons land, de zuivere, de algemeene klassenstrijd: hier bourgeoisie, daar proletariaat. Maar de klassenstrijd wordt, wanneer hij groote afmetingen aanneemt, altijd een politieke strijd, een strijd om of tegen de Staatsmacht. Zôó leert het het Kommunistisch Manifest. En zóó bevestigt het wat we voor onze oogen zien gebeuren. Voor de bourgeoisie is het noodig, den arbeiders een recht af nemen, want dat recht geeft hun eenige ongewenschte macht. Welnu, geen nood: de bourgeoisie beschikt immers over het werktuig, waarmee zij rechten toekent en afneemt; de staats- | |
| |
machinerie staat tot werken klaar. En daarachter staan eveneens gereed: justitie, politie en leger, het trio dwangmiddelen der bourgeoisie. Waar de ekonomische aktie lastig wordt voor een groep kapitalisten, waar arbeiders leeren hun stakingsrecht met nadrukkelijkheid te gebruiken, fluks dit recht met het politieke werktuig geknot. Waar één kapitalisten-groep in zijn belangen bedreigd wordt, fluks heel het kapitalistendom te hulp geroepen. Toen Van Heek in 't gedrang kwam, sprong de Twentsche Fabrikanten-vereeniging bij; thans, nu een strijd van gansch andere afmetingen het noodig maakt, komt het ‘Komité voor de belangen der Nederlandsche bourgeoisie’ - want dat is in kapitalistische landen de regeering - op de proppen en neemt de spoorwegmaatschappijen onder den arm.
Wat begon als een ekonomische strijd van de zijde der arbeiders, wordt in een politieken overgezet door de bourgeoisie. Zij gaat de staats-machine gebruiken om de arbeiders onder te houden. omdat zij door de staats-machinerie de geheele macht harer klasse kan doen neerbeuken op een deel van het proletariaat. Aan het proletariaat wordt de politieke strijd opgedrongen.
Gij hebt u niet willen bemoeien met den staat, kameraden der vakbeweging; nu gaat de staat zich bemoeien met u, om u te treffen. Gij hebt de wet niet willen helpen maken, nu gaat misschien de wet u breken. Gij hebt de politieke aktie weggeworpen, nu werpt de politieke aktie der bourgeoisie, ondersteund door geweld, U omver. Dat wanneer de arbeiders de staatsmacht niet binnendringen om haar te gebruiken, de bourgeoisie den staat tegen de arbeiders gebruikt - dat is het wat wij u al jaren hebben toegeroepen. Maar gij hebt het niet geloofd.
Over ons recht zal nu in het parlement worden gehandeld. De Volksvertegenwoordiging - waarin ⅔ van het Nederlandsche volk niet is vertegenwoordigd - zal over voorstellen der regeering beraadslagen en beslissen. Het is een blijdschap te weten, dat de stem der arbeidersklasse in dat parlement zal worden gehoord. Ons recht zal niet worden gekort zonder strijd en verweer; de leugens der bourgeoisie zullen ontrafeld, de laster afgewezen, het kapitalistisch onrecht gebrandmerkt worden. De heeren zijn niet langer onder elkaar, de sociaaldemokratische afgevaardigden zijn er ook nog, de leden der partij, die de arbeidersklasse vertegenwoordigt, die iedere,
| |
| |
zelfs de geringste poging om de rechten der arbeiders te knotten, tot het uiterste bestrijden moet. Laat ons blij zijn, dat we niet afhangen van de genade der vrijzinnig-demokraten; (waarvan bovendien geregeld enkelen bederven, wat anderen goedmaken) laat ons blij zijn, dat de stem van het proletariaat zelve voor het proletariaat zal opkomen in de Volksvertegenwoordiging!
Ge vraagt: ‘Maar wat vermogen die weinige mannen in de Kamer?’ Ik antwoord: ‘Niets, zoo de arbeidende klasse niet achter hen staat’.
Dacht ge dat we anders meenden, kameraden? Hield ge ons voor zoo onnoozel te veronderstellen, dat de klassenstrijd in het parlement wordt beslist? Dat komt omdat ge niet genoeg naar ons hebt geluisterd. Gij - niet wij - hebt den politieken- met den parlementairen strijd verward. De klassenstrijd, zeggen wij, wordt noodzakelijk politieke strijd: strijd om of tegen de staatsmacht; maar beteekent dit, dat hij beslist wordt in het parlement? Allerminst. - Gevoerd wordt hij, zoowel in als buiten het parlement; beslist, in de meeste gevallen, door de werkelijke machtsverhouding der klassen.
De oproeping der Hoofdbesturen van de spoorweg-federatie, door Petter en Oudegeest onderteekend, is verschenen: de 20ste Februari komen alle landelijke organisaties, ekonomische en politieke, bijeen. Zij komen beraadslagen wat te doen om de plannen der regeering te beletten; de nood, het dreigend gevaar brengt allen samen. Het gevaar waartegen zij oproepen, dreigt van de zijde der regeering; wat deze wil nemen zijn politieke maatregelen; de strijd die wij tesamen gaan strijden is een politieke strijd. Wil dat zeggen dat we hem gaan strijden alleen in de Kamer? Allerminst, - klein is onze macht in de Kamer; onze mannen, wat kunnen ze doen? Ons goed recht aantoonen aan hen die daarvan niet overtuigd willen worden, misschien de beslissing eenige dagen verschuiven: niet veel meer. We hebben dus in het parlement geen kracht genoeg; hadden we die wel, het ware voor ons beter en gemakkelijker; nu moeten we buiten strijden, omdat wij er in te zwak zijn.
Wij kunnen allerlei middelen, ook ekonomische, aanwenden, maar welke middelen we ook gebruiken, de strijd blijft een politieke, omdat hij gericht is tegen de staatsmacht.
Ook de ekonomische. Want wij allen, vakvereenigings- | |
| |
mannen en S.D.A.P. wij zouden er voor zijn - had de Ned. arbeidersbeweging daartoe de noodige kracht, en bleken de gewone agitatiemiddelen onvoldoende - door eenparig neerleggen van het werk in de voornaamste bedrijven, een aanval op het stakingsrecht af te weren.
En een dergelijke staking zou allerminst de proef op de som zijn van de waarheid der anarchistische opvattingen. Zij zou in de lijn liggen der moderne arbeiders-beweging, der sociaal-demokratie.
Wat toch is het verschil tusschen de anarchistische en de sociaal-demokratische opvattingen van deze zaak? Het kan aldus kort geformuleerd worden:
a. De anarchisten gelooven aan de mogelijkheid van een alg. werkstaking in dien zin, dat alle arbeiderenbedrijt zal stilstaan. De sociaal-demokraten zijn overtuigd, dat de mate van organisatie en eenswilligheid, die dit veronderstelt, door 't proletariaat in de kap: maatschappij niet kan bereikt worden. Dat daarenboven een zóó algemeene werkstaking niet door te voeren zou wezen, omdat de arbeiders niet alleen voortbrengers zijn, maar ook verbruikers, en spoediger dan de bezittenden, door gebrek zouden worden gedwongen weer aan 't werk te gaan.
b. De anarchisten gelooven door de propaganda voor deze ‘algemeene werkstaking’ alle andere strijdmiddelen van het proletariaat te kunnen vervangen en meenen dat zij de ‘sociale revolutie’ zal zijn, die met één slag de kapitalistische maatschappij vernietigt. De sociaal-demokraten zijn overtuigd, dat het proletariaat in zijn strijd geen enkel middel kan ontberen, en dat de versterking zijner politieke macht noodzakelijk is. Verder dat de bevrijding der arbeidersklasse niet het resultaat kan zijn van een plotselinge uitbarsting, maar van een langdurigen onafgebroken strijd, die in haar eenswilligheid, organisatie en inzicht ontwikkelt.
In zooverre dus de propaganda voor de algemeene werkstaking de arbeiders afhoudt van het gebruik van andere strijdmiddelen, vinden wij die verderfelijk. In zooverre zij de arbeiders tot het begrip van uitgebreide solidariteits-stakingen, te beginnen in goed-georganiseerde groepen van verwante bedrijven opvoedt, werkt die propaganda gunstig. En gaarne erkennen wij, dat de propaganda in de vakbeweging voor de alg. werkstaking er toe heeft bijgedragen, in de arbeiders het, bewustzijn van dergelijke solidariteits-stakingen in verwante- | |
| |
bedrijven te wekken. Echter - zonder de soc.-dem. eigenschappen van organisatie en discipline, kan dit bewustzijn nooit tot krachtige daden leiden. Wordt zònder deze vereischten de werkstaking in een aantal bedrijven toch doorgevoerd, dan is het resultaat louter verwarring en het einde een groote nederlaag voor het proletariaat. Dit bewijzen uit den allerlaatsten tijd de stakingen te Barcelona, Marseille en Genève.
Wat kunnen wij allen uit de laatste gebeurtenissen leeren?
Wij sociaal-demokraten kunnen leeren, dat naarmate de organisatie van het proletariaat in vakvereenigingen sterker Wordt en de klassenstrijd algemeener vormen aanneemt, uitgebreide stakingen in een aantal vakken meer en meer zullen voorkomen, nu tegen een groep van kapitalisten, dan tegen de bourgeoisie in haar geheel gericht om reaktionaire maatregelen te verhinderen of hervormingen af te dwingen.
De vakvereenigs-mannen kunnen leeren, dat tot welslagen van zulke stakingen, organisatie en discipline absoluut noodig zijn. En tevens, dat de ekonomische beweging alléén geheel onvoldoende is tot de bevrijding der arbeidersklasse, want dat, zoodra zij toont voor de bourgeoisie eenig gevaar op te leveren, deze met behulp der staatsmacht de ekonomische aktie aan een deel van het proletariaat verbiedt, of voor de geheele arbeiders-klasse uiterst bezwaarlijk maakt. Met andere woorden, dat het dus niet alleen noodig is alle arbeiders te organiseeren naar bedrijven, maar ook allen te zamen in een klasse-partij, om den staat te veroveren.
Zoo de Nederlandsche arbeiders de les der feiten verstaan, die deze zoo duidelijk spreken, dan gaat onze geheele beweging, zoowel de vak- als de politieke, thans een tijdperk van grooten bloei te gemoet. Maar daarenboven - wat van nog meer gewicht is - dan zal duidelijk zijn gemaakt, dat vak- en politieke beweging elkaar noodig hebben en aanvullen; met den ouden strijd die ons verzwakt zal het gedaan zijn, en de éénheid in de beweging komen. Wat ons tot nù ontbrak, om waar het noodig is snel en krachtig te kunnen handelen, zal dan tot stand komen; er zal gelegd worden:
een vaste band tusschen de Vakbeweging en de S.D.A.P.
's-Graveland, 19 Februari.
|
|