| |
| |
| |
De groote Spoorwegstaking, de Vakbeweging en de S.D.A.P.
I.
De verrassende, overweldigende overwinning der spoorwegarbeiders op 31 Januari is sedert bijna drie weken het onderwerp, waar ieder over denkt, spreekt en schrijft. Huizende arbeidersharten heeft zij hoog en snel doen kloppen, rustigherkauwende bourgeois uit den zoeten dommel opgeschrikt, de gansche kapitalistische klasse in 't geweer gebracht tegen de klasse der arbeiders. In de oogen der bourgeoisie bestaat, sedert de staking, verschil in richting, onderlinge twist tusschen de arbeiders niet meer; voor de burgerlijke pers zijn vak- en politieke beweging één geworden: vanaf den eersten dag, dat de stokerijen en ophitserijen begonnen (dus vanaf den eersten dag na de staking), maakt zij voor de overwinning der vakvereeniging de politieke partij verantwoordelijk, vereenzelvigt ekonomische aktie en S.D.A.P. Haar fiolen van toorn en haat, van leugen en laster stort zij niet maar uit over de hoofden der spoorwegmannen: al wat ‘socialistisch’ is krijgt rijkelijk zijn deel.
Heeft de burgerlijke pers gelijk? Is de sociaal-democratische propaganda de eigenlijke oorzaak der staking? Is zij het werk der S.D.A.P.?
Of is het tegenovergestelde waar? Hebben die mannen der onafhankelijke anti-politieke, der socialistisch-anarchistische vakvereenigingen gelijk, die ieder verband tusschen de staking en de S.D.A.P. loochenen, ja beweren, dat deze glorieuse strijd tusschen kapitaal en arbeid recht tegen leer en geest der S.D.A.P. indruischt en aan de prediking van het anarchisme te danken was?
Wie heeft gelijk? Laten we dit nader onderzoeken.
| |
| |
In zoover de burgerlijke pers niet de daden der sociaal-demokratie in Nederland, maar het socialistisch beginsel in 't algemeen verantwoordelijk stelt voor de staking, vergist zij zich niet. Dit weten wij, arbeiders, allen. Zeker, er zijn stakingen om loonsverhooging enz., die met het socialisme niets te maken hebben, die ook door vakvereenigingen op burgerlijk standpunt staande, als b.v. de Trade-Unions, kunnen worden gevoerd. Maar een staking uit zuivere klasse-solidariteit is alleen mogelijk in een land, waar het proletariaat reeds jaren lang socialistische lucht heeft ingeademd. Want het besef der klasse-solidariteit als de opperste wet van het proletariaat, het besef dat de eene arbeider verplicht is niet maar zijn vak- maar ook zijn klassegenooten te steunen in hun strijd; en niet maar met een deel van zijn loon, maar zoo noodig zichzelf te wagen, zijn bestaan op 't spel te zetten, zich op te offeren - dit is een zuiver socialistisch besef.
Dit is juist de reden, dat de bourgeoisie van deze staking niets begrepen heeft. Dat een groep arbeiders opkomt voor zijn onmiddellijk belang, voor loonsverhooging, verkorting van arbeidstijd: het kan er volgens haar mee door. Dat duizende arbeiders het werk neergooien zonder iets voor zichzelven te verlangen, alléén om arbeiders van een ander bedrijf in hun strijd niet te bemoeilijken - het is voor de bourgeoisie een raadsel. Zij kàn het niet begrijpen; zij kàn zich niet indenken in gevoelens, nog veel minder in gemeenschappelijke daden, waar eigen voordeel, persoonlijk egoïsme part noch deel aan hebben. Zij kan de stem niet verstaan, die zóó luid gebiedend sprak tot de arbeiders, dat alle geboden, hun van jeugd af door de kapitalistische klasse tot haar eigen voordeel en veiligheid voorgedreund, geboden van ambtsplicht en ambtstrouw, van respect voor de burgerlijke orde, van eerbied voor het algemeen belang, verstomden. Zij kòn de stem niet hooren, die de arbeiders aanspoorde, in deze vuurproef der solidariteit de klasse-plicht boven al het andere te stellen. Daarom vindt zij zulk een daad niet kloek, grootsch, heldhaftig; maar onzinnig, idioot, misdadig - hier druischten de proletarisch-socialistische en de burgerlijk-kapitalistische levensbeschouwing, omgezet in feiten, met een harden stoot tegen elkander in.
Gij weet wel, kameraden uit de anti-politieke vakbeweging, dat dit beginsel, het beginsel der klasse-solidariteit, het groot- | |
| |
gemeenschappelijke is wat ons boven alle twistpunten vereenigt. Wist ge het niet, ge hebt het thans kunnen leeren. Dit beginsel gemeen te hebben, moet al onze verschilpunten overbruggen in dagen van fellen klassenstrijd als nu voor ons komen: ziet deze reuzenvlag wapperen boven gansch het strijdend proletariaat.
In zoover dus de burgerlijke pers de prediking der klasse-solidariteit door het socialisme de grond-oorzaak noemt van de staking der spoorweg-arbeiders, ja in zoover heeft zij gelijk. Wij, socialisten, wij zijn allen aansprakelijk. In zekeren zin hebben allen deel aan haar, die sedert meer dan een halve eeuw in het buitenland, een kwart eeuw in Nederland de ideeën van het moderne socialisme hebben verkondigd: Marx, Engels en Lassalle, Anseele en Bebel, Domela Nieuwenhuis in Recht voor Allen, Troelstra in De Sociaal-Democraat en Het Volk.
Anders staat de zaak, waar de burgerlijke pers niet het socialistisch beginsel in 't algemeen, maar de S.D.A.P. in Nederland met de staking vereenzelvigt. Onze partij heett nog geen enkele officieele band met de vakbeweging, jammer genoeg voor ons en voor haar. Zij kan niet (gelijk b.v. in België en Denemarken het geval is) de vakbeweging gedurig bijstaan met raad en daad, met hare bestuurders over alle gewichtige dingen die het belang der arbeidersklasse raken, gemeenschappelijk beraadslagen. De S.D.A.P. als zoodanig had dus niets te maken met de voorbereiding, proklamatie en leiding der staking van het spoorweg-personeel. Dat verschillende leden der S.D.A.P. behooren tot de hootdbestuurders der Ned. Ver. van Sp.- en Tr.-personeel verandert hier niets aan; misschien zitten in de andere bij de federatie aangesloten vereenigingen leden van Kommunisten-bond of Vrije Socialisten; en evenmin zijn deze organisaties daarom bij de staking betrokken.
Neen, de gekombineerde bestuurders der Spoorwegvereenigingen alleen hebben de staking voorbereid, uitgeroepen en geleid; zij waren geen stroopoppen van deze of geene politieke organisatie; hun eensgezindheid, hun moed, hun energie waagde de daad en voerde haar uit, die de geheele Ned. arbeidersbeweging bewonderend toejuicht.
Toch is er ééne omstandigheid, die de verkeerde voorstelling der burgerlijke pers begrijpelijk maakt. Zij weet, dat in de dagen dat het spande, een aantal partijgenooten niet-spoorwegmannen
| |
| |
voor dezen zijn opgetreden, hunne vergaderingen leidden, hunne vereenigingen dienden tot secretarissen. Zij, de burgerlijke pers, weet dit o.a. van Hugenholtz, Ter Laan, Schaper, Spiekman, Gerhard, Mendels, en zij vereenzelvigt partijgenooten en partij. De namen dezer mannen bezorgen bij het uitspreken de bourgeoisie een even wrangen smaak in den mond, als die van de ‘sujetten’ Petter en Oudegeest. Maar deze sociaal-demokratische Kamer- en Gemeenteraadsleden, deze sprekers en schrijvers uit de partij, waarvan daarenboven sommigen als secretarissen van Bestuurdersbonden enz. midden in de plaatselijke vakbeweging staan, deze mannen hebben de staking niet gemaakt, niet geproklameerd, niet opgeroepen; de staking riep hen op, proklameerde het hun tot plicht de strijdende arbeiders te helpen en te dienen, overal waar, door het plotseling uitbreken, den grooten omvang en het ernstige karakter der beweging, hulp noodzakelijk was. Hadden andere personen dan deze sociaal-demokraten, personen uit andere partijen, in even hooge mate het vertrouwen der arbeiders bezeten als Spiekman, Schaper, Hugenholtz; zij óók hadden kunnen helpen. Maar daar hebben wij niets van gehoord. En dat is allerminst een toevalligheid. Van één bekend lid eener andere partij weten we dat hij heeft willen helpen; van Professor Treub. Professor Treub, we erkennen het graag, heeft zich goed gehouden; zijn vrijzinnigheid noch zijn demokratie in den steek gelaten. Maar hij zelf heeft ons in de pers ingelicht, hoe hij trachtte te helpen, n.l. door met de maatschappijen te onderhandelen, voor de arbeiders te pleiten, door verstandig schikken en plooien. Zulke hulp en zij is ons welkom - verwachten wij gaarne van alle demokraten. Voor de arbeiders pleiten, tusschen hen en de werkgevers onderhandelen; dat kunnen ook personen uit andere partijen; met de arbeiders,
vooraan of in den drom, tegen de geheele kapitalistische klasse strijden, dat kunnen de socialisten alleen.
Wij wijzen dus beslist ieder direkt verband tusschen de S.D.A.P. en de staking af: onze Partij wil zich geen eer toerekenen, die zij niet verdient en zich niet met de lauweren sieren, die aan de vakvereeniging toekomen.
Maar iets anders dan dit is natuurlijk de vraag: wat is het middellijk, het indirekt verband tusschen de S.D.A.P. en de staking? Al wat gebeurt is schakel van een onafgebroken
| |
| |
keten. Evengoed als de gebeurtenissen van 31 Januari van ontzaggelijken invloed zullen zijn op de toekomstige ontwikkeling der arbeidersbeweging - van invloed ook buiten de grenzen van ons land - evengoed hebben talrijke gebeurtenissen in het verleden saamgewerkt, om deze grootsche overwinning van het proletariaat mogelijk te maken. Natuurlijk kan niet alles in den breede op- en uit elkaar gehaald worden. Maar het is goed de voorname krachten te begrijpen, de groote stroomingen te bepalen die, zich vereenigend, op 31 Januari een stuk kapitalistische klassemacht hebben weggeslagen. Deze krachten zijn tweeerlei: het sociaal-demokratisch inzicht in de noodzakelijkheid van hechte organisatie en vrijwillige discipline; en de proletarisch-revolutionaire gezindheid die de Ned. onafhankelijke vakbeweging, zoowel de politieke (wil zeggen soc.-demokratische) als de niet-politieke (wil zeggen anti-sociaal-demokratische) gelukkig, in tegenstelling met de Engelsche b.v., vervult.
Laat ons dit nader beschouwen.
Een strijd als die van 31 Januari was niet te wagen en te winnen dan door een moderne vak-orgainsatie, vervuld met proletarisch-revolutionaire energie. Er moest zijn hechte organisatie en discipline, zooals de moderne vakbeweging die ontwikkelt. Dit bracht mede de volgende dingen:
Eersten: vertrouwen van de leden op het bestuur: inzicht dat bij deze mannen, op demokratische wijze door hun kameraden als de besten, de waardigsten gekozen, de leiding der zaken moest berusten, dat vooral in oorlogstoestand hun bevelen stipt moesten worden gevolgd.
Tweedens: vertrouwen van het bestuur in de leden, zekerheid dat wat het proklameerde, zou worden gedaan. Hoe zouden de Hoofdbesturen der Spoorwegvereenigingen de staking hebben durven proklameeren en dat te meer, waar door den aard van het bedrijf en het snelle verloop van den strijd alle persoonlijke invloed werd buitengesloten, alles schriftelijk of telegrafisch moest geschieden, hoe hadden zij zulk een vermetelen sprong mogen wagen zonder zekerheid (zulke zekerheid natuurlijk als mogelijk is waar de wil, de hartstochten enz. van duizende persoonlijkheden in het spel komen) dat hun leiding gevolgd zou worden, hun bevelen uitgevoerd, dat wie opdracht kreeg ‘staakt’ zou staken en wie ‘staakt niet’ door zou werken.
| |
| |
We weten: de Hoofdbesturen stelden dat vertrouwen terecht.
Stipt en snel werd iedere opdracht uitgevoerd, welkome zoowel als onwelkome. Daar waren duizende flinke mannen, die hunkerden om in den strijd te treden. Zij beheerschten de stakingskoorts, die hen heet door 't lijf woelde. Zij bleven de reserve, aan het werk, en ook hun zelf beheersching hielp mede tot de viktorie. Juist de verrassende mate van vrijwillige discipline, door 't proletariaat aan den dag gelegd bij deze gelegenheid, verontrust de bourgeoisie zoo zeer. Arbeiders, die niemand gehoorzamen, waarvan ieder op eigen houtje doet wat hem in den zin komt, zijn voor de burgerlijke klasse niet gevaarlijk al komen ze in verzet tegen hun superieuren. Maar arbeiders die, in verzet komend tegen hun superieuren, de leiding hunner eigen vertrouwensmannen stipt volgen, óók waar het hun moeilijk valt, zulke arbeiders zijn voor de burgerlijke maatschappij een gevaar, zulke arbeiders vermogen de bourgeoisie te bestrijden. Vertrouwen van leden in bestuur, van bestuur in leden, zijn twee kenmerken van hechte organisatie. Het derde is: vertrouwen der leden op elkaar. Dit vertrouwen ontspringt niet op den dag van gevaar, het moet geleerd worden door jaren van samenwerking, door den regel der organisatie; door de ondervinding, dat wat wordt besloten, ook wordt gedaan! Geen groote frasen, door terugkrabbelen gevolgd. Drie rangeerders begonnen de staking; waar haalden zij den moed vandaan, de machtige H.IJ.S.M. te trotseeren? Hun ‘ambtsplicht’ te overtreden, hun ‘ambtseed’ te breken? Nooit hadden zij dien moed gehad, hoe uitdrukkelijk klasseplicht en solidariteitsgevoel in hun hart ook spraken, hadden zij hun 8000 georganiseerde kameraden niet achter zich voelen staan. Hun flinkheid ontsprong uit vertrouwen in de organisatie.
Dit nu: het besef van de noodzakelijkheid van hechte organisatie en vrijwillige discipline - is een sociaal-demokratisch besef. Het druischt (evengoed als het verplicht lidmaatschap) regelrecht in tegen de stellingen van het anarchisme.
Het is in ons land het eerst, het meest bewust, het meest konsekwent toegepast in die vakbonden, waar sociaal-demokraten de leiding hebben: de A.N.D.B. en de Ned. Ver. van Spooren Tram-Pers. Het is door de anti-politieke, anarchistisch getinte vakvereenigingen eerst bestreden, toen nagevolgd. Zoodra zij sterker wordt, zoodra zij iets anders vermag dan met groote
| |
| |
woorden haar bewustzijn van onmacht weg te spoelen, moet iedere vakvereeniging dit willen: hechte organisatie en vrijwillige discipline. Hiertegen te vechten is vechten tegen de eigen natuur. Dit gevecht - den strijd tegen zichzelve - kan geen enkele vakvereeniging op den duur volhouden: vroeg of laat keert zij om, breekt (met woorden misschien niet zoo gauw, maar met daden des te zekerder) met haar eigen verleden. Dan voert zij betaalde bestuurders in, vermeerdert hun macht, verbetert de innerlijke organisatie, streeft naar het verplichte lidmaatschap: zoo ging het de Amsterdamsche Transportarbeiders, zoo zal het gaan met Typografen, Timmerlieden, Metaalbewerkers: de natuur is sterker dan de leer.
Dit is dus de ééne kracht, de hechte organisatie. Nu over de tweede: de proletarisch-revolutionaire energie. Deze was noodzakelijk, om den strijd te winnen, maar om hem aan te durven nog meer. Wij weten wat de oorzaak is van de razende woede der bourgeoisie tegen de spoorweg-arbeiders: deze staking was ernstige verstoring, was, binnen bepaalde grenzen en voor één dag, opheffing der burgerlijke orde. Die burgerlijke orde: wat is dat voor een ding? Het is de toestand van uiterlijke rust, waarin wij leven; de toestand waarbij de bourgeoisie zich behagelijk voelt, van de door arbeiders voortgebrachte meerwaarde leeft in deftige stadhuizen of vriendelijke villa's, het kantoor bezoekt of de beurs, haar zonen laat studeeren, haar dochters naar t buitenland stuurt. De burgerlijke orde is de toestand waarbij de machinisten staan op de lokomotief; de bakkers zestien uren achtereen en meer in de bakkerij; de fabrieksarbeiders in de fabrieken; de typografen op gloeiend heete zolders; de bouwvakarbeiders in weer en wind onbeschut, hun eentoonigen, dikwijls gevaarlijken arbeid verrichten. De burgerlijke orde wijst ieder zijn plaats waarin hij moet blijven; zij vindt alles in den haak, als de dieven kwijnen in de cellulaire gevangenissen, de verwaarloosde jongens worden ‘opgevoed’ op den Kruisberg; de prostituées de huizen van ontucht bevolken. De burgerlijke orde brengt mee, dat in tijden van krisis duizende arbeiders met hun gezin honger lijden, omdat zij te veel hebben geproduceerd. De burgerlijke orde is voor de bourgeoisie goed, heilig, onaantastbaar, kan volgens haar hoogstens hier en daar een beetje opgeknapt worden, moet in hoofdzaak blijven bestaan in alle eeuwigheid. De burgerlijke
| |
| |
orde is voor het proletariaat slecht, een schrikkelijke wanorde, bron van duldeloos leed, van onrecht, knechtschap en vernedering: moet zoo snel mogelijk verdwijnen. Dit in te zien, is revolutionaire gezindheid; hiernaar te handelen, revolutionaire daad. Het beetje algemeen goeds dat de burgerlijke orde heeft - persoonlijke veiligheid, enz. - zal de proletarische orde behouden en bevestigen, het vele slechte doen verdwijnen: dit te weten, geeft aan de arbeidersklasse den zedelijken plicht en het zedelijke recht, naar de opheffing der burgerlijke orde te streven. De bourgeoisie verdedigt de orde met een heenwijzen naar het algemeen belang: zij meent dat daarmee alles gezegd is. Zij onderzoekt den zin harer woorden niet. Maar het woord is zinledig: het algemeen belang kàn niet bestaan in een klasse-maatschappij, waar bijna alle belangen der verdrukkers en der verdrukten tegen elkander indruischen. Het algemeen belang dat is het belang der bourgeosie, der machtigen, der geweldenaars, die achter zich hebben positie, politie en leger. Het ‘algemeen belang’ zou moeten zijn het belang der algemeenste en nuttige klasse, dat van de massa, der voortbrengers van de arbeiders. Het is dit thans niet en kan dit niet zijn: het kan dit eerst worden, naar mate het proletariaat door zijn vak- en politieke organisatie zich de noodige machtsmiddelen verschaft. Het voorgewende ‘algemeen belang’ tot het ware te maken is het doel der proletarische beweging.
Uw ‘algemeen belang’ gaat recht tegen het belang van de talrijkste en nuttigste klasse in; uw burgerlijke orde is voor ons niets dan wanorde - daarom bestrijden wij haar ondermijnen haar en waar het noodig is voor de machts-ontwikkeling van onze klasse, loopen wij, zoo wij het kunnen, een stuk van haar omver.’ - Zoo klonk de stem der spoorwegarbeiders op 31 Januari. De bourgeois verstond. En het gansche proletariaat, dat zonder revolutionaire energie als waarvan de spoorwegarbeiders blijk gaven, zich niet kàn bevrijden dat zich door uitdrukkingen als burgerlijke orde en algemeen belang met mag laten hypnotiseeren, begreep en juichte toe.
Niet het minst de S.D.A.P. En toch verkeeren vele kameraden der anti-politieke vakbeweging in de meening als druischen zulke daden van proletarisch-revolutionaue energie in tegen den geest der S.D.A.P. Wat is daarvan aan?
Hier is tot recht verstaan een kleine uitweiding noodig.
| |
| |
De tijd waarop en de omstandigheden waaronder de S.D.A.P. werd opgericht, brachten mede dat zij in de eerste jaren van haar bestaan, niet al de proletarisch-revolutionaire energie naat buiten kon keeren, die het wezen der internationale sociaal-demokratie is. Wij zeggen het wezen, omdat de internationale sociaal-demokratie de organisatie is, die de arbeiders van alle landen samenvoegt in den strijd om de opheffing der burgerlijke orde met gebruikmaking van alle middelen die hiertoe dienstig zijn - dus de revolutionaire organisatie bij uitnemendheid.
Waarom kon dit wezen der internationale sociaal-demokratie in de eerste jaren van het bestaan der S.D.A.P. niet geheel naar buiten treden? Ten eerste door den tijd, n.l. den historischen toestand. De jaren 1895-1900 zijn ook in het buitenland geen revolutionaire jaren, maar jaren van hervormingen geweest. Grondoorzaak hiervan was de ekonomische bloei. Er was weinig werkeloosheid, de ellende van het proletariaat nam daardoor iets af (niet zijne uitbuiting); waar de vakorganisatie voldoende macht had, stegen de loonen (ofschoon minder dan de dividenden). De ekonomische aktie voor kleine direkte voordeelen als loonsverhooging, enz. nam in ons land als elders, de strijdende arbeiders voornamelijk in beslag; de tijd voor groote algemeene bewegingen, die het proletariaat als klasse tegen de klasse der bourgeoisie vereenigen, was niet gekomen, dat zat niet in de lucht. In die jaren van hervormingen waarin de klassenstrijd niet afnam, maar in andere, wat minder scherpe vormen werd gestreden, was het de aangewezen taak der S.D.A.P. den hervormenden arbeid ter hand te nemen, te doen in parlement en gemeenteraden, wat de vakvereenigingen deden ten opzichte van de patroons: te zien van de bourgeoisie los te krijgen, zooveel er van los te krijgen was.
Dit was geheel normaal en natuurlijk. Maar er valt een andere, abnormale omstandigheid te vermelden. In de eerste jaren der S.D.A.P. waren de arbeiders der groote steden geïnfekteerd door anarchisme, zij bejegenden de partij, die hunne partij moest zijn, met grooter haat en wantrouwen dan zij voor hun vijanden, de burgerlijke partijen, gevoelden. Zij noodzaakten de S.D.A.P. een steunpunt te zoeken ook onder de kleine burgers en boeren van het Noorden. Zij beletten naar te nestelen waar zij behoorde, in het hart des lands.
| |
| |
Gaandeweg is dat àl beter geworden; en de kampagne in Amsterdam IX, de verkiezing in III hebben de schaal doen overslaan naar de goede zijde. Maar dat het van den beginne niet zoo goed geweest is, - wiens schuld is dat? Die van de arbeiders der groote steden, die buiten, die tegenover de partij bleven staan. Kameraden van de anti-politieke vakbeweging, zoo een enkel maal de houding der S.D.A.P. niet een zuiver-proletarische is geweest; zoo een enkel programpunt op het strijdprogram der S.D.A.P. beter weg viel - en ge weet dat er onder ons zijn die beide dingen gelooven - kameraden! het is ook uw schuld, omdat gij niet in drommen tot ons zijt gekomen, omdat ge niet gezorgd hebt dat het grootsteedsche proletariaat gelijk het behoorde, van den beginne af aan een overwegenden invloed kon laten gelden, waarnaast al het andere wegviel, in de S.D.A.P.
We weten nu waardoor de schijn ontstond als was in de partij van het bewuste proletariaat de revolutionaire energie niet voldoende aanwezig. We weten dat de verkeerde meening gevoed werd onder de mannen der onafhankelijke anti-politieke vakbeweging als leefde bij hen alleen de geest van fel verzet tegen het kapitalisme, het besef der onverzoenlijke klasse-tegenstellingen, de revolutionaire gezindheid die geen oogenblik schroomt het voor de bourgeoisie heiligste aan te tasten, de burgerlijke orde te verstoren wanneer de solidariteit van het proletariaat en de belangen der arbeiders dat eischen.
Maar we weten ook, dat de beide helften der Ned. arbeidersbeweging: de anti-politieke vakbeweging en de S.D.A.P. sedert jaren naar elkander toegroeien. De S.D.A.P. werd sterker in de steden, de meest bewuste, de meest strijdwaardige arbeiders kwamen tot haar over; de tijden veranderden, de krisis beroerde Europa, de reaktie zegevierde in ons land; de tijd ging komen, dat de revolutionaire energie naar buiten moest worden gekeerd. En de vakbeweging begon, op haar eigen veld, te doorzien de leegheid der anarchistische frasen, de doelloosheid van holle woordenkraam: zij begreep de noodzakelijkheid van organisatie en discipline. Nog niet begreep zij de noodzakelijkheid van de organisatie als klasse tegen de bourgeoisie een organisatie die geen ander dan een politiek karakter kan dragen. Maar ook dit werd beter, het leven bracht ons tot elkaar, de invoering der Ongevallenwet deed meer dan
| |
| |
jaren van propaganda. Nog streden wij vaak met de lippen, maar we waren in elkanders buurt geraakt.
Daar kwamen de gebeurtenissen van 31 Januari. In één dag nam de arbeidersbeweging weer een revolutionair karakter aan. Al wat uit de burgerlijke en kleinburgerlijke klasse in rustige dagen de arbeidersbeweging goedgezind gadeslaat zonder haar te begrijpen, vloog op als een vlucht duiven die een roofvogel zien - om in reaktionaire velden neer te strijken. Maar de S.D.A.P. en de vakbeweging juichten. Zij juichten en voelden, dat wat bij de Federatie der spoorwegvereenigingen n.l. het aanwezig zijn van organisatie-besef en van revolutionaire energie, overwinning gebracht had, dat dit beide was het goede, het noodige, het onmisbare voor het proletariaat, dat beide eigenschappen in beide helften der arbeidersbeweging aanwezig behoorden te zijn en ook waren, dat wat hen scheidde geen muur was maar een nevel, een spookverschijning uit vroeger tijd.
Gij weet wel, kameraden uit de vakbeweging, dat wij door het sjofel manteltje uwer ‘neutraliteit’, altijd het lichaam uwer anti-politieke gezindheid zagen, en dat deed ons leed. Maar ook zagen wij uw socialistisch hart, en dat deed ons goed. En hebben wij samen - door spijtigheid om de gezindheid die we wisten dat voor uzelven schadelijk was - aan uw hart niet altijd vol recht doen wedervaren, we doen het nu wel. En wat ons aangaat: onze politieke mantel is rood, en is er hier en daar een vlekje op, ik heb u gezegd, waarom dat ook uwe schuld is. Zie niet naar de vlekjes, maar zie naar den mantel en zie naar de bourgeoisie en let op hare bewegingen, wanneer daar straks in Den Haag de plooien van onzen mantel zwaaien voor haar oogen, haar dol zullen maken als de roode lap den stier. Maar vooral: zie naar ons hart door onzen mantel heen; het is gelijk aan het uwe, kameraden; het klopt op dezelfde maat als het uwe: proletarisch-revolutionair.
Ja, we weten het nu allen: bij de staking der spoorwegarbeiders hebben de geest van organisatie en discipline en de geest van revolutionaire gezindheid zich vereenigd en daardoor konden de arbeiders overwinnen, dat heeft aan hun aanval gegeven de onweerstaanbare kracht. Wij vragen niet: ‘wat heeft daartoe van beiden het meeste bijgedragen’? De moderne produktie leert ons, dat het aandeel van ieders persoonlijke
| |
| |
werkzaamheid aan het produkt niet valt te bepalen, en zóó is het ook hier. We zeggen: zóó sterk is het proletariaat, wanneer de hechte vorm der organisatie met socialistischen geest en revolutionaire gezindheid wordt doortrokken, we zijn dit allen eens, we weten nu wat we te doen hebben om kracht te ontwikkelen. De Spoorweg-Federatie, we weten het, is gegroeid uit vakvereenigingen, oorspronkelijk de verschillende richtingen der arbeidersbeweging belichamend; in haar kwamen de verschillende krachten tot volkomen ineensmelting: haar viktorie wijst de Nederlandsche arbeidersbeweging den weg.
|
|