Geweld en geweldloosheid in den strijd voor het socialisme
(1930)–Henriette Roland Holst-van der Schalk, Johan Valkhoff– Auteursrecht onbekend
[pagina 23]
| |||||||||||||||||
Is het geweld verwerpelijk in den strijd voor een socialistische samenleving?
| |||||||||||||||||
Het geweld-probleem voor 1917.Ook de oude socialistische beweging in Holland had met het probleem van het geweld te worstelen. Gedurende de jaren tachtig en negentig der vorige eeuw, - het tijdperk waaraan de naam van Domela Nieuwenhuis verbonden blijft, - ziet men, tesamen met het besef van de beteekenis der middelen, ook de twee verschillende richtingen opkomen, waarvan de eene uitloopt in het anarchisme en de andere in de moderne sociaaldemokratie. Natuurlijk: er waren ook andere belangrijke punten, behalve de vraag van het al of niet gebruiken van | |||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||
geweld, waarin deze richtingen tegenover elkaar stonden. Maar zeker was deze vraag toch een der belangrijkste van het geheele vragenkomplex, in de beantwoording waarvan de opvattingen botsten. Echter droeg het probleem van het geweld voor de strijders in die dagen toch een ander karakter dan het heden voor ons draagt. Het werd in hoofdzaak opgevat als een taktisch, veel meer dan als een ethisch vraagstuk. Eigenlijk geloof ik, dat de moderne socialistische beweging in al haar schakeeringen, in de periode van 1870 tot 1914. zich de werkelijke beteekenis van het geweld niet volkomen heeft ingedacht. Dit ligt aan den aard van dat tijdvak, aan den aard van den strijd, zooals hij toen werd gevoerd, aan de parlementaire illusies en het opkomend reformisme, aan het geloof, dat deelneming van socialisten aan de regeeringen de weg was tot de verovering der macht. In het tijdvak tusschen den frans-duitschen oorlog en den wereldoorlog - vooral in de latere jaren, naar gelang de herinneringen aan de Commune verbleekten - leefde het probleem van het geweld niet waarlijk voor ons. We zagen de afgronden niet, waartoe dat probleem voert. Spraken we over het geweld in den proletarischen klassenstrijd, dan hadden we voornamelijk voor oogen de groote episoden in dien strijd, toen het proletariaat door de heerschende klassen overweldigd werd. De belangrijkste van die episoden waren de Julirevolutie van 1848 en de Parijsche Commune van '71. Ook het geweld in de russische socialistische beweging - ik bedoel voornamelijk de aanslagen op hooggeplaatste ambtenaren en op den Tzaar zelf -, zagen we als een weerstuit tegen de wreede en barbaarsche onderdrukking der russische revolutie, waaraan wij als revolutionaire marxisten zooveel beteekenis hechtten. Wij vatten het probleem altijd van dezen kant op, dat we tegenover elkaar stelden de wreedheid en onmenschelijkheid der heerschenden en het aktief lijden van de onderdrukten, die tevens de strijders waren voor een hoogere menschelijkheid. 1848 zagen we als de slachting van het proletariaat door Gallifet, 1871 als het vreeselijke bloedbad, door Thiers bewust uitgelukt en zorgvuldig georganiseerd. Op iedere vergadering roemden we de hoogere menschelijkheid en de edelmoedigheid der revolutionairen. Wij vertelden, hoe de Commune, al was zij in sommige opzichten een nationalistische reaktie na de nederlaag, toch ook internationaal gezind was, hoe goed zij haar gevangenen behandelde, in tegenstelling tot de wreedheid der Versaillanen. We verklaarden, welke bijzondere omstandigheden tot het dooden van de gijzelaars | |||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||
in de laatste dagen der Commune hadden geleid, toen het volk, in begrijpelijke woede en wanhoop, wraak had genomen op de eenige wijze, die in zijn macht stond. Altijd legden we den nadruk meer op het lijden dan op het plegen van het geweld en meer op de edelmoedigheid van de onderliggende klasse tegenover de beestachtige excessen der onderdrukkers, dan op haar daden van daadwerkelijk geweld. We zagen kortom in de strijders van 1848 en 1871 voornamelijk martelaars. De revolutie van 1905 in Rusland was voor ons een openbaring. De hoogere vorm van geweld, of misschien beter gezegd van dwang, die de arbeidersklasse door middel der massale, politiek-ekonomische staking in alle mogelijke vormen en graden, vermag uit te oefenen, werd in Rusland het eerst toegepast. In Rosa Luxemburg's schitterende brochure: ‘Massenstreik, Partei und Gewerkschaften’, werd de beteekenis van de massale staking voor den bevrijdingsstrijd der arbeidersklasse ons voor oogen gesteld. Het materiaal voor die brochure vormden de feiten der russische revolutie van 1905, in zooverre deze zich in en door de staking voltrok. En ook hier waren het weer de overheerschers, die door afgrijselijke, bloedige wreedheid, hun verafschuwd gezag handhaafden. De arbeiders vergoten geen bloed. En wanneer zij zich wapenden, zooals bij voorbeeld de joodsche socialisten in verschillende steden deden, dan was dit enkel uit zelfverdediging tegen de verdierlijkte ‘zwarte benden’ der pogromisten, die wilden plunderen, martelen en moorden. Deze bewapening begroetten wij als een verheugend symptoom van het ontwaken van een ras, dat eeuwenlang onderworpen en onderdrukt was geweest, tot besef zijner menschelijke waardigheid en tot moedige fierheid. Zeker waren er onder ons in die jaren, die zich ook een voorstelling maakten van den uiteindelijken strijd, de ‘lutte finale’. En voor zooverre zij geen reformisten waren, dachten zij daarbij wel degelijk aan strijd-met-de-wapenen, barrikadenstrijd. Vooral met de fransche socialisten, onder wie de tradities van dien vorm van strijd nog sterk voortleefden, was dit ongetwijfeld het geval. Mannen als Guesde, Vaillant, Lafargue, hebben zich zeer zeker den eindstrijd der arbeidersklasse om de staatsmacht voorgesteld naar analogie der opstandige volksbewegingen van het verleden. Zij allen echter hebben zich het gebruik van geweld voorgesteld als tot een korten tijdsduur beperkt. | |||||||||||||||||
1914-1917- . . . .De wereldoorlog, de russische en de duitsche revolutie heb- | |||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||
ben een nieuw tijdperk geopend. Ontelbare nieuwe feiten moeten gerangschikt en geordend worden, konklusies moeten daaruit worden afgeleid. En al omvat het materiaal, dat ons ter beschikking staat, nog in de verste verte niet al deze feiten, niet voor wat de duitsche en nog veel minder voor wat de russische revolutie aangaat, zoo heeft de socialistische beweging toch in het laatste twaalftal jaren een ontzaggelijke geestelijke leerschool doorgemaakt. Zij heeft voor het eerst in de geschiedenis de ervaring opgedaan, hoe het geweld in handen eener zegevierende arbeidersklasse, stelselmatig en gedurende langen tijd toegepast, werkt, welke werkingen het heeft naar verschillende richtingen. En deze ervaring legt ons de plicht op, om het vraagstuk van het geweld - allereerst door middel der deduktieve methode, maar ook langs andere wegen - aan een nauwgezet onderzoek te onderwerpen. | |||||||||||||||||
De werkingen van het geweld en de ervaringen der russische revolutie.Geweldmethoden, gedurende langen tijd geregeld toegepast, oefenen ten eerste op hen, tegen wie ze gebruikt worden, en ten tweede op hen, die ze toepassen, bepaalde werkingen uit. Daarenboven werken zij ook nog op de breede massa's die niet tot eene van deze beide kategorieën behooren. Ik zal mij bij mijn beschouwingen over de werkingen van het geweld in hoofdzaak houden aan de ervaringen der rusrische revolutie, zonder te pogen de vraag te beantwoorden, of die revolutie zich had kunnen doorzetten en handhaven, zonder gebruik te maken van eenig geweld, evenmin als de andere vraag, welke loop de wereldgeschiedenis zou genomen hebben, zoo de revolutie leiders had gehad, die tegen de stelselmatige toepassing van geweld gekant waren. Elke poging, dergelijke vragen te beantwoorden, voert tot allerlei gefantazeer. Ik wil beginnen met op te merken, dat de russische revolutie aanvankelijk in ideologisch opzicht geheel op twee grondbeginselen berustte. Het eene was dat der internationale klassesolidariteit, zooals deze door het marxisme wordt geleerd: het tweede dat van den internationalen klassenstrijd. Beide beginselen zijn aanvankelijk in de revolutie doorgezet met die grenzelooze onvoorwaardelijkheid, welke, al sluit zij geen soepelheid uit, zulk een kenmerkende eigenschap is van den russischen mensch en die voor een groot deel zijn neiging verklaart, tot uitersten te vervallen. De internationale klassesolidariteit in haar militante vorm | |||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||
heeft gedurende de eerste jaren der russische revolutie werkelijk in de massa's geleefd. Nog in 1921, toen ik in Moskou was, zag ik haar naglans in de oogen schitteren en hoorde haar nagalm in de stemmen. De honderdduizenden, die in den strijd tegen de kontrarevolutie zoo vreeselijk hebben geleden als menschen maar lijden kunnen, zij brachten de offers, die van hen gevraagd werden, in het besef, niet enkel te strijden voor hun eigen verlossing en hun eigen heil, maar voor die der ontrechten van alle landen en alle volken. Dit gaf aan hun strijd groote zedelijke waarde. De solidariteit, het werkelijke meegevoel in die jaren met alle zwakken en hulpeloozen blijkt uit vele daden van de Sovjetfederatie: uit haar opkomen voor de vrouw, vooral in het aziatische deel van Rusland, waar zij nog geheel en al een slavin van den man was: in de zorg voor de kinderen, de gastvrijheid, verleend aan politieke vluchtelingen, de menschelijkheid, getoond in het berechten en bestraffen van gewone misdadigers. Maar naast dit beginsel van menschelijke solidariteit, op de armen en onderdrukten der geheele aarde toegepast, verhief zich het andere groote beginsel der russische revolutie, dat van den onverzoenlijken klassenstrijd. ‘De klassetegenstellingen groeven een kloof tusschen de verschillende deelen der menschheid, die enkel gedempt kan worden door de afschaffing der klassen.’ Zoo leerde Marx het. zoo hebben Lenin en Trotzki en Boecharin het verkondigd. En hiernaar hebben zij gedaan en heeft de heele revolutie gedaan. De opvatting van den klassenstrijd als een oorlog en de onvoorwaardelijke doorvoering van het klassenstrijdbeginsel in haar heeft ontzettende konsekwenties gehad. Immers die doorvoering bracht mee, dat de klasse-tegenstander, de klasse-vijand, niet als een volwaardigen mensch werd beschouwd. Voor de konsekwente klassemoraal is hij geen zoodanigen mensch, - geen wonder, dat hij voor de sovjetwet ook geen rechten bezit, - hij wordt niet enkel gehaat, maar ook veracht: tegenover hern beschouwt men alles als geoorloofd, elke krenking, elke onrechtvaardigheid. Hier wreekt zich op gruwelijke wijze het groote tekort in het marxisme, dat immers een schakel is in den keten van het rationalistisch utilitarisch denken der 19e eeuw, - wreekt zich zijn tekort aan eerbied voor het ondoorgrondelijke levensgeheim en voor den vonk van hooger leven, die in iederen mensch brandt. Zeker; ik weet wel, dat het ekonomisch determinisme als wetenschappelijk stelsel in abstracto verdraagzaam zou moeten | |||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||
maken tegen personen, omdat de personen immers produkten der ekonomische omstandigheden zijn. Echter, dergelijke uitsluitend rationeele overwegingen kunnen nooit motieven worden, die in het voelen en willen verworteld zijn. Het marxisme heeft dan ook nooit uitgemunt door verdraagzaamheid, in tegendeel. De invloed van verstandelijke leerlingen in tijden, dat de driften opgewekt zijn en de storm der hartstochten raast en ziedt door de menschelijke ziel, - die invloed is vrijwel gelijk nul. In zulke tijden houden ook geen vage humanistische gevoelens den eeuwenlang onderdrukten en getergden mensch terug van haat en bloedige wraak op zijn oude onderdrukkers. Alleen de gedachte aan een Hoogste Wet, aan een Heilig Gebod kan dan werken, een Gebod dat ons maant, ook in den vijand den broeder te erkennen, onze vijandigheid jegens hem te matigen, te bedenken dat den mensch de wraak niet toekomt en, zoo wij het vermogen, het kwaad wat hij ons aandeed te vergeven. Het russische volk erkende deze gevoelens en besefte hun alle andere te boven gaande waarde voor het leven. Daarin bestond zijn vroomheid. Maar de bolschewiki, de leiders der revolutie, erkenden ze niet en hoonden ze als ‘burgerlijke vooroordeelen.’ Zeker zijn de mannen der Tschekà, waarover Mr. Valkhoff sprak, vaak tegen hun beste ik ingegaan; zij hebben het meegevoel in zichzelven tot zwijgen gebracht, denkend daarmede de revolutie te dienen. En ook in haar zelve leefde oorspronkelijk zeer veel van den heiligen geest, dien zij loochende. Of dit heden, al is het dan in veel mindere mate, nog het geval is, wagen wij niet te beslissen. Maar in elk geval is dit juist het verschrikkelijkst, dat de russische revolutie niet alleen tegen zich zelve de haat heeft opgewekt van het imperialisme - de haat van allen, die liever deze maatschappij van onrecht en ellende door middel van geweld in stand willen houden, dan afstand doen van hun voorrechten - daarover zijn wij niet bekommerd, integendeel! - maar dat zij ook velen, wier hart naar sociale rechtvaardigheid hunkert, tot hare vijanden heeft gemaakt, omdat zij het heiligste in hen hoont en aanrandt. Hoe werken de terroristische methoden, die het sovjetbewind nu sedert vele jaren toepast, de vervolgingen en terechtstellingen, op tal van socialisten, die zich vroeger aan de russische revolutie in den geest innig verbonden hebben gevoeld? Een socialistische revolutie, die stelselmatig geweld toepast, onderdrukt iets van het allerbeste in zichzelf. Tegen dat allerbeste in je in te moeten gaan, is iets verschrikkelijks. Dan verhardt de mensch, hij wordt als een steen, | |||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||
of wel zijn kracht begeeft hem en hij eindigt met in elkaar te storten. Een dergelijke ineenstorting heeft Lebedinski zoo aangrijpend uitgebeeld in zijn novelle ‘de week.’ Hij vertelt van een jongen kommunist, die in den burgeroorlog gevangen genomen politieke tegenstanders ter dood moet brengen. Eenigen van hen worden naar buiten gebracht, in den nacht en de barre kou. Daar moeten zij hun kleeren uittrekken, - immers kleeren hebben groote waarde in het doodarme Rusland van 1919! - Dan staan ze daar te bibberen in het maanlicht en moeten ze neergeschoten worden .... hij doet wat hem bevolen was, maar dan voelt hij: ik kan niet meer. Er breekt iets in hem en hij zoekt een gelegenheid, om in den dood te gaan. Neen, wij mogen ons beter ik niet verloochenen. Maar vergeet niet, dat een van die dingen, die Tolstoi in het eind van zijn leven tegen de Doegoboren in de gevangenis heeft gezegd, was: Wil niet probeeren beter te doen dan je bent. Als je alleen maar blijft dienst weigeren, omdat je nu eenmaal begonnen bent, schei er dan liever mee uit en laat je vrouwen en kinderen geen ellende lijden. Maar als je niet anders kunt, dan is het goed.’ Willen wij waarlijk uitgroeien boven het geweld, dan moeten wij andere menschen worden. Daarop is ook onze hoop op een nieuwe menschheid gegrond, dat er een tijd zal komen, waarin vele menschen zullen zeggen: ‘Wij kunnen niet langer onderdrukken, we kunnen niet meer onze medemenschen martelen of dooden, het is uit’. O, het is heelemaal nog niet zeker dat het nu dien kant uitgaat met de menschheid. Ik zie haar door vele gevaren bedreigd. De weg der menschheid loopt in den tijd als langs een smallen bergrug, tusschen twee afgronden en ieder oogenblik kan zij daarin storten, zoo niet ... Onze tijd is een gevaarlijke, maar ook een prachtige tijd. Want overal wordt men wakker, men wil het gezamenlijke heil; de stem klinkt: geen geweld, vrede; geen uitbuiterij, samenwerking. Er groeit iets in de evolutie van de moraal, van het geweten. Ik wil er hier - het kan niet anders dan terloops zijn, - op wijzen dat ook door de marxisten te weinig aandacht is gewijd aan de groote ongelijkmatigheid in de maatschappelijke ontwikkeling. Dr. Valkhoff sprak telkens over den socialen, den ekonomischen organisatievooruitgang, hij vereenzelvigde die met grootere beheersching van de natuur en hoogere produktiviteit van den arbeid. Ik ontken volstrekt niet de waarde van dien vooruitgang. Maar hij is, en al eeuwen lang, verschrikkelijk eenzijdig: de menschheid is in alle dingen die in verband staan met de techniek en de produktiviteit van den arbeid, gedurende de laatste eeuwen | |||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||
met sprongen vooruit gegaan, maar andere, even waardevolle dingen voor het leven en ook veel waardevollere, zijn daarbij àl meer ten achter geraakt. Hiertoe behoort de sociale organisatie des levens, gegrondvest in het gemeenschapsgevoel. Gustav Landauer, die zijn tijd ver vooruit is geweest, heeft terecht gezegd, dat er in tal van gewichtige dingen sedert het einde der middeneeuwen niet van vooruitgang sprake is, maar integendeel van diep verval. En zoo de ontwikkeling der techniek, zooals Dr. Valkhoff aan het mooie voorbeeld der toepassing van de elektrifikatie bewees, bedrijfsorganisatie op internationale schaal bevordert, zoo maakt die ontwikkeling ook mogelijk vernietiging van millioenen menschenlevens en grenzelooze verwoesting. Een zegenrijke kracht wordt de moderne techniek pas in handen van menschen, die hun saamhoorigheid en onderlinge verplichting beseffen. Maar laat ik terugkeeren tot mijn onderwerp ... | |||||||||||||||||
De werking van het geweld op wie het wordt toegepast.Ik wilde eerst iets zeggen over de werking van het geweld op hen, tegen wie het wordt toegepast. Deze werking is in 't algemeen, zooals wij allen weten, dat zij hen vervult met haat en verbittering jegens degenen, die hen overweldigen en leed aandoen. En hoe harder en meedoogenloozer de druk is. des te sterker is natuurlijk de weerstand, de reaktie van haat en wraakzucht, die zij bij de anderen oproept. Zij buigen in schijn, door den nood gedwongen, maar in hun hart blijft de begeerte leven, zich te wreken, hun macht te herstellen en de nieuwe heeren op hun beurt de kracht van hun vuist te laten voelen. De kans, om menschen, die men met geweld ten onderhoudt, te winnen voor nieuwe produktie- en levensvormen, is uiterst gering: hun verbittering maakt hen blind voor het goede, dat in die vormen tot uiting komt. Zoo dit reeds het geval is bij iedere revolutie, iedere groote verandering in de maatschappelijke organisatie, dan is het dubbel het geval voor een beweging, die de maatschappij in de richting naar het socialisme wil stuwen. De socialistische organisatie der maatschappij moet steunen op zedelijke krachten, zooals het gevoel van onderlinge verplichting, dat van eerbied voor het hoogste in den mensch en dat van menschelijke saamhoorigheid. Zij, die organisatie, kan slechts voor een zeer klein deel steunen op zelfzuchtige motieven en voor een | |||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||
nog veel kleiner deel op dwang en geweld. Slechts in zoover als het Sowjetbewind een beroep heeft gedaan en dit nog heden doet op de saamhoorigheid der arbeiders en arme boeren, op hun geloof aan het socialisme en op hun verlangen, zijn meerwaardigheid boven het kapitalisme te toonen, slechts in zooverre heeft dat bewind socialistische resultaten bereikt. Maar in zoover het integendeel arbeiders, boeren en intellektueelen door al dan niet rechtstreeksche dwang of door geweld genoodzaakt heeft, in de genationaliseerde fabrieken of op de hoeven van den Sowjetstaat te werken, heeft het geen socialistische organisatie van het maatschappelijk leven tot stand gebracht, maar een staats-socialisme, dat zich in werkelijkheid van staats-kapitalisme weinig onderscheidt. De russische revolutie heeft veel geweld toegepast tegenover haar vijanden. Zij heeft die vijanden vaak hard en meedoogenloos behandeld. Zij heeft kinderen doen boeten voor de zonden hunner ouders. Zij heeft zich gehandhaafd ook door het schrikbewind der terreur. Welke werkingen hebben haar terroristische methoden gehad? Die, welke te verwachten vielen. Duizenden, die het volstrekt niet hadden behoeven te zijn, zijn door deze methoden tot haar bitterste vijanden geworden. Voorzooverre zij in het land zijn gebleven, schikten zij zich met wrok in het hart, omdat zij moeten, maar men verwachte van hen geen doelbewusten ijver, geen vurige toewijding. Anderen schikten zich niet: zij saboteeren, zij konspireeren, zij pogen de Sowjets op alle manieren afbreuk te doen en ten val te brengen. Dan zijn daar de velen, ettelijke millioenen, die uit Rusland gevlucht zijn. Onder de russische emigranten zijn menschen van elken rang en stand. De geweldmethoden, door de bolschewiki toegepast, hebben talloozen van de revolutie vervreemd, die zeker géén principieele tegenstanders zijn van het socialisme. Zij hadden niet vervreemd behoeven te worden, zoo men meer menschelijkheid had laten gelden, meer geduld had gehad, meer eerbied voor anderer overtuiging. Zeker, een klein deel der emigranten hebben zich met de Sowjets verzoend: zij zijn teruggekomen en nemen deel aan den opbouw. Zij werden gewonnen hetzij door het grootsche en titanische in dien opbouw, dat velen aanlokt, hetzij door het feit, dat het Sowjetbewind ook als de belichaming van de nationale gedachte en de nationale eerzucht verschijnt. Vooral sedert het parool, dat de ‘verwezenlijking van het socialisme in een enkel land’ mogelijk is, een geloofs-artikel werd van het russische kommunisme, gaat recht door den (staats)-socia- | |||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||
listischen opbouw heen de stroom van de nationale gedachte en het nationale gevoel. Daar, waar zooveel verbittering en haat is gewekt, moest de innerlijke omzetting, de vervorming, de sociale zelfopvoeding tot verzoening met den nieuwen staat van zaken wel in het gedrang komen. En toch is dit werk van innerlijke omzetting voor de toekomst van Sowjet-Rusland minstens even belangrijk als de opbouw der gesocialiseerde industrie en de uitbreiding van den kollektieven of (staats)socialistischen landbouw. Wanneer die omzetting niet geschiedt, dan heeft het nationale bedrijfsleven geen hechte psychische fundamenten. Zij kan echter enkel geschieden, wanneer de eenlingen zich niet overweldigd voelen maar vrij, - wanneer zij de moeilijkheden en het ongerief, die de overgang tot een nieuwe sociale orde onvermijdelijk meebrengen, vrijwillig en gewillig op zich nemen, uit liefde voor de zaak. Het is ook mijn overtuiging, dat groote maatschappelijke veranderingen nooit geheel zonder geweld (en vooral niet geheel zonder dwang) doorgezet kunnen worden. Men bedenke echter, dat het geweld minder een daad is, dan wel een richting en een gezindheid. Er is een gezindheid mogelijk, die het socialisme niet opvat enkel als een ekonomische leer, maar als een in den diepsten grond daarmee vervlochten geloof in den mensch, als eerbied voor het hoogere in iederen mensch, als besef van menschelijke saamhoorigheid. En van deze gezindheid uit is dan een orientatie naar aldoor minder dwang en meer vrijheid, minder hardheid en grooter mildheid mogelijk. Maar men kan zulk een richting enkel inslaan, wanneer men van de minderwaardigheid van het geweld overtuigd is, wanneer men het verfoeit en zich diep schaamt, telkens als men er zijn toevlucht toe nam. Dit brengt ons tot het beantwoorden van de vraag: | |||||||||||||||||
Wat is de invloed van het geweld op hen, die het toepassen?Indien we normale menschen zijn, met een normaal geweten, en we zijn onrechtvaardig of liefdeloos geweest tegen een onzer beste vrienden, dan voelen we ons onbehaaglijk en onrustig. We zijn in onvrede met ons beste zelf. We voelen geen vreugde in ons, eer we het goedgemaakt en ons met hen verzoend hebben. Dat is de normale reaktie van een mensch, wiens geweten spreekt en die naar de innerlijke stem luistert. Maar zoo wij verharden, voelen we het niet meer, | |||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||
wanneer we liefdeloos geweest zijn. Ons geweten stompt af en versteent. En nu bedenke men: wanneer wij reeds tegenover hen, die ons lief zijn, zoo vaak te kort schieten door zelfzucht, - hoe licht zullen we dan de maat te buiten gaan van het zedelijk-geoorloofde, wanneer wij tegenover vijanden staan in een ontzaglijken strijd! Hoe groot is dan het gevaar, dat wij onswijs maken ‘geweldmaatregelen zijn noodig,’ omdat geweld vaak de gemakkelijkste weg is, daar wij van haat vervuld zijn! Hoe kan men verwachten, dat menschen in tijden van spanning en opwinding rechtvaardig zullen blijven op grond van verstandelijke overwegingen!Ga naar voetnoot1) Geweld is een vergif voor den mensch, omdat het een vergif voor de ziel is. Wanneer men ermee begint, voelt men zich ziek en ellendig van een uiterst kleine dosis, maar op den duur kan men al grooter hoeveelheden verdragen en merkt er niets meer van. Welk een vreeselijke verharding des gemoeds is altijd het gevolg van oorlog en revolutie! Alexandra Kollontay, een vrouw, die men toch niet sentimenteel kan noemen, zei eens tegen mij: ‘toen we in het begin de ministers van Kerenski gearresteerd hadden, geneerden we ons eigenlijk en we liepen een straatje om, als we langs de gevangenis moesten, en de eerste avond telefoneerden we naar de gevangenis, of de bedden wel in orde waren en de dekens wel warm.’ En hoe is het daarna geworden? Het is begonnen met den klassevijand, de grootgrondbezitters en de bourgeoisie. Men achtte zich jegens hen aan geen menschelijkheid gebonden. Daarna keerde het geweld zich tegen de boeren. Dit was in den tijd van het oorlogskommunisme. Men dwong hen, hun voorraden af te geven, men mishandelde en overweldigde hen. Toen kwamen er overal opstanden; men besefte dat een verandering van politiek noodig was; men keerde ‘het gezicht naar het dorp.’ Een poos-lang steunde men op de middenboeren, men moedigde hen aan, in hun bedrijf vooruit te komen. Dit alles was taktiek, het had met een ethisch beginsel niets te maken. En in deze laatste jaren, | |||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||
nu het streven uitgaat niet enkel naar snellen verderen opbouw der gesocialiseerde industrie, maar men ook met, op zichzelve bewonderenswaardige energie, poogt den landbouw te kollektiviseeren, nu gaat daarmee weer samen afschuwelijke hardheid tegen de zoogenaamde ‘koelaki’ . En wie zijn zij, deze koelaki? Het begrip koelak is buitengewoon vaag en rekbaar in Rusland: boeren met een paar koeien en paarden, wat kleinvee en eenige landbouwwerktuigen worden er somtijds ook toe gerekend. Dergelijke boeren verjaagt men nu van huis en hof, na hun alles afgenomen te hebben wat zij in het zweet huns aanschijns verwierven. Een gruwelijke onrechtvaardigheid, goedgepraat door de ‘raison d'état’, het belang van den staat.Ga naar voetnoot1) De staat en de produktie voor den staat werden afgoden, den mensch vergeet men, zijn rechten en zijn geluk. Zoo werden duizenden tot wanhoop gedreven, de klasseoorlog begon weer op het dorp; in barbaarsche vormen wordt hij gevoerd. Aanslagen op sowjetambtenaren, brandstichtingen, daden van terrorisme van den kant der boeren. De regeering veroordeelt de schuldigen ter dood. Zoo heerscht de permanente terreur. Men is steeds harder van hart geworden. Men heeft den kring al wijder getrokken van hen, tegenover wie de wreedste middelen geoorloofd zijn. Eerst stelde men de kontra-revolutionairen buiten de wet, daarna de socialisten van alle schakeeringen, die het niet eens waren met de bolschewistische taktiek. Hoe heeft men onder hen huisgehouden! Vele sociaal-revolutionairen, menschen van een grenzenlooze offervaardigheid, heldenfiguren als Maria Spiridonowa, een heldin en een martelares, die het volk zeer liefheeft leven al vele jaren lang in de verbanning; de anarchisten, de menschewiki, men moge over hen denken hoe men wil, maar is de wijze goed te praten, waarop men hen vervolgt? Ghezzi, een Italiaansche vluchteling, kwijnt weg in de gevangenis van Soezdal, omdat hij het Sowjetbewind kritizeerde. Bloemkin, een sociaalrevolutionair, die zich buitengewoon verdienstelijk maakte bij den opbouw van het nieuwe leven, werd dood geschoten, omdat hij in betrekking tot Trotzki stond. Trotzki zelf is verbannen. ... Elke oppositie in de partij heeft men neergeslagen met ijzeren vuist. ... En toch zijn er nog leden der oppositie, die vóór de diktatuur zijn en die gelooven, dat de demokratie in het partijleven met haar vereenigbaar is! Hoe oneindig barmhartiger had | |||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||
men kunnen zijn, zoo men meer op het beste in den mensch had vertrouwd en zich niet blind had gestaard op de centralisatie en de toeneming der produktie. zoo men niet bezeten geweest was door den wil tot de macht. Was het maar waar, dat alles wat de sociaaldemokraten vertellen, laster is; was het maar alles laster, wat alle burgerlijke journalisten van de wereld uit hun vulpennen hebben neergekwakt. Voor dien laster zouden wij niet bang zijn. De waarheid zou toch wel overwinnen, op den duur is zij altijd het sterkst. Maar de daden van het Sowjetbewind versterken de kracht der reaktie en maken zijn vrienden zwak. Ik bewonder Stalin om zijn grenzenlooze wilskracht, maar dat ook de oppositioneele arbeiders in de partij niet meer mogen spreken op vergaderingen, op straffe van uitgesloten te worden uit de fabrieken, dat wil zeggen tot honger en ellende te vervallen, hoe kan een socialist dit nog verdedigen? Ja, had men beter de kracht van mildheid en menschelijkheid begrepen, dan zou er ook in het buitenland bij de vrienden van de Sowjetrepubliek - en wij zijn hier toch allen vrienden van de Sowjetrepubliek, wanneer het kapitalisme zich tegen haar zou keeren; wij zijn toch allen vrienden van de groote inspiratie, van de heerlijke opstanding die de Oktoberrevolutie doortrilde; - niet zooveel verwarring zijnj; dan zouden wij sterker staan, nu de internationale reaktie blijkbaar weer iets in het schild voert tegen Sowjet-Rusland, - nu zij te velde trekt tegen de vervolgingen van de kerken en den godsdienst en daarbij alles in een pot werpt: noodzakelijke rechtvaardige strijd tegen onkunde, bijgeloof en reaktie met den geest van dogmatische onverdraagzaamheid, waarin hij wordt gevoerd. En die aktie gaat uit van den Paus, die niet enkel verzuimde tegen de vervolgingen ook van Katholieken door het fascisme te protesteeren, maar met Mussolini een konkordaat sloot. Zij gaat uit van engelsche reaktionairen, die nooit tegen de wreedheden van het Tzaristische regiem hebben geprotesteerd, niet tegen de Joden-vervolgingen, niet tegen het bloedbad der Armeniers en die ook in deze laatste jaren geen hand hebben uitgestoken, om de bloedige fascistische terreur in Hongarije en op den geheelen Balkan tot matiging te brengen. O, zoo we maar van het voortleven van den heiligen geest in de russische revolutie verzekerd konden zijn, zoo we maar konden aantoonen, dat haar leiders hebben uitgemunt door een menschelijke bejegening van hun tegenstanders, dat zij hebben gepoogd die te overtuigen, dat zij geduldig en lankmoedig zijn geweest, met hoeveel meer kracht | |||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||
zouden wij de huidige ophitsers tegen de Sowjets kunnen bestrijden dan nu! Hoe heel anders zouden de leden der I.L.P. staan tegenover den bisschop van Canterbury en tegenover de reaktie in Engeland, die de godsdienst-vervolging in Sowjet-Rusland graag gebruiken wil, om de Labour-regeering in moeilijkheden te brengen. (Want wie gelooft, dat het deze heeren, die Indië met ijzeren vuist willen ten onder houden, inderdaad om vrijheid van geweten te doen is?) Maar we zien nu die verruwing, we zien het ontstellende, dat in datzelfde land, waar zoo edele menschen een waarlijk moderne humanitaire behandeling van gewone misdadigers hebben tot stand gebracht, naast dit alles een optreden bestaat tegen politieke tegenstanders, dat in verschrikkelijke mate herinnert aan de methoden ten tijde van het tzaristische regiem. | |||||||||||||||||
De invloed van geweld op de massa's.Ten slotte wil ik nog iets zeggen over den invloed van geweld en terreur op de massa's, die deze methoden zien toepassen. Sommigen van u kennen wellicht reeds het boekje van den linker sociaal-revolutionairen volkskommissaris Sternberg: ‘Als ich Volkskommissar war’. Het is het onopgesmukte verhaal zijner ervaringen als volkskommissaris van justitie in den eersten winter van de revolutie. Sternberg is niet tegen geweld, wel tegen terreur: hij gelooft, dat men tusschen die twee een grenslijn kan trekken - ik zelf geloof dat niet -, al geeft hij toe, dat die grenslijn niet altijd aan te geven noch te erkennen is. De mentaliteit der sociaalrevolutionairen is veel dieper geworteld in de russische boerenziel dan die der bolschewiki. Een bewijs daarvan is wel, dat Lenin het landbouwprogram der sociaalrevolutionaire partij in zijn geheel overnam. In die russische boerenziel is naast veel ruws en grofs ook iets zeer groots en schoons, er is een diep gevoel van religieuzen eerbied voor de goddelijke vonk in alle menschen. Dit gevoel houdt het mededoogen levend, ook met den vijand, het besef dat niet alles jegens hem geoorloofd is en dat men hem recht moet pogen te doen. Door dit gevoel bezield, poogt Sternberg de gruwelijke maatregelen der diktatuur te temperen, hij helpt oude of zieke gevangenen, verzacht hun lot. Eens heeft hij twee ministers van Kérenski, Schingarow en Kokoschki, beiden ziek en geen van beiden wegens bijzondere wandaden berucht of gehaat, naar een hospitaal weten te doen vervoeren. Juist als het hem verheugt, dat hij hierin geslaagd is, krijgt hij de telefonische boodschap, dat gewapende matrozen het hospitaal | |||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||
zijn binnengedrongen en de beide ministers hebben vermoord. Men kan zijn stemming begrijpen. Wanneer Sternberg met eenige anderen - onder hen Dybenko, de held van de revolutionaire vloot - het ziekenhuis verlaat, waar zij een onderzoek hebben ingesteld, ontvangt de menigte, die op straat is samengestroomd, hen met vijandige kreten van ‘moordenaars! onderdrukkers.... diktators!’ - Zoo reageerde toen nog de massa op een dergelijke bezoedeling der revolutie.... 's-Avonds komen in een vertrek van het Smolny-gebouw, afgevaardigden van verschillende regeeringsorganen samen.... Er is een oproep gedaan aan de matrozen, om de schuldigen uit te leveren. Enkelen hebben zich zelf aangegeven. De omstandigheden van den moord, op twee zieke weerlooze gevangenen begaan, worden aan 't licht gebracht. De eene werd gewurgd, de ander in zijn bed doodgeschoten.... Als alles gezegd is, valt een stilte over het vertrek. ‘Menschen schaamden zich, om elkaar in de oogen te zien.... Droefheid en schaamte doordrongen allen, ook de moordenaars en hun helpers, allen die de daad volbrachten, van haar afwisten en zwegen. Niemand deed een poging, om haar te rechtvaardigen. Allen - de moordenaars, de wacht, de rechters - voelden zich als kinderen van hetzelfde volk, lang geknecht en thans tot heerschappij gekomen. En in de oogen trilde het echte leed van gekwelde menschen en het echte meegevoel met de slachtoffers, die toch tot de klassevijanden der revolutie hadden behoord. Zelfs zij, die zich gisteren als beesten gedragen hadden, begrepen wat zij gedaan hadden. In de stilte, die over allen gevallen was, voelde men, hoe de ziel der revolutie zich louterde’. Hoe fijn en zuiver reageerde de volksziel toen nog! Zij was nog niet afgestompt, gelijk zij dat later zou worden.... Van bestraffing der schuldigen kwam niets: de matrozen verzetten zich ertegen en men had de matrozen noodig. Lenin vond de heele zaak weinig belangrijk. Dybenko gaf haar een schoonen glimp, door te spreken van ‘roode terreur’..... Niet lang daarna verdwenen de sociaal-revolutionairen uit de regeering..... ‘In den burgeroorlog’, zegt Trotzki ergens in zijn boek over het terrorisme, ‘werd de revolutie mannelijk hard’. In den burgeroorlog, maar vooral in en door de terreur, verstijfde en verkalkte de ziel der massa's. Zij verleerden te reageeren, lieten alles over zich heengaan, zagen lijdelijk toe, verroerden zich niet meer. Geweld doodt het leven, niet enkel het lichamelijke, maar ook het zedelijke en geestelijke. Daarom gaat het in tegen het | |||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||
diepste wezen der revolutie, die een levenwekkende kracht is. Het verschroeit als een woestijnwind, het droogt de ziel uit en verzengt haar krachten, in tegenstelling tot het vrijwillig lijden voor een idee, een ideaal, dat de ziel verkwikt als milde regen en in haar onophoudelijk nieuwe kracht omhoog doet borrelen. ‘Plaatsen wij naast de menschen van het geweld’, zegt Ragaz in zijn brochure ‘Sozialismus und Gewalt’, ‘de menschen en de bewegingen, die den omgekeerden weg gegaan zijn, die van het martelaarschap, van het ‘kruis’, met hun onuitputtelijke jeugd en kracht-tot-vernieuwing, vragen wij de zieners en wijzen van alle tijden, de diepste kunst en filosofie - overal krijgen wij hetzelfde antwoord van de verleiding, het drogbeeld en de tragiek van het geweld. Het wordt steeds duidelijker, dat wij staan voor een onderdeel van de diepste ordening der wereld, die te schenden voor het socialisme noodlottig worden zou.’ | |||||||||||||||||
Alle toepassing van geweld wordt tot gewoonte.Wij erkennen ten volle, dat in den revolutionairen klassenstrijd ontzaglijke zedelijke waarden tot uiting zijn gekomen. Zulke waarden zijn het ook in de vrijheidsoorlogen, de worstelingen voor nationale onafhankelijkheid, die in het verleden door de Zwitsers, de Hollanders, de Grieken, de Italianen gevoerd werden en dit heden worden door de Indonesiers, de Indiërs, de Chineezen, enz. Maar wat is de essentie dier zedelijke waarde? Is het 't geweld? In geenen deele: het is de moed, om tegen de machthebbers op te staan in het bewustzijn van zijn recht, de wil om voor zijn overtuiging te lijden, de vrijwillige onderschikking van den eenling aan de gemeenschap-der-makkers, de onderlinge kameraadschap, de trouw aan elkaar en aan de leiders, de groote offervaardigheid. Veel van dit alles wordt gevonden in iederen oorlog. Ook onder de soldaten, die in den wereldoorlog streden, kwamen zedelijke waarden van den hoogsten rang tot openbaring: moed en trouw en kameraadschap en offervaardigheid. Maar rechtvaardigt dit alles den oorlog? Neemt het zijn demoraliseerende en ontmenschelijkende werkingen weg? Die werkingen manifesteeren zich gewoonlijk des te erger, hoe langer een worsteling duurt. Zoo is het met den oorlog, zoo is het ook met de revolutie. Ook in haar kan het geweld worden tot een gewoonte, kan het mechanisch toegepast | |||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||
worden, alsof het zoo behoort, zonder langer het gemoed van hen die het aanwenden te schokken, en zonder meer indruk te maken op de massa's. Daarom is het zoo gevaarlijk met de toepassing van geweld te beginnen. Wanneer men er eenmaal mee begonnen is, went men er aan en verbeeldt men zich, dat men het onmogelijk meer kan missen. Later - later, wanneer de vijanden ontwapend zijn, wanneer zij hun tegenstand opgegeven hebben, - dan zal men afstand doen van gewelddadige middelen... Ja, natuurlijk; als er niets en niemand meer is. waar hij zich tegen behoeft te keeren, dan geeft de ergste dwingeland zijn dwangmethoden op. Maar dat ‘later’ wordt altijd weer verschoven naar een verdere verte. Het komt nooit. Ten eerste niet, doordat het geweld tegenkrachten opwekt. En ten tweede, doordat het onder hen die het gebruiken tweedracht veroorzaakt, tot zelfverscheuring leidt. Ziet het verloop der groote fransche revolutie. Ik zie dat geheel anders dan kameraad Valkhoff het hier beschreef. De terreur, zeide hij, heeft die revolutie gered. Ik antwoord: de terreur heeft de ideale kern der revolutie aangetast. Op de terreur tegen de vijanden der revolutie volgde de terreur van één heerschende revolutionaire groep tegen andere groepen revolutionairen. Ook in dit geval maakte de terreur het volk moe, onverschillig en apathisch. Door die apathie te samen met de zelfverscheuring der revolutie kon het komen tot Thermidor. Thermidor plaveide den weg voor Napoleon. En op de roes der Napoleontische glorie volgde... de formidabele reaktie van 1814. Het liberale Europa werd door Metternich in verbond met het tzarisme gebreideld. Een donkere nacht zeeg neer over de volken. En die nacht duurde vijftien lange jaren.... Men zal mij antwoorden, dat in den bevrijdingsstrijd der arbeidersklasse eenig geweld onvermijdelijk is. Misschien is dat inderdaad het geval. Maar het is véél beter te doen, alsof alle geweld vermeden kan worden en de taktiek dáárop in te richten, dan a priori aan te nemen: bij een volgende revolutie zal in elk geval geweld moeten worden gebruikt. Immers, wanneer wij dat aannemen, dan richten wij ons daarop in, wij orienteeren er ons naar. Waar wij ons van moeten doordringen, is, dat de toekomst bepaald wordt door het heden. Hoe de volgende revolutie zal wezen, welke vormen zij zal aannemen, welke uitkomsten zij zal hebben, - dat wordt nu bepaald en dat hangt ook van ons af, van wat wij hier vandaag besluiten. En wat wij morgen zullen doen. Het verleden hebben wij niet in onze macht, maar het oogenblik wél en in het oogenblik leeft de kiem van de toekomst. Op wat | |||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||
anderen doen hebben wij dikwijls zeer weinig direkten invloed, maar onze eigen daden kunnen wij althans tot op zekere hoogte bepalen en die daden werken weer op anderen, zij stralen naar alle kanten uit. De ‘omstandighede’ kunnen ons nooit een middel opdringen wanneer wij het niet willen gebruiken. Laten wij ons goed inprenten, dat er haast in alle menschen een neiging is, om te snel tot dwang en geweld over te gaan en daarop te vertrouwen. Dwang en geweld lijken haast altijd de gemakkelijkste en kortste weg in de opvoeding, in de socialistische beweging, in den staat, overal. De mensch is van nature een strijdbaar dier: hij vecht graag, hij oefent graag macht uit, en dan maakt hij zich wijs, dat hij genoodzaakt is te vechten door de omstandigheden, en dat hij macht uitoefent ‘tot heil van anderen.’ Dat zegt de indische regeering ook, als zij de exorbitante rechten en de Digoelkampen handhaaft: zij wil daarmee, zegt ze, ‘de nationalisten beschermen tegen zichzelf’. Zooiets lijkt ons gemeene huichelarij toe en toch is het best mogelijk, dat zij die zoo spreken, het werkelijk meenen. Laat ons oppassen hen niet na te volgen: men glijdt de helling zoo gemakkelijk af! Iets in het geweld beantwoordt aan ons aller geestesgesteldheid. En de verstrikking in deze wereld dringt er ons toe. Want we zien dwang en geweld, steeds, overal. En dan wordt in ons de drang gewekt om ook dwang en geweld te gebruiken. Geweld is veel gemakkelijker dan geweldlooze aktiviteit. We lezen van fascisme, van putschen, van kommunistische opstootjes in West-Europa, alles door en door demagogisch, of van de reformistische, sociaaldemokratische, geheel op het parlementaire stelsel toegespitste even demagogische taktiek. Dan schijnt het ons toe, als is er geen andere keuze mogelijk dan tusschen revolutionair, massaal geweld of parlement en koalitiepolitiek! | |||||||||||||||||
Geen geweld! - Geen reformisme! - Socialistisch aktivisme.De strijdmethode, die ik nu tenslotte wil bespreken, is gegrondvest in het werken aan ons innerlijk zelf. Daardoor maakt zij het anderen mogelijk, om hún innerlijk zelf te vervormen. Ik zou die methode liefst niet als de methode van de lijdelijkheid of de geweldloosheid willen omschrijven. Dat is mij alles veel te passief. Het is integendeel een methode, die de hoogste inspanning van alle lichaams- en zielskrachten eischt. Zij eischt voortdurende aktiviteit, wilskracht, doorzetting en offervaardigheid, oneindige vindingrijkheid en onbegrensd ge- | |||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||
duld. En als grondslag van dat alles: een muurvast vertrouwen in de geestelijke krachten, in de overwinning van de waarheden, die voor een bepaalden tijd, op een bepaald punt van den ontwikkelingsgang der menschheid, het Beeld zijn, waarin de eeuwige, voor ons onkenbare waarheid ons verschijnt, de afspiegeling van haren glans. De strijdmethode, die ik bedoel, staat zoowel tegenover het geloof aan ‘putschen’, opstand en diktatuur, tegenover de demagogie der kommunisten, die de ellende der massa's misbruiken, om hen wijs te maken, dat dáárin het heil ligt, als tegenover de overschatting van de parlementaire aktie, van het stembiljet, van adresbewegingen aan den Volkenbond als leidend tot ontwapening, van het ‘binnengroeien’ in het socialisme door gemengde regeeringen. Die methode is enkel mogelijk, wanneer we gaan inzien, dat het zwaarste en moeilijkste werk nog gedaan moet worden, - dat er nog nauwelijks een begin gemaakt is met de toepassing van het socialisme - niet het staatssocialisme bedoel ik, maar het socialisme, dat herschepping des levens is, van onderen-op, door zich zelf bepalende groepen, die de wil broederlijk saam te leven bezielt. O, zeker, ik weet het wel, er is al ontzaglijk veel gedaan. Er zijn tallooze offers gebracht sedert vele jaren. Een deel der arbeidersklasse heeft zich zelf opgeheven uit de troostelooze ellende van voorheen. De opbouw van de vakbeweging in West-Europa en Midden-Europa is een geweldig stuk werk geweest. Het revolutionaire syndikalisme heeft de vlam eener bewust anti-kapitalistische gezindheid in een kern van arbeiders telkens weer aangewakkerd. Het radikale antimilitarisme kan op menige dapper gevoerde worsteling terugzien. Maar toch, ondanks dit alles: de socialistische beweging in haar geheel is veel te lauw, zij is niet vervuld van het heilig ongeduld, waar de daad uit voorkomt. Het jonge geslacht moet nog leeren, wat socialistisch aktivisme beteekent. Hoeveel meer zouden wij kunnen doen in den strijd, zoo in ons waarlijk de honger en dorst naar gerechtigheid brandde. Denk aan Indonesie! Daar wordt een strijd gevochten, een onderdeel van het grootste, wat nu op aarde geschiedt: de worsteling der lang onderdrukte gekleurde rassen voor menschwording. Zij daarginds strijden, zij lijden, zij sterven.... En wat doen wij? Het is ook door onze lauwheid, dat de terreur in Indonesie voortbestaat en steeds erger wordt. Waarom voert de jeugd geen anti-imperialistische aktie? Waarom komen er geen groepen van jongeren, die zich verbinden, het Indonesische | |||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||
volk op alle wijzen te helpen en waar het kan, te dienen? Waarom dragen wij geen insigne met de woorden: ‘Indonesia Merdèka’? Waarom roepen wij het niet over de daken, wat daar aan de Digoel gebeurt? Onlangs zijn uit het kleine kamp, het kamp der ‘weerspannigen’, zooals de regeering ze noemt, - dat is der konsekwenten, der beginselgetrouwen, der helden, der martelaren - bijna zeventig man onvlucht. Eenigen bezweken, een paar keerden uitgeput terug, een hebben ze moeten achterlaten in het oerwoud, om eenzaam te sterven. Velen werden op nieuw gevangen genomen en door de Australische regeering uitgeleverd. Van de politieke gevangenen op Java hebben reeds twee zelfmoord gepleegd. Welk een schande voor een zich christelijk noemend gouvernement, dat menschen met een edele overtuiging tot dergelijke wanhoopsdaden overgaan! Maar er gebeurt niets.... Waar zijn de menschen, die het niet langer kunnen uithouden, die gemarteld worden door het besef dat dergelijke dingen gebeuren? In onzen tijd staan aan de strijders voor een betere maatschappij een groot aantal middelen ter beschikking. Ten eerste de gewone middelen ter beïnvloeding der publieke opinie: de pers, het woord, de vergadering, de demonstratie, en in den laatsten tijd de radio en de film! Het is de zaak om ze goed te leeren toepassen, zoodat wij er alles uithalen wat er in zit. Daartoe is noodig doorzetting, geduld en vindingrijkheid, is noodig het leeren opvoeren van de middelen, het leeren werken met middelen, die niet enkel spreken tot het verstand maar ook gemoed en fantasie in beweging brengen. Daartoe is noodig het geschikt maken van de propaganda voor een bepaald volksdeel; de jeugd, (arbeidende, studeerende jeugd) de vrouwen, de arbeiders, de boeren, de intellektueelen, enz. Heeft reeds één partij, één organisatie geprobeerd om een stelselmatige kampagne te voeren b.v. tegen de Digoelkampen en de andere gruwelijke straffen, waarmee de politieke aktie in Indonesië wordt onderdrukt? Men moet niet tevreden zijn met wat groote woorden uit te galmen, maar een langen adem hebben, geest van kombinatie, onverdroten volharding... Van het engelsche volk kunnen wij in dit opzicht veel leeren... Dan zijn er natuurlijk de gewone parlementaire middelen, die ik niet wil kleineeren, reeds alleen niet omdat zij elke geestesstrooming gelegenheid geven, haar wenschen en eischen onder de massa's te dragen. Een militante pacifistische organisatie kan ook uit deze middelen heel wat halen. Zoo heeft b.v. in Frankrijk, bij de laatste verkiezingen, de Int. Vrouwenbond voor Vrede en Vrijheid aan alle kandidaten bepaalde vragen | |||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||
gesteld ten opzichte van hun houding tegenover het militarisme en de landsverdediging. Een zéér doeltreffend middel ter beïnvloeding en organiseering van de openbare meening is ook het op touw zetten van petitionnementen. Het maakt een groot aantal leden eener organisatie aktief, wat altijd uitstekend is. De S.D.A.P. heeft vroeger dit middel in den strijd voor het Algemeen Kiesrecht met veel succes toegepast. Dan zijn daar de sterkere middelen in tijden van sterke maatschappelijke bewogenheid, wanneer gevaren het volk bedreigen, of wanneer dit naar nieuwe rechten en vrijheden grijpen wil... De boykot, de staking, het oprichten van nieuwe organen, die zich tegenover de oude plaatsen, zooals de arbeiders-raden. Zeker zullen ook die middelen, waarvan de bedoeling is den tegenstander te dwingen, nog vele malen toegepast moeten worden... Zeker brengen zij het gevaar mee van gewelddadige uitspattingen. Maar men moet niet de staking als middel-van-verzet tegen een regeering gelijk stellen met den gewapenden strijd. De staking is van nature vreedzaam, de arbeiders en intellektueelen, die haar toepassen, gebruiken daarmee een recht, dat niemand hun kan betwisten: het recht te beschikken over hun eigen arbeidskracht, de kracht, die één is met hun lichamelijk-geestelijk wezen. Een algemeene staking in volle rust en kalmte ingezet, is een schouwspel van geestelijke kracht en eenheid, dat ook op de tegenstanders sterken indruk maakt. Zeker: zij voert niet altijd tot het doel; dat heeft o.a. de engelsche staking van 1927 bewezen. Maar welk middel is onfeilbaar? Het verschil tusschen al deze middelen en het daadwerkelijk geweld is reusachtig groot. Toepassing van wapengeweld in den strijd voor het socialisme is in onze dagen niet mogelijk zonder de bereidheid, om ook de meest doeltreffende vernietigingsmiddelen te gebruiken: handgranaten, machinegeweren, bommen en giftige gassen, al de gruwelen van den modernen oorlog. Een rood leger moet natuurlijk ook een goed leger zijn, zeide Dr. Valkhoff terecht. De tijden zijn voorbij, dat persoonlijke moed en zedelijke bezieling een groote rol kunnen spelen, zooals zij dat deden in den barricadenstrijd. Het is thans een kwestie van geld en van techniek, van chemische fabrieken enz.... Neen, zóó kan het socialisme niet gevestigd worden; het kan dit alleen door strijd met andere middelen. Dan ook alléén staat het sterk in zijn kritiek op den waanzin der bewapening. | |||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||
Wij moeten den strijd veel scherper strijden: ons zelven niet sparen, niet denken aan onze loopbaan, onze persoonlijke toekomst. Maar we moeten hem strijden met middelen, die in den geest overeenkomen met onze doeleinden, middelen, afstammend uit de sfeer van het ideaal. Het ideaal moet motief, dat is werkende, bezielende kracht in ons worden. Zoo lang de kracht van het beginsel niet door onze daden uitstraalt, zoo lang is het niet in orde. Onze zaak kan alleen overwinnen, wanneer de glans van het doel door hen heen schijnt. Dan alleen aanvaarden wij de volle waarheid, dan pas strijden wij in de volle zon. In mijn leven is me dat maar een enkele maal mogen gebeuren, dat ik kon strijden in het volle besef, een volkomen zuiveren strijd te voeren, zuiver naar alle kanten. En zoo zal het ook u in uw leven gaan, want met de daad begint in den regel de schuld! En nochtans is dat onze grootste kracht en moeten we ons altijd daarheen richten, naar een socialisme, on voorwaardelijk als het russische, maar ook bewust van de heiligheid van het leven en daardoor barmhartig en liefdevol. De werkelijke weg naar het socialisme is de innerlijke omvorming van de groote massa, zoodat zij het socialisme gaat zien, niet enkel als verlossing uit haar ellende, maar ook als de opstanding der menschheid. Zoo het mogelijk was, dit besef in de massa te wekken, zóó zij het socialisme zoo zou opvatten, dan zou tegenover haar enkel overblijven een groep van in zelfzucht-verharden, - die dan àl meer vereenzaamd zou staan. Dàn zou wat wij de uiteindelijke strijd noemen, niet anders dan een toetssteen zijn waaruit de onmacht van het kapitaal zou blijken, omdat de levende krachten der menschheid uit zijn kamp waren weggevloeid. | |||||||||||||||||
Vormgevend socialisme.Behalve de strijd in dezen zin. is er nog een tweede weg tot het socialisme, dien wij ook geestdriftig betreden en doelbewust volgen moeten. Ik bedoel den weg van socialistische levensvorming, van vormgeving des levens in socialistischen zin. Hij kan enkel begaan worden, wanneer althans voor een kern van hand- en hoofdarbeiders de socialistische wereld- en levensbeschouwing àl meer werkelijkheid krijgt, en zij tot een werkelijk socialistische opvatting van het leven komen. Niet de ekonomische en politieke overmacht der kapitalistische klasse is op het gebied der socialistische levens-vorming de groote belemmering, maar de geestelijke macht der kapitalistische | |||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||
wereld, die maakt, dat haar maatstaf-van-waarden overal doordringt met haast onweerstaanbare kracht. Langen tijd heeft men in de beweging de socialistische levensvorming haast volkomen verwaarloosd. Men spitste alles toe op machtsvorming voor den strijd. Zij, die anders wilden, zooals bijv. Gustav Landauer, werden gehoond en niet begrepen. Zeker: menschen als Landauer waren te voorbarig, maar toch had hij gelijk. In Rusland is nu een staatssocialisme gekomen, in zeker opzicht bracht het vooruitgang, groote voordeelen voor het proletariaat. een algemeen vrij-komen van reusachtige geestelijke energieën uit lange verstijving. Maar de geweldige koncentratie en centralisatie van de ekonomische en de politieke macht in handen van enkelen heeft ook enorme bezwaren. Ze werden door mij reeds genoemd. Binnen de mogelijkheden, die het kapitalistische stelsel en de burgerlijke staat ons heden nog geven, zouden wij oneindig meer kunnen doen dan er gedaan wordt. Ik noem maar enkele punten ter overdenking. Ten eerste: de socialistische koöperatie, gebaseerd op de behoeften der verbruikers en van die behoeften uit al wijder kringen bestrijkend en al grooter centra scheppend, - op den duur van produktie, - die buiten het winststelsel staan. Van een waarlijk socialistische koöperatie is eigenlijk nog geen sprake, en hier is 't niet de maatschappelijke of politieke druk, die dit tegenhoudt, maar de geest, die het kapitalisme in ons allen gekweekt heeft. Als de socialistische geest er maar was, zou men morgen aan den dag kunnen beginnen. Als men zich maar niet blind staarde op de politiek! en begreep, dat hier socialistische arbeid boven de partijen, door en voor alle socialisten verricht kon worden. Dan de nederzettingen op het platteland, die meer kontakt kunnen brengen met de boeren. Gemeenschappelijke tehuizen - door samenwerkende bouwvakarbeiders gezet, - voor rust en vakantie en voor konferenties, zooals er reeds eenige bestaan; maar hoeveel meer is mogelijk en noodig. Verder klubgebouwen en jeugdtehuizen - het is alles nog in zijn eerste begin, men beseft de enorme beteekenis van dit soort werk voor een volgend geslacht nog niet voldoende. Daarbij houdt men ook voor dit werk nog altijd dogmatisch vast aan de organisatorische grenzen. Dan zijn er de volksuniversiteiten op socialistischen grondslag, zooals in Barchem in ons land een eerste poging wordt gedaan. Het aankweeken van een socialistische wereldbeschouwing moet hier het groote doel zijn en daar naast het bevorderen van kameraadschappelijken geest. In zulke tijdelijke kleine levensgemeenschappen versterkt men | |||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||
den gemeenschapsmensch. Dan is er de woningbouw. Hier kan de beweging voor socialistische vormgeving des levens steunen op de socialistische gemeentepolitiek. Samen kunnen zij tot de inrichting komen van gemeenschappelijke kinderverzorging, gemeenschappelijke eet- en leeszalen. Zoo de arbeidersklasse, althans een kern in haar, dit zelf maar verlangde! En dan de kwestie van de opvoeding, van de scholen, een der belangrijkste gebieden van onze aktiviteit. Hoeveel werk dringt zich hier op, dat in de toekomst goede vrucht zou dragen! Aktie voor vernieuwing van het onderwijs, van zijn geest en zijn methoden, voor vorming van het kind tot een goed kameraad tusschen zijn kameraden, voor opvoeding tot menschelijkheid, voor verbinding van hand- en hersenarbeid. En daarnaast: oprichting van socialistische scholen als lichtende voorbeelden van wat scholen kunnen zijn. Ook gemeenschapsfeesten kunnen een faktor zijn in de omvorming van het leven en de zeden, maar ook hier is in de eerste plaats noodig: meer bezieling en het overwinnen van den sektarischen geest. En zoo zou er nog veel meer te noemen zijn, dat een element kan zijn in de transformatie van den levensstijl. Ieder kan begrijpen, hoeveel heerlijk werk te verrichten valt. En àls het eens gedaan werd, nu het nog kan, dan zou het op den duur wel eens zooveel vrucht kunnen dragen, dat het gevaarlijk geacht werd door een kapitalistische regeering en zij er maatregelen tegen ging nemen. Maar dàn zou het wel eens kunnen blijken, dat het socialisme zooveel sympathie en zooveel vertrouwen had gewekt bij velen, ook buiten de arbeidersklasse, dat de reaktie zou worden geïsoleerd. Maar ja, hiervoor hebben wij noodig geestdrift en zelfvertrouwen, geworteld in on voorwaardelijke overtuiging, dat het socialisme mogelijk is, heden aan den dag, wanneer wij het willen en wij er in slagen, dien wil op vele anderen te doen overgaan. Die overtuiging, welke de groote Russen hadden en die wij niet hebben. Het is niet in hoofdzaak de schuld van een partij of van de leiders eener partij, dat die sterke overtuiging ontbreekt, het is het gevolg van een lange voorgeschiedenis, van de geheele richting, waarin socialisme zich langen tijd heeft ontwikkeld. Nog eens wil ik herhalen: het geweld is een gezindheid en een richting, meer dan een daad, en zoo is het ook met de geweldloosheid. Ik wil geen absolute tegenstellingen tegenover elkaar stellen, want daarmee lossen we de problemen in de werkelijkheid niet op. Stalin's bewind zal toch ongetwijfeld | |||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||
ook veel overreding gebruikt hebben, om de beweging tot kollektivisatie van den landbouw door te zetten. En Gandhi heeft de burgerlijke ongehoorzaamheid tegen het engelsche gouvernement afgekondigd. Beide bewegingen zijn grootsch in hun doel en middelen. Uit beide spreekt een geweldig geloof. Niet alleen bij Stalin, ook bij de boeren in Sowjetrusland zelf. Maar daarnaast kunnen wij het feit niet wegredeneeren, dat de socialisatie alles behalve alleen door de overreding en het voorbeeld haar beslag krijgt. Zij is helaas in hooge mate het prodrukt van dwang, belastingdwang en onteigening, die de boeren wanhopig maakt, - en waardoor ze komen met wrok. Gandhi! Ook hij is geen heilige Ook hij kent berekening, aarzeling, tweestrijd, hij vergist zich en dwaalt. En de opstand, de geweldlooze opstand, dien hij afkondigt, zal, komt het waarlijk daartoe, niet kunnen gaan geheel zonder geweld. Dat weet hij ongetwijfeld ook. Maar dit lijkt hem voor Indië de beste weg, de minst bloedige. En hij is bereid, de verantwoordelijkheid op zich te nemen, op zijn geweten te nemen, en zichzelf boete op te leggen. Want de ‘non violence action’ is geen lijdzaamheid, maar aktie, daad, opstand! O, hij weet het alles - er dreigen ook daar gevaren, zoo goed als in de Sowjet-unie, waar dwang en geweld stelselmatig worden aangewend. Maar hier is toch een andere gezindheid, hier wordt een andere richting ingeslagen. Hier heerscht niet het geloof, dat elk middel goed is en dat de middelen ons worden ‘opgedrongen’ door de omstandigheden. Het was weer Gandhi, die op het kongres te Lahore tegen de menschen optrad, die den onderkoning naar het leven wilden staan. ‘Wij zijn de beschermers van het leven der Engelschen’ zei hij, ‘Wij moeten onze vijanden met zachtheid behandelen’. De richting en de gezindheid, die hebben wij in onze hand, en dat is onze groote verplichting, dat hebben wij voor ons geweten te verantwoorden: welke richting wij, gedragen door onze overtuiging, zullen versterken, welke gezindheid zelf manifesteeren en in anderen aankweeken. Door onze overtuiging, dat doel en middelen uit één geest behooren te ontspringen, en door, wanneer die overtuiging in ons gegroeid is, het met haar te wagen. Maar dan ook volledig te wagen, zonder zwakheid, zonder aarzeling. Deze geest, de geest van een strijdbaar, aktief, religieus geïnspireerd radikalisme is het, dien ik tegenover het geloof in de noodzakelijkheid van geweld wil stellen Moge hij de banier worden, waaronder vele jongeren zich scharen. | |||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||
Bibliografie.
|
|