| |
| |
| |
Zesde voordracht. De allerlaatste jaren van den proletarischen klasschenstrijd. - De massastaking.
Toehoorders!
Wij zullen vanavond in deze laatste voordracht, de allerlaatste jaren van den proletarischen klassenstrijd behandelen, de periode waarin wij staan, die feitelijk een overgang naar nòg scherper vormen van strijd, naar worsteling in nòg grootscher afmetingen is.
Wij hebben gezien hoe de revolutionaire volksbewegingen en de revoluties van boven de bourgeoisie, òf meester van de staatsmacht maakten, òf de staatsmacht in hooge mate aan haar invloed onderworpen. Wij hebben gezien hoe ten gevolge van de bevestiging der burgerlijke orde en de tot-stand-koming van staten, waarin de bourgeoisie gewichtige rechten aan het proletariaat moest afstaan, een geheel nieuwe tactiek, een geheel nieuwe wijze van strijdvoeren geboren werd. Bijna veertig jaar lang heeft het proletariaat den strijd met de vreedzame, wettelijke middelen der vak- en politieke aktie gevoerd. Wij noemen dit tijdperk de parlementaire periode van den proletarischen strijd. Het is de periode, waarin het proletariaat door de dagelijksche aktie, gelegenheid krijgt zichzelven op te voeden, zijn organisaties steeds grooter en omvattender te maken, zich steeds meer met socialistisch bewustzijn te vervullen, en ook tevens door de deelname aan het politiek leven, de activiteit in de openbare lichamen, kennis opdoet van het beheer van staat en gemeente, van het organisme der moderne maatschappij. Het is door het gebruik der vreedzame en wettelijke middelen, die wij | |
| |
allen kennen en dagelijks toepassen, de gewone middelen van de politiek-parlementaire actie, van de vergaderingen, van de cursussen, van de manifestaties, van de pers, het is door dit alles, dat het proletariaat als klasse geworden is wat het op het oogenblik is. Het groote voordeel dat de strijd met deze middelen mee bracht, was, dat daarbij van verslagen worden, van bloedige nederlagen en hunne gevolgen geen sprake kon zijn. Geen tijden van stilstand meer, geen onderbreking meer van den opmarsch der arbeidersklasse.
Met weinige uitzonderingen, - uitzonderingen in het leven geroepen door onverwachte, onverhoedsche voorvallen, of doordat zooals in België, Frankrijk en Italië, tengevolge van het tijdeiijk opgeven der zelfstandige actie, de organisatie en bewustwording van het proletariaat werden vertraagd, - kunnen wij zeggen, dat de groei der arbeidersklasse in bewustzijn, in organisatie, in kennis, en in invloed vanaf den tijd, dat zij als voornaamste middelen de parlementair-politieke actie en de vakvereenigingsstrijd is gaan toepassen, ononderbroken is geweest. Gaf de bourgeoisie wat toe, trachtte zij het proletariaat van zijn weg af te brengen, zoo had dat althans in die landen waar de sociaal-democratie, waar het klassebewustzijn reeds was ontwikkeld, slechts dien invloed, de strijdende arbeiders begeeriger te maken, hun hoop en hun moed te verlevendigen. Kwamen daarentegen in de bourgeoisie, wier gezindheid voortdurend schommelingen doormaakt, de reactionaire neigingen meer op den voorgrond, weigerde zij het proletariaat nieuwe rechten toe te kennen, die de maatschappelijke ontwikkeling voor hun onontbeerlijk maakte, of trachtte zij de rechten aan te tasten, die het proletariaat reeds bezat, zoo had noch het een noch het ander de uitwerking den strijdlust en den strijdmoed neer te slaan. Misschien gebeurde dat voor een korte poos, zooals in België in 1902, zooals in ons land wat de vakvereenigingen aangaat in 1903, maar het was slechts een oogenblik, dat de voorwaartsche gang van het proletarische leger werd afgebroken en op den | |
| |
langen duur werkten ook nederlagen in de richting van toeneming van bewustzijn en organisatie. Een ononderbroken beweging, een strijd van elken dag mogelijk te maken, dat was en dat is, daar kunnen wij niet genoeg den nadruk opleggen, het kolossale voordeel van de moderne wijze van strijdvoeren van het proletariaat, een voordeel, dat sterk afsteekt bij de geweldige nadeelen, die voortsproten uit zijne - hem door omstandigheden opgedrongen - strijdwijze in de eerste periode. Na een terneergeslagen oproer, een bedwongen revolutionaire beweging, waren de strijdlust en de strijdvaardigheid der arbeidersmassa dikwijls voor lange jaren geknakt, na 1848 b.v. was gedurende meer dan twaalf jaar, de arbeidersbeweging zoo goed als dood, hare beste strijders waren gevallen of in ballingschap, het socialisme scheen begraven, de verworven rechten en vrijheden werden afgeschaft. De ‘parlementaire periode’ weet niets van die hevige eb- en vloedbewegingen, van reaktie en revolutie: het proletariaat trekt voortdurend door niets tegengehouden, vooruit. Waarlijk, terecht kon Engels in het midden van de jaren negentig getuigen, welk groot voordeel voor de arbeidersklasse de wettelijke, parlementaire wijze van strijdvoeren opleverde, hoe het strijdend proletariaat daarbij ‘roode wangen’ kreeg en er uitzag bloeiend van leven, hoe het zijn vijanden, de heerschende klassen geen grooter ondienst kon bewijzen dan zich streng op den bodem van de wettelijkheid te blijven plaatsen, geen grooter dienst daarentegen dan zich door provocaties, - zooals alle regeeringen ze op hun beurt beproeven, gelijk Bismarck het deed met de Socialistenwet - de straat op te laten jagen, opnieuw den gewelddadigen strijd te wagen tegenover de gewapende macht, tegen al de geweldmiddelen, waarover de moderne staat heeft te beschikken.
Maar al die strijd, al die zelf-opvoeding in de organisatie, al dat toenemen in geestelijk-zedelijke kracht, bracht en brengt het proletariaat nog steeds niet daar waar het wezen moet, brengt het nog niet in het bezit der politieke macht. Al die strijd, al die arbeid heeft wel tot | |
| |
resultaat de voortdurende groei van het strijdvermogen, van de strijdvaardigheid, de verheldering van de hoofden, de versterking van de eenheid van wil van het proletariaat, die eenheid van wil, die het noodig heeft, om zijn taak te vervullen, maar dat alles is nog feitelijk niet een begin maken met die taak. Die taak is en kan niet anders zijn dan het veroveren van de politieke macht, het overwinnen, het ter neder slaan van de machtsmiddelen der burgerlijke klasse, en alles wat het proletariaat in de laatste 35 jaar op vreedzame, wettelijke wijze heeft gedaan, de verandering in zijn wezen meer dan in zijn lot, die het groote resultaat is van zijn strijd, heeft die machtsmiddelen van de heerschende klassen nog altijd niet aangetast. Het proletariaat heeft wèl door organisatie enz. zijn eigen machtsmiddelen vergroot, maar daartegenover verheft zich nog immer de oude vesting van den burgerlijken staat, de vesting der burgerlijke heerschappij en in haar is geen bres geschoten. De staatsmacht - wetgeving, justitie, leger, enz. - zij is nog steeds in handen van de bourgeoisie en de eigenlijke strijd om de verovering van die staatsmacht ligt niet achter ons, maar voor ons. Mocht in den tijd van de jaren negentig, onder de invloeden die ik u den vorigen keer heb geschetst, bij een deel van de sociaaldemocratie de meening opgekomen zijn, dat die verovering geleidelijk door onmerkbaren overgang zou plaats vinden, die meening is door de gebeurtenissen grondig weerlegd. De heerschappij van den staat kan niet door het veldwinnen van de democratie geleidelijk van de bourgeoisie op de arbeidersklasse overgaan. Zelfs dat veldwinnen van de democratie, is, ik kom daarop straks nog even terug, slechts betrekkelijk. Wij zien niet voor onze oogen een algemeene, geregelde toeneming, zonder uitzondering, van de politieke rechten en de bewegingsvrijheid der proletarische klasse. Wij zien een dergelijken vooruitgang wel op vele punten en in vele landen, maar wij zien daartegenover ook verschillende voorbeelden, dat rechten, die het proletariaat bezat, hem weer worden ontnomen, juist tengevolge, al moge dit vreemd klinken, | |
| |
van de vermeerdering van zijn kracht. En, merkwaardig, die voorbeelden worden veelvuldiger naar gelang het proletariaat machtiger wordt. Wij hebben in de laatste jaren beleefd dat b.v. in Saksen het algemeen kiesrecht aan het proletariaat is ontnomen, dat in de groote stedelijke republieken Lübeck en Hamburg, het kiesrecht verknoeid is. Wij hebben gezien dat ook het coalitierecht, en het recht van staking en vereeniging in de burgerlijke maatschappij steeds in gevaar zijn. Naarmate de vakvereenigingen in kracht toenamen, naarmate het proletariaat leerde de kracht, die zijn positie in het productieproces hem geeft, te gebruiken en het gebruik ervan geduchter, gevaarlijker werd voor de bourgeoisie, heeft niet de regeering van één land, neen, hebben die van een geheele reeks van landen beperkende bepalingen op het stakings- en vereenigingsrecht ingevoerd, deze rechten voor ambtenaren, voor spoorwegarbeiders, voor arbeiders in gemeentedienst beknot, of daar, waar de bourgeoisie niet zoo openlijk reactionair te werk wilde gaan, zoo als b.v. in Engeland, waar zij zich altijd heeft onderscheiden door slimmere tactiek, hebben wij gezien, dat de juridische uitspraken van het Hoogerhuis diezelfde rol vervulden.
De oorzaken waardoor nochtans in de rijen van de sociaaldemocratie het ‘parlementair illusionisme’ kon opkomen, zijn gemakkelijk te doorzien. Met parlementair illusionisme bedoel ik het geloof, de overtuiging, dat de tegenwoordige ontwikkeling van de sociaaldemocratie, zooals zij in bijna elk parlementair-geregeerd land valt te konstateeren, zoolang geregeld en onafgebroken zal voortgaan, tot zij uitloopt op het behalen van de meerderheid door de sociaaldemocratie in de openbare lichamen; en op deze wijze vanzelf, om zoo te zeggen automatisch, mechanisch zal leiden tot het in bezit nemen, langs parlementairen weg, op gelijke wijze als een ministerie van de eene dat van de andere burgerlijke fraktie vervangt, van de staatsmacht door de arbeidende klasse. Volgens deze meening behoeft het dus niet, gelijk tot de zegepraal der bourgeoisie op | |
| |
het absolutisme noodig is geweest, in het laatste stadium van den proletarischen klassenstrijd te komen tot een tijdperk van uiterst heftige klassenbeweging, van geweldige worstelingen waaraan de massa zelf direct, onmiddellijk deelneemt. Niet op soortgelijke wijze, zij het natuurlijk met andere wapenen, zal de verovering van de politieke macht door het proletariaat plaats hebben, maar door de democratie die verovering der staatsmacht een vreedzame en geleidelijke kunnen zijn, zooals wij immers nu ook de sociaaldemocratie in de openbare lichamen geleidelijk aan macht zien toenemen.
Het zijn verschillende redenen, die tot de opkomst van dat parlementaire illusionisme, dat nog niet zoo spoedig zal ophouden te werken in onze partij, hebben geleid. Ten eerste is de invloed der natuurwetenschap aan deze verwachting niet vreemd. Die wetenschap heeft ons aller kijk op de dingen, onze levensbeschouwing zeer sterk beinvloed, en de moderne natuurwetenschap steunt in alle vakken op het begrip van evolutie, van geleidelijke ontwikkeling. Men bracht dat begrip van de natuur over op de maatschappij en men gewendde er aan zich de zaak zoo voor te stellen alsof de revolutionaire schokken in de ontwikkeling der menschheid een zaak waren van het verleden, alsof de toekomstige ontwikkeling altijd zou gaan langs geleidelijken, langs evolutionairen weg.
Dan was er nog iets, dat de menschen ook altijd zeer sterk beinvloedt, n.l. hun eigen persoonlijke ervaring, het karakter, de fysionomie, het geheele wezen van den tijd waarin zij zelf leven en strijden. De laatste burgerlijke revolutie lag reeds meer dan een menschenleeftijd achter ons. De oorlogen, die door de bourgeoisie gevoerd werden na de jaren zestig, vonden plaats in verre, vreemde streken. Na 1871 kwam geen groote Europeesche oorlog meer voor. Kortom, het begrip van de catastrofische ontwikkeling, ontwikkeling door groote schokken, werd voor ons allen iets, dat wij niet voelden als iets reëels, omdat wij er niet in onmiddellijke aanraking mee waren gekomen.
| |
| |
Dan was er nog dit derde punt, dat de sociaaldemocratie geen helder begrip had en kon hebben van de wapenen, van de strijdmiddelen en strijdwijzen die de proletarische klasse in een revolutionaire beweging zou gebruiken, van haar uiterste machtsmiddelen. Zij had leeren kennen, in 1848 reeds, en voor het laatst door de vreeselijke les van de Commune, de ontoereikendheid, de onmogelijkheid van het gewapend verzet van volk tegen leger. De groote theoretische voorganger van het proletariaat na Marx' dood, Friedrich Engels, had zich met alle mogelijke beslistheid erover uitgesproken, dat de aera der straat- en barrikadengevechten gesloten was. Maar een ander beslissend machtsmiddel, dat in de plaats zou komen van die verouderde, van die onbruikbaar gewordene middelen, stond tot in onze dagen aan niemand helder voor oogen. Marx had eenmaal geschreven, dat het proletariaat de poëzie van zijn revolutie niet kon scheppen uit het verleden, maar dit moest doen uit de toekomst, in andere woorden, dat de revolutionaire vormen hadden afgedaan. Maar over die toekomst lag nog een sluier geworpen.
Dit alles maakt het parlementair illusionisme volkomen te begrijpen. Maar ongegrond is het niettemin. De parlementaire instellingen zijn door de bourgeoisie geschapen, niet om het proletariaat te dienen als zoovele sporten van een ladder, die het op zou klimmen naar de verovering van de politieke macht. Neen, zij zijn door de bourgoisie gemaakt ten einde haar eigen klasseheerschappij uit te oefenen en het is duidelijk, dat wanneer zij niet meer dienen tot dat doel, de bourgeoisie niet zal aarzelen ze te vernietigen, omver te werpen. Zij hecht niet aan die instellingen om henzelven, maar zij heeft ze gemaakt omdat zij haar de beste, gemakkelijkste en ruimste gelegenheid gaven haar klassemacht uit te oefenen. Het is daarom niet verwonderlijk, dat naarmate de organisatie en het bewustzijn van het proletariaat grooter werden, een duidelijke achteruitgang van die parlementaire instellingen te bespeuren viel. De heerschende klassen werden ge- | |
| |
neigd, de macht der parlementen te verminderen en de uitvoerende macht, die der regeeringen te vergrooten. Daarbij bleek de neiging, om waar het niet anders ging direct, brutaal weg de gelegenheid voor het proletariaat om langs parlementairen weg macht uit te oefenen, te verminderen, te vernauwen of af te sluiten. Zoo werd het door verschillende teekenen duidelijk, dat het onmogelijk zou zijn door middel der politiek-parlementaire actie langs ‘geleidelijken weg’ de staatsmacht te veroveren, even onmogelijk, als door middel van de vakbeweging langs geleidelijken weg een einde te maken aan de kapitalistische uitbuiting. Uit de dialectiek van de ontwikkeling volgt, dat heel de vooruitgang van het proletariaat, het steeds beter gebruik, dat het maakt van zijn politieke rechten, de vergrooting van zijn eenheid, van zijn invloed, van zijn bewustheid, van zijn eenswilligheid, dáárin uitloopen moeten dat de bourgeoisie de arbeidersklasse van die rechten berooft, ze of beknot en beknibbelt bij stukjes en beetjes, of wanneer het niet anders meer gaat, besluit tot den staatsgreep, tot omverwerping van den parlementairen regeeringsvorm.
Men kan niet met zekerheid zeggen, hoever de proletarische ontwikkeling en eenheid daartoe reeds gevorderd moet zijn, op welk tijdstip, in welk stadium van de macht van het proletariaat, de verandering van strijdwijze, ingeleid daardoor, dat de bourgeoisie den wettelijken weg verlaat en tot geweld haar toevlucht neemt, zal intreden, wanneer de kwantiteit in de kwaliteit zal omslaan. Er moet daartoe natuurlijk een of andere aanleiding zijn, b.v. een zeer gewichtige proletarische overwinning, of eenig ander voor de bourgeoisie verontrustend teeken. Maar het is noodzakelijk, dat het proletariaat op dat tijdstip weet welke wapenen het bezit om zijn oude strijdmiddelen te verdedigen, aan te vullen en zoo noodig te vervangen. Nog nimmer is in de geschiedenis van den klassenstrijd een opkomende klasse er in geslaagd zich zonder den allerhevigsten tegenstand van de klasse, die zij van den troon ging | |
| |
stoten meester te maken van de politieke macht, en het is niet te verwachten, dat de bourgeoisie, die over zoo sterke machtsmiddelen beschikt, op een zeker oogenblik, om zoo te zeggen vrijwillig, begrijpende de mindere te zijn, van haar macht afstand zal doen.
Wij zeiden het reeds herhaaldelijk: het voornaamste voordeel dat het proletariaat door de wettelijke, parlementaire methode heeft bereikt is het versterken en vergrooten van zijn eigen machtsmiddelen, zijn bewustzijn en organisatie. Maar de eigenlijke toepassing dier machtsmiddelen, d.w.z. het rechtstreeks in het gevecht brengen der bewuste en georganiseerde proletarische massa in den strijd tot de verovering van de politieke macht, dat is iets, dat door de parlementaire methode niet kan geschieden. De strijd van het proletariaat onder de politiek-parlementaire methode blijft altijd min of meer indirect. De verkiezings-aktie, die het hoogtepunt van den strijd vormt, bestaat uit een aantal op zich zelf staande handelingen en eerst in hun algemeen resultaat komt de massakracht die in hen steekt aan het licht. Echter wanneer het resultaat aan het licht komt, zijn de massaas zelven reeds weer op den achtergrond van het tooneel getreden; in het parlement wordt de proletarische klassenstrijd niet onmiddellijk door de massa gevoerd, maar indirect door hare afgevaardigden.
Eene gebeurtenis, die voor de eerste maal aan vele strijders in de sociaaldemocratie duidelijk heeft gemaakt, dat de strijd, zooals hij tegenwoordig gevoerd wordt en waarschijnlijk nog langen tijd gevoerd zal moeten worden, ten slotte moet omslaan tot een geweldige botsing, een kolossaal conflict, dat nieuwe vormen van strijd noodzakelijk zal maken - die gebeurtenis was juist, zooals dat altijd gaat, een groot succes, een kolossale overwinning met de parlementaire strijdmethode behaald. Ik bedoel de duitsche verkiezingen van 1903. Wij kunnen het geweldige succes, dat onze partij in Duitschland op dien dag behaalde, toen zij meer dan drie millioen stemmen op zich vereenigde en 81 zetels won, in zekeren zin noemen een hoogte- | |
| |
punt van de parlementaire actie. Zeker niet in den zin dat het na dien tijd met die actie minder goed zou zijn gegaan, dat zij in verval zou zijn gekomen. Integendeel in een aantal landen begint de parlementaire actie zich eerst te ontwikkelen. In Oostenrijk b.v. is eerst verleden jaar door de verovering van het algemeen, direct, enkelvoudig kiesrecht een begin met de toepassing van de zuiver democratische parlementaire actie gemaakt kunnen worden, in Rusland bestaat nauwelijks de schijn eener parlementaire regeeringsvorm. De groote overwinningen van onze oostenrijksche partijgenooten, eveneens die van de russische sociaaldemocraten voor de tweede Doema, waren schitterende, zeer de aandacht trekkende parlementaire overwinningen van de sociaaldemocratie na 1903. Ook voor Engeland, dat pas in de laatste jaren het ontstaan zag eener zelfstandig optredende arbeiderspartij, - die nog niet eens zoover ontwikkeld is, dat zij een socialistisch program heeft, - ook voor dat oudste land der burgerlijke staatsorde, ligt nog een lange lijn van proletarische worstelingen en proletarische overwinningen door de parlementaire actie in het verschiet. In ons eigen land, in Denemarken, in Frankrijk, kortom overal in West-Europa kunnen wij verwachten, dat langs deze lijn, door dit strijdmiddel, de organisatie en de bewustwording van het proletariaat nog jarenlang zullen worden bevorderd. In welk opzicht, in welke beteekenis kunnen wij dan ondanks dit alles, met recht over de duitsche gebeurtenissen in 1903 als van een hoogtepunt van de parlementaire actie spreken? In dezen zin: die overwinning maakte zulk een geweldigen indruk op de partij zelve, niet alleen in Duitschland, maar ook daarbuiten, en zulk een geweldigen indruk op haar tegenstanders, dat een ieder het gevoel kreeg ‘nu moet er iets groots gebeuren, nu moet er een verandering komen.’ Uit die drie millioen stemmen, uit die meer dan 80 zetels spreekt zulk een kolossale politieke en maatschappelijke invloed, daaruit spreken zulke geweldig aangegroeide, opgehoopte machtsmiddelen, dat zij schenen thans te moeten uitloopen in een begin van de uit-
| |
| |
oefening van de politieke macht. Wanneer het waar is, - dat was toen de algemeene indruk, - dat de sociaaldemocratie langs vreedzamen geleidelijken weg tot de uitoefening van de politieke macht kan komen, dan moet zich dat nu openbaren. Dan moet de duitsche sociaaldemocratie, die meer dan een derde van alle uitgebrachte stemmen op zich heeft vereenigd, nu de gelegenheid vinden, om althans die sterke overblijfselen van absolutisme en feudalisme, die er in Duitschland nog zoovele zijn, op te ruimen. Zij moet gelegenheid vinden de duitsche binnen- en buitenlandsche politiek de richting te doen inslaan naar de democratie. Dan moet althans van nu af aan de duitsche staat zich bewegen in de richting van een democratische ontwikkeling. Welnu, niets van dat alles gebeurde. De duitsche partij zelve stond in de dagen na die groote overwinning aan een tweesprong. Het was duidelijk, het oogenblik waarop het moest komen tot een geweldige botsing tusschen de machten van het verleden en de machten van de toekomst was door die overwinning weer verhaast. Wilde de partij het uitbreken van zulk eene botsing voorkomen, dan was het noodig, dat zij haar tactiek, dat zij haar optreden wijzigde. Dan was het noodig, dat zij de houding van onverzoenlijk scherpe oppositie, die zij altijd had aangenomen, verzachtte, dat zij een houding van tegemoetkoming aannam, dat zij van een principieele oppositiepartij werd een mogelijke regeeringspartij. En inderdaad, zoo sterk was, en terecht, het gevoel bij de duitsche partij: ‘wij staan aan den tweesprong, wij moeten nu kiezen; gaan wij door op den ingeslagen weg, blijven wij zelfstandige proletarische klassepolitiek voeren, dan komt, na korter of later tijd, dat hangt van een aantal omstandigheden in de binnen- en buitenlandsche politiek af, maar dan komt onherroepelijk de groote botsing met de bezittende klasse; zoo zij al niet komt op een andere manier, komt zij in den vorm, dat de bezittende klasse eindelijk terugschrikt voor de konsekwenties van het algemeen kiesrecht en daar aan gaat tornen, en wanneer wij dat niet willen, wanneer | |
| |
wij daartegen opzien, wanneer wij dat willen voorkomen, dan moeten wij buigen, dan moeten wij afzwenken naar rechts’ - zoo sterk was dat gevoel van ‘wat nu’, zooals Kautsky zijn eerste Neue Zeit-artikel na de verkiezingen betitelde, dat, wat oppervlakkig gesproken onbegrijpelijk leek, het revisionisme juist na die sterke overwinning weer plotseling opkwam. Het revisionisme in anderen vorm, maar zich wezenlijk op overeenkomstige wijze uitend als het zich in Frankrijk, in Zwitserland, in Italië, had geuit. Het eischte van de sociaaldemocratie haar zelfstandige klasseactie, haar principiëele houding op te geven en een tegemoetkomende houding aan te nemen. De vorm waarin het dat eischte was geheel in overeenstemming met de politieke achterlijkheid van de duitsche toestanden, nl. het stelde zijn eischen naar aanleiding van de vraag of de sociaaldemocratie den post van vice-president in den Rijksdag zou bezetten, althans er aanspraak op maken, en de onaangename en eenigszins belachelijke verplichtingen, van in kuitbroek enz. ten hove te gaan, daaraan verbonden op zich zou nemen. De vorm was eenigszins paskwillig, maar in het wezen van de zaak waren het weer de oude voorstellen, was het de oude opvatting van het revisionisme, was het de oude, in Frankrijk reeds beproefde, poging om door een tegemoetkomende houding de scherpte van den klassenstrijd te temperen en in bondgenootschap met de burgerlijke democratie de politieke macht geleidelijk te veroveren. Het is het congres van Dresden, dat voorloopig een einde heeft gemaakt, niet natuurlijk aan het revisionisme in de duitsche partij - deze strooming vindt in allerlei omstandigheden en groepen weer telkens voedsel waaruit zij opkomt, - maar aan de praktische beteekenis van het revisionisme. Het congres sprak zich met alle mogelijke scherpte uit tegen het aannemen van een tegemoetkomende houding, tegen het verlaten van het oude standpunt in den klassenstrijd, tegen het opgeven van de oude taktiek. De verpletterende meerderheid waarmee de revisionistische voorstellen, niet zooals zij op | |
| |
het congres werden geformuleerd, maar zooals zij daarvoor in de pers waren opgedoken, werden begraven, maakte feitelijk aan het revisionisme een eind, dat wil zeggen aan zijn politieke beteekenis. Tevens had het congres het gevolg de half-burgerlijke elementen af te schrikken, die, door het geweldige succes der beweging aangelokt, zich natuurlijk eveneens gevleid hadden met de hoop, dat de duitsche partij in theoretisch opzicht aan het ruien was, en bezig zich te ontpoppen tot een socialistisch-gezinde hervormingspartij.
Dresden was het voorspel van het int. congres van 1904 te Amsterdam, en dezelfde geest van te blijven staan op het oude onverzoenlijke standpunt, dezelfde streng Marxistische geest, die in Dresden tot uiting gekomen was, had ook in Amsterdam de overhand. Sedert het congres van Parijs, sedert de dagen van 1900, was er een groote verandering in den algemeenen toestand gekomen. De omstandigheden waarin het congres van Amsterdam plaats vond, weken belangrijk af van de omstandigheden waaronder het Parijsche congres werd gehouden. Ten eerste bevond zich in 1900, zooals wij den vorigen keer hebben gezien, de ‘nieuwe methode’ nog in het begin van haar loopbaan. Het was nog niet gebleken welke vruchten zij voortbracht. Het experiment Millerand werd, ja, veroordeeld, maar het werd nog niet veroordeeld met die volle overtuiging, met die beslistheid, waarmede in Amsterdam de bloctactiek van Jaurès werd veroordeeld. Er waren in 1900 nog velen, die van de deelneming van een socialist aan de regeering zooal niet veel dan toch iets hoopten en verwachtten. Vier jaar later, in 1904, waren al die verwachtingen beschaamd geworden. De ‘tweede fase’ der nieuwe methode, het deel uitmaken der Jaurèsisten van de regeeringsmeerderheid was nog oneindig noodlottiger gebleken dan het geval-Millerand. Het meedoen van een groote fractie van het fransche socialisme aan de regeering had dat socialisme zelf in de oogen van zeer vele proletariers gediscrediteerd. Het was zoover gekomen in Frankrijk, dat een deel van de radicalen | |
| |
de socialisten verweet door dik en dun met de regeering mee te gaan en hen opwekte tot een flinker en zelfstandiger houding. Waren onder het ministerie Millerand-Gallifet nog enkele sociale hervormingen, ofschoon alle van min of meer twijfelachtig allooi, tot stand gekomen, onder het ministerie Combes was dat niet het geval geweest. De scheiding van Kerk en Staat had de burgerlijke republikeinen al die jaren beziggehouden, en de hoop waarmede Jaurès zich nog lang gevleid had, dat het proletariaat toch eindelijk in den vorm van sociale hervormingen eenige vruchten zou plukken van zijn zelfverloochening, de hoop dat er nu toch een begin zou worden gemaakt met de sociale wetten, dat de verzekering van oude arbeiders en de inkomstenbelasting nu aan de orde zouden komen, was volkomen beschaamd geworden. De alliantie met Rusland was inniger geworden en de fransche republiek had zich bevuild en geschandvlekt, door met haar rijkdommen het verrotte russische absolutisme te stutten.
Daarbij waren er nog andere omstandigheden, die de revolutionaire gezindheid bevorderden. In 1900 heerschte economische bloei, 1901 barstte de crisis los, die in Duitschland verschrikkelijk huishield, en zich ook in Frankrijk, in Denemarken, in Oostenrijk, in Engeland geducht liet voelen. De jaren van 1901 tot 1903 waren jaren van werkeloosheid, slechte tijden, in 1904 eerst begon de productie zich weer te herstellen, en te ontwikkelen tot het buitengewone tijdperk van bloei, dat nu voor enkele maanden plotseling ineenstortte. Waarlijk, ons program heeft nog zoo ongelijk niet wanneer het van de snelle opeenvolging der crisissen spreekt.
Daarbij kwam de oorlog tusschen Rusland en Japan. Wel is waar was in de dagen, dat het Internationaal Kongres van Amsterdam werd gehouden, de geweldige beweging in het russische proletariaat nog niet begonnen, wier gedreun in het jaar 1905 alle machthebbers zou doen opschrikken. Het waren in Rusland gedurende 1904 nog voornamelijk de bourgeoisie en de intellectueelen, die de politieke oppositie voerden, maar men hoorde | |
| |
toch reeds een soort van onderaardsch gerommel: de verwachting van groote gebeurtenissen in Rusland was algemeen. De int. sociaaldemocratie had het gevoel te staan aan het begin van een revolutionaire periode. Dat alles werkte geweldig in op de stemming van het kongres. Het maakte, dat de linkervleugel van de internationale sociaaldemocratie, dat de intransigente Marxisten veel meer aanvallend te werk gingen dan te Parijs in 1900. De scherpe motie, tegen het revisionisme in Dresden aangenomen, werd, eenigszins omgewerkt, op het internationaal congres ingediend door de fransche Marxisten en na een vierdaagsch debat in grooten stijl, waaraan de voornaamste theoretische en praktische leiders van alle landen deelnamen, met 20 tegen 5 stemmen en 12 onthoudingen aangenomen. Hiermede was ook internationaal het revisionisme verworpen, was uitgemaakt, dat de internationale sociaaldemocratie in haar groote meerderheid wilde blijven vasthouden aan de oude tactiek.
Dat was van 't hoogste gewicht, want dezelfde beteekenis, die de aanneming van de Dresdener motie voor de duitsche partij had gehad, kreeg de aanneming van de Amsterdamsche motie voor de internationale sociaaldemocratie. De tactiek, die zij volgde en die men besloten had te blijven volgen kon, dat was duidelijk, niet gevolgd worden in het oneindige. Ja, wanneer wij verwachtten, dat aan de mogelijkheid die taktiek te volgen, niet op een goeden dag een einde gemaakt zou worden door de vijanden van het proletariaat, dat de parlementaire strijd met steeds grooter succes verder gevoerd zou kunnen worden, tot eindelijk de meerderheid ons in den schoot zou vallen en daarmede het proletariaat de politieke macht zou hebben veroverd, dan zou er natuurlijk niet zooveel moed voor noodig zijn een dergelijke motie aan te nemen, maar dan was de beteekenis van een dergelijke motie ook niet zoo heel groot, dan beteekende die alleen: ‘wij gaan voort zooals wij tot nu toe hebben gehandeld met de verwachting, dat deze handelwijze ons wanneer wij haar | |
| |
voortzetten vanzelf het groote resultaat zal brengen waartoe de geheele klassenstrijd dient, de omverwerping van het kapitalistische stelsel.’
Maar juist, omdat het in deze zelfde jaren duidelijk geworden was dat de voortzetting van deze tactiek tot groote conflicten moest voeren, daarom maakte het aannemen van een dergelijke motie ook noodig, dat het socialistisch proletariaat inzag en uitsprak welke machtsmiddelen het zou kunnen gebruiken wanneer zijn oude strijdmethoden hem werden ontrukt, wanneer het parlementaire strijdperk voor hem werd afgesloten; welke wapens het wist te bezitten, die onontvreembaar en onbreekbaar waren, die voortvloeiden uit zijn natuur, uit zijn klassekarakter, uit zijn plaats in het productieproces, die de bourgeoisie hem nimmer kan ontnemen zoolang de burgerlijke maatschappij en de kapitalistische productiewijze bestaan. Het ligt in de lijn der historische ontwikkeling, dat het proletariaat in de groote crisis van den klassenstrijd, dien de jaren van 1900 tot 1904 feitelijk zijn geweest, zich niet kon verbinden, beslist aan de oude tactiek te blijven vasthouden, wanneer het niet tevens begon te krijgen een duidelijker voorstelling van de machtsmiddelen, die het door zijn bewustwording, door zijn groeiende eenheid had verkregen, die met hem waren meegegroeid en die maakten, dat het zoo noodig met buitenparlementaire strijdmiddelen de worsteling voort kon zetten. Die middelen of dat middel, de methode, waarover wij nu zullen spreken, is, zooals gij begrijpt, de politieke werkstaking, de massastaking als politiek revolutionair strijdmiddel.
Reeds in de oude Internationale was de idee van de algemeene werkstaking opgedoken, maar van de algemeene werkstaking, zooals zij toenmaals door de anarchisten werd gepropageerd in tegenstelling tot alle andere strijdmiddelen van het proletariaat, als een soort toovermiddel om plotseling aan het kapitalistische stelsel een einde te maken. Engels heeft zich in verschillende opstellen tegen de op die wijze door Bakounin en zijn aanhangers gepropageerde idee van de algemeene werk- | |
| |
staking, zoo scherp mogelijk gericht. Zoodra de Internationale in 1889 weer, zij het ook in nieuwen vorm, was opgericht, was opnieuw bij de behandeling der resolutie over de demonstratie op 1 Mei van anarchistische zijde een poging gedaan, daaraan de idee van de algemeene werkstaking te verbinden, uitdrukkelijk genoemd als het begin van de sociale revolutie. Liebknecht had dat amendement zeer scherp bestreden en het was met groote meerderheid begraven. In het algemeen werd bij den harden strijd, dien ook de tweede Internationale in de eerste tien jaar van haar bestaan nog tegen de anarchisten had te voeren, aan de van anarchistische zijde gepropageerde werkstaking bijna uitsluitend de aandacht geschonken om haar te bestrijden. Zeer natuurlijk, want de anarchisten wilden immers daarmee alle organisatie en den geheelen parlementair-politieken strijd in diskrediet brengen. De idee van de politieke massastaking, niet als een wapen, dat alle andere strijdmiddelen van het proletariaat overbodig maakt, maar dat deze zou aanvullen in oogenblikken van hevige spanning, - haar praktijk, gelijk zij in de jaren 1891 en 1893 spontaan onder het Belgische proletariaat begon op te komen, worden op de eerste congressen van de Internationale nog niet besproken. Wel stond op het congres van Zürich in 1893 de algemeene werkstaking op de agenda; het punt in kwestie is in een commissie behandeld, er is een motie over aangenomen, die zeer duidelijk onder den invloed staat van de politieke gebeurtenissen in April 1893 in Belgie, maar deze motie kwam door gebrek aan tijd niet in behandeling in het plenum.
Het was dus feitelijk na 1889 voor het eerst, dat de internationale zich op het Amsterdamsche kongres met de algemeene werkstaking bezig hield. Vijftien jaren waren na de laatste openbare behandeling op een internationaal socialistisch congres verloopen en die jaren waren op het vasteland van Europa geweest jaren van haast ononderbroken economischen bloei, van kolossale industriëele ontwikkeling. Het kan ons niet verwonderen, dat in den tijd der Chartisten de idee van de z.g. heilige | |
| |
maand, de eerste, vage, dweepachtige hersenschimmige voorstelling van de algemeene werkstaking ondanks den fellen klassenstrijd nooit zelfs tot eenig begin van uitvoering kwam, wanneer wij in den geest het Engeland van die dagen met als eenige grootindustrie de textielindustrie met de industriëele ontwikkeling van onzen eigen tijd vergelijken, vergelijken wat toen mijnbouw en metaalindustrie waren, welk een nog uiterst onbeteekende rol in het openbare leven de spoorwegen en stoombooten, de groote moderne communicatiemiddelen speelden, met de nijverheid van nu, den mijnbouw, de metaalnijverheid, de geweldige reuzenbedrijven, de dichtheid van het spoorweg- en telegraafnet en de plaats, welke de moderne vervoermiddelen in de huidige maatschappij innemen. De kolossale vooruitgang van de industrie, de snelle toeneming van het grootbedrijf, de concentratie der productie, de steeds inniger samengroei van elk afzonderlijk bedrijf met de geheele maatschappelijke orde, de steeds heviger terugstoot van elke stremming in bepaalde bedrijven, in den mijnbouw, de metaalindustrie, het havenbedrijf, het spoorwegbedrijf, op het geheele maatschappelijke leven, al deze verschijnselen vormen de gekompliceerde oorzaak waaruit opkwamen zoowel de practijk van de politieke massastaking als het theoretisch inzicht in den gewichtigen rol welke zij waarschijnlijk bestemd is, in de worstelingen van het proletariaat te spelen. Alle groote stakingen van de laatste twintig jaar in die takken van bedrijf waarin een zekere mate van concentratie heerscht, krijgen steeds meer een algemeen sociaal, dat is ook een politiek karakter. Zij werken terug op den politieken strijd, zij nopen de volksvertegenwoordiging tot ingrijpen. Hoe dikwijls hebben in den loop eener groote staking of uitsluiting, invloedrijke personen zich opgeworpen als onderhandelaars, om te trachten een dergelijken strijd te voorkomen, beducht voor de gevolgen, de stremming van het verkeer, de onderbreking der productie, de revolutioneerende werking van dit alles op de geheele samenleving!
| |
| |
Aan den anderen kant, wanneer het proletariaat in zijn geheel direkt aan den politieken strijd wil deel nemen, direct en met al zijn kracht, dagen of weken achtereen, daarin wil staan, wanneer het geheel opgaat in politieke hartstocht, wanneer die hartstocht tot het kookpunt gestegen is, hoe kan de arbeidersmassa dan op andere wijze die alles overstemmende hartstocht toonen dan door het in den steek laten van den dagelijkschen arbeid? Is het mogelijk die hartstocht en de kracht die zij is te uiten, is het mogelijk voor het proletariaat den geheelen druk van zijn geweldige massa in de weegschaal te werpen zonder samen te stroomen in het vrije daglicht van uit de fabrieken, de werkplaatsen, de mijnen, de werven, zonder de straat op te trekken uit al de plaatsen waar het kapitalisme het dag aan dag geketend houdt in zijn dienst? Niet door overleg, maar geheel spontaan, wordt het proletariaat, wanneer het verkeert in de hoogste politieke opwinding er toe gedreven de werkplaatsen te verlaten, de straten en pleinen te vullen met zijne massaas. Daar vindt het zijn verloren, zijn versnipperde eenheid weer, daar pas werkt het als een eenheid, met zijn geheele volle massakracht. Vroeger was het barrikadengevecht een middel de kleinburgers en handwerkers te drijven uit hun werkpaats, weg van hun arbeid, uit hun dagelijksche sleur, de straat op, om daar den normalen loop van het leven af te binden, om daar als revolutioneerende factor hun al kracht te geven. Diezelfde rol vervult bij het proletariaat de massastaking. De kleine burgerij in de dagen van 1848 had, gelijk wij aantoonden de barrikade noodig als een soort van bindmiddel, een vast vereenigingspunt. Het proletariaat heeft dat niet meer noodig. Het proletariaat bezit een geestelijk vereenigingsmiddel in zijn organisatie, in het bewustzijn van zijn eenheid, dat altijd blijft bestaan.
De politieke massastaking had voor 1904, dus voordat het congres van Amsterdam er zich over uitsprak, reeds een geschiedenis. Reeds hadden verschillende gebeurtenissen plaats gegrepen, waaruit men het toenemend belang van dit strijdmiddel kon afleiden. De belgische | |
| |
mijnwerkers hadden in 1891, niet handelende naar een partijbesluit, maar gedreven door sterke sociale ontevredenheid, zich uitend in den strijd voor het kiesrecht, verscheidene weken lang een algemeene staking zonder bepaald economisch doel volgehouden. Daarna was gekomen de groote door partijbesluit georganiseerde belgische werkstaking van 1893, waardoor aan het einde van een lange, felle, goed geleide beweging voor het algemeen kiesrecht, die er in geslaagd was door te dringen tot steeds breedere lagen, steeds dieper te ploegen en het revolutionair sentiment op te wekken, het belgische proletariaat in enkele dagen een einde had gemaakt aan het lange geweifel en getreuzel der burgerlijke afgevaardigden, en wel niet het gelijke, maar dan toch algemeene kiesrecht had veroverd. Verder hadden plaats nog gevonden de indrukwekkende demonstratiestaking der zweedsche arbeiders voor het algemeen kiesrecht in 1902 en de spoorwegstaking van 1903 in ons eigen land, over welks karakter en oorzaken ik hier niet nader behoef te spreken.
Het was door dit alles gebleken, eerstens dat de politieke massastaking, verre van te zijn een wapen, dat uit zijn aard in tegenstelling tot de gewone, de dagelijksche, de parlementaire strijdmiddelen van het proletariaat stond, integendeel in sommige gevallen kon worden aangewend om die strijdmiddelen hetzij te veroveren, hetzij, waar het coalitie of stakingsrecht werd aangetast, ze te beschermen. Het was daarmee duidelijk geworden, dat er absoluut geen principiëele tegenstelling tusschen de gewone parlementair-politieke actie en vakvereenigingsmethode en de politieke staking bestond, dat beide methoden zeer goed vereenigbaar waren, dat zij elkander versterkten, elkander aanvulden. De vroegere, zuiver negatieve en afwijzende houding tegenover het anarchistische droombeeld eener algemeene staking, die het kapitalisme met één slag zou doen ineenstorten, bleek dus verouderd en onhoudbaar. De kentering der opvattingen toonde zich op het Amsterdamsch congres. Dit nam eene motie aan, van het Dordrechtsch congres onzer | |
| |
partij afkomstig, waarin de politieke massastaking werd opgenomen onder de strijdmiddelen van het proletariaat, als een strijdmiddel natuurlijk, dat uit zijn aard en wezen slechts vatbaar is om in buitengewone gevallen te worden toegepast. Maar de opvatting, welke zij die aan het formuleeren en het aannemen van deze motie medewerkten, op dat oogenblik van de massastaking als politiek strijdmiddel hadden, was, gelijk de gebeurtenissen geleerd hebben, nog onvolledig, nog oppervlakkig en schoolsch.
Om te begrijpen hoe dat kwam, moeten wij de politieke stakingen, die toen reeds plaatsgevonden hadden, nog wat nader beschouwen. Nog slechts betrekkelijk weinig pogingen van het proletariaat om de massastaking als machtsmiddel te gebruiken, hadden plaatsgevonden. Kort na het Amsterdamsche congres werden die pogingen nog vermeerderd door de spontane een millioen arbeiders omvattende demonstratieve werkstaking van het italiaansche proletariaat, dat op deze wijze zijn verontwaardiging uitte over de telkens terugkeerende schandelijke hak- en moordpartijen van politie en karabiniers op stakende arbeiders.
De gevallen, die ik heb opgenoemd, hadden alle of bijna alle min of meer een demonstratief karakter. Zij bedoelden nog geen strijd tot het uiterste, geen laatste machtsmiddel te zijn. Sommigen hunner, zooals de groote belgische staking van 1893, brachten direkt succes, andere, zooals de zweedsche van 1902, konden dat niet hebben, omdat zij uitsluitend demonstratief werkten. Maar allen waren op zichzelf staande gevallen, en, op de italiaansche staking na, waren allen vooruit beraamd en vastgesteld. Het had den schijn, of de politieke massastaking iets was, dat gebruikt kon worden ongeveer op dezelfde manier als de overige strijdmiddelen van het proletariaat, iets dat van te voren bepaald en georganiseerd wordt door een partijbestuur of een kongres, zooals b.v. een meeting voor het algemeen kiesrecht zes maanden van te voren op een bepaalden dag wordt vastgesteld. Deze te nauwe, te | |
| |
schoolsche, te dogmatische opvatting van het wezen der massastaking is, achterna gezien, met oogen, die door de geschiedenis der laatste jaren gescherpt zijn, zichtbaar in de te Amsterdam aangenomen resolutie. Die resolutie had iets tastends, iets te voorzichtigs, die resolutie zette nog pas aarzelend de eerste schreden op nieuwe banen. Wij bedoelen natuurlijk niet, dat het congres te veel waarde hechtte aan de organisatie van het proletariaat met betrekking tot de politieke staking. Het spreekt vanzelf, dat wij voor de toepassing van geen enkel strijdmiddel ooit te groote waarde kunnen hechten aan de organisatie van het proletariaat. Hoe sterker die organisatie, hoe volmaakter de eenheid van inzicht en wil van het proletariaat - want dat is toch de kern waarvan de organisatie alleen het omhulsel moet zijn - des te grooter zijn strijdvaardigheid. Maar wij meenen, dat in de motie te veel nadruk word gelegd op het vertrouwen een revolutionaire massastaking te kunnen organiseeren op gelijke wijze, als men de in den dagelijkschen strijd der arbeiders voorkomende demonstraties organiseert, dat al te weinig op het vermogen der massastaking zelve, opvoedingsmiddel tot organisatie en bewustzijn te kunnen wezen, de aandacht werd gevestigd, dat al te zeer verwaarloosd werd de gewichtige invloed dien een revolutionair tijdperk op den strijdlust en de opofferings-gezindheid ook van ongeorganiseerde proletariërs uitoefent, en in verband met dit alles, te zeer het oog werd gericht op de zeer ondergeschikte, betrekkelijk onbelangrijke vormen van massastaking, die tot dusver hadden plaats gevonden, n.l. op de verschillende vormen van demonstratie. Noch het wezen, noch de mogelijkheden van het nieuwe geweldige strijdmiddel werden doorzien. Het was ook weer de ervaring van de laatste dertig jaar, die daartoe leidde, het gebrek aan catastrofische gebeurtenissen in onzen eigen tijd en onze eigen omgeving. Reeds het feit echter dat ten opzichte van de massastaking in de jaren 1903 en 1904 zulk een groote theoretische belangstelling in het proletariaat begon op te komen - dit open- | |
| |
baarde zich o.a. in hooge mate in Duitschland - maakte duidelijk, dat een omkeer zich voorbereidde in de voorwaarden van den klassenstrijd.
Het eigenlijke wezen en de onbegrensde mogelijkheden van de massastaking als proletarisch strijdmiddel werden echter eerst aan de sociaaldemocratie geopenbaard en konden haar pas geopenbaard worden door de russische revolutie. Het was de russische revolutie, waarin de massastaking voor het eerst werd toegepast, zouden wij kunnen zeggen, in haar volle lengte en breedte en diepte, waarin voor het eerst al haar vormen, haar oneindige verscheidenheden die zich telkens wijzigden met en opkwamen uit de situatie, aan het licht kwamen; zij heeft ons sociaaldemocraten doen begrijpen welke rol de massastaking in de klasseworstelingen der toekomst spelen zal. Het is gedurende het jaar 1905, dat roemrijke jaar in de geschiedenis van de russische revolutie, dat wij de politieke en economische massastaking hebben leeren kennen als wat zij is, niet één voorval, niet één op zichzelf staande daad, maar de algemeene samenvattende naam voor tallooze in verband met elkaar staande feiten en daden, voor stakingen van allerlei aard, voor politieke en voor economische stakingen, voor stakingen als demonstratie bedoeld en voor stakingen als machtsmiddel, voor algemeene stakingen in enkele steden en enkele bedrijven en voor algemeene stakingen, die zich binnen weinige dagen over een reusachtig rijk, over alle voorname bedrijven uitstrekten, kortom, dat wij de massastaking hebben leeren kennen als de vorm der proletarische revolutie, de vorm waarin de economische en de politieke strijd, - die in de parlementaire periode streng van elkaar gescheiden zijn, elk hun eigen bedding graven en hun eigen pad volgen, - in een woeligen revolutionairen tijd, in een tijd van grootste krachtinspanning van het proletariaat, in een tijd waarin al de revolutionaire energie van het proletariaat vloeibaar is geworden, in elkaar stroomen. In het revolutiejaar 1905 werden de politieke en de economische strijd van | |
| |
het proletariaat geheel vereenzelvigd, vloeiden zij ineen. Daarom vooral noemde ik de motie van het Internationaal Kongres te schoolsch, te eng voor de werkelijkheid, omdat de sociaaldemocratie in die motie nog de opvatting huldigde, dat ook in een revolutionair tijdperk economische en politieke strijd steeds gescheiden zouden blijven, dat een proletariaat in een dergelijken tijd de algemeene staking zou beginnen alléén om het kiesrecht te veroveren of te verdedigen of het coalitierecht of welk ander groot noodzakelijk recht dan ook, met uitsluiting van al het andere. Neen, wij hebben gezien in de russische revolutie, hoe verkeerd die voorstelling is, hoe het juist uit het wezen van een revolutionaire proletarische beweging volgt, dat zij zich aldoor tegelijkertijd richt tegen de economische en de politieke onderdrukking; hoe de strijd tegen de eene vorm van onderdrukking voortdurend den strijd tegen de andere vorm bevrucht; hoe de worsteling voor politieke vrijheid, wanneer die geen uitweg vindt, telkens omslaat in een worsteling voor economische voordeelen, en omgekeerd alle afzonderlijke economische stakingen, die in een revolutionairen tijd onophoudelijk uitbreken, telkens naar aanleiding van een of andere gebeurtenis weer samenvloeien in den algemeenen stroom van een groote politieke staking, d.w.z. een staking met een algemeen, het geheele proletariaat rakende doel.
Dat zijn de groote lessen, die het internationale proletariaat wat aangaat zijn strijdwijze in de groote massaworstelingen, waarvan wij overtuigd zijn dat zij noodzakelijk zullen komen, uit de russische revolutie heeft kunnen leeren. Nu is het volkomen juist te zeggen: ‘wij zullen die ervaring niet schools kunnen toepassen, wij kunnen van de russische revolutie geen copie maken.’ Neen, dat spreekt wel vanzelf. Reeds het feit, dat de russische revolutie is een burgerlijke revolutie en dat de revolutie in West-Europa zal zijn een proletarische revolutie, maakt dat de strijd in velerlei opzicht een ander karakter dragen moet. In Rusland is het de burgerlijke klasse, die de vruchten van de | |
| |
revolutionaire beweging in hoofdzaak zal plukken. Het zijn naast de grondbezitters vooral de industrieëlen, finantiers en kooplieden, die daar de macht zullen moeten uitoefenen, die ook daar een burgerlijke orde zullen moeten scheppen, zullen moeten bevestigen, zullen moeten uitbreiden eer er van de overwinning van het proletariaat in socialistischen zin sprake kan zijn, en het is klinkklare utopie om iets anders te denken, iets anders te verwachten van den zegepraal der russische revolutionaire beweging. Maar de burgerlijke revolutie in Rusland vindt plaats onder sociale verhoudingen, oneindig ontwikkelder dan die waaronder de burgerlijke revolutie in West-Europa heeft plaats gevonden. In Rusland bestaat het geconcentreerde grootbedrijf, bestaan fabrieken met 2000, 6000, 10000 arbeiders. Het spoorwegnet heeft in dat land der reuzenafstanden geweldige beteekenis. Dit alles was in 1848 in West-Europa nog niet het geval, daardoor kon het proletariaat het proletarische wapen bij uitnemendheid in revolutionaire tijden nog niet hanteeren. Het was grootendeels gedwongen de kleinburgerlijke strijdmiddelen, barrikadegevechten enz. over te nemen. Het speelde geen belangrijke rol genoeg in de productie, het vormde geen sociale macht van genoeg beteekenis, het had niet den samenhang en de eenheid, die het krijgt door de grootindustrie en daarom kon het zelfs niet trachten door werkstakingen pressie op de heerschende klassen uit te oefenen.
De rol der moderne verkeermiddelen in het maatschappelijk leven, de rol van het grootbedrijf; hun gevolgen voor het proletariaat: ziedaar de grondslagen der bij alle punten van verschil groote en gewichtige overeenkomst tusschen de voorwaarden eener revolutionaire beweging in West-Europa en in Rusland. Die overeenkomst is de reden, waarom het west-europeesche proletariaat van het russische kan leeren, waarom wij den revolutionairen strijd van het russische proletariaat en de wijze waarop die strijd tot uiting kwam, kunnen beschouwen als iets, dat ons zelven onmiddellijk aangaat, | |
| |
dat ons ook leert hoe onze eigen toekomst zal zijn.
Er is echter ook een groot punt van verschil, dat wij niet over 't hoofd willen zien, en dat is de kwestie der organisatie. Het russische proletariaat was toen het in den strijd trad in zijn overgroote meerderheid ongeorganiseerd, en ook zijn vijanden, zoowel de absolutistische regeering als de bourgeoisie, stonden in kracht van organisatie ver ten achter bij de burgerlijke regeeringen en de burgerlijke klassen van West-Europa. En daarom zal een revolutionaire worsteling in West-Europa waarschijnlijk ten deele toch weer andere vormen aannemen, zal van beide zijden met nog grootere hardnekkigheid kunnen worden gestreden. Maar hoe groot ook het verschil is in de hoogtegraad van organisatie door de russische proletariers bij het uitbreken van de revolutie bereikt en die hunner West-Europeesche klassegenooten, wij moeten niet over het hoofd zien, dat in en door de revolutie zelf, dat waartoe alle organisatie dient, n.l. het vermeerderen der eenheid van inzicht en van wil, uiterst snel toeneemt.
Zonder twijfel heeft de strijd van het russische proletariaat in 1905 de nadering van de beslissende worstelingen in West-Europa zeer bespoedigd. Bespoedigd ten eerste door de strijdvaardigheid van de West- en Midden-Europeesche arbeiders op te wekken. De aanvurende werkingen op het proletariaat toonden zich natuurlijk in de allereerste plaats bij de naburen van Rusland, in Oostenrijk en Duitschland. Daar voerden sociaaldemocratie en vakvereenigingen reeds sedert jaren den strijd voor het algemeen kiesrecht, een strijd waarin, zooals dat altijd het geval is met een beweging van zeer langen duur, tijden van slapte afwisselden met tijdperken van groote levendigheid. In 1897 werd, als eerste stap, het curiekiesrecht veroverd, waardoor het proletariaat wel deel kon nemen aan den politieken strijd, maar nog op verre na geen invloed uitoefenen in het minst evenredig aan zijn macht, zijn bewustzijn, zijn organisatie. Het uitbreken van de russische revolutie elektriseerde het oostenrijksche proletariaat, en toen in de eerste dagen van November | |
| |
1905, juist gedurende een algemeen congres van de verschillende nationale partijen in de oostenrijksche sociaaldemocratie vertegenwoordigd, de tijdingen kwamen van de kolossale algemeene staking over heel Rusland, van heroischen strijd allerwegen, en spoedig van schijnbare volkomen overwinning, toen vlamden geestdrift en strijdlust onder de oostenrijksche arbeiders hoog op. De oogenblikkelijke zegepraal der russische revolutie in 1905 heeft den kiesrechtstrijd van het oostenrijksche proletariaat zeer bevrucht en buiten twijfel hun positie zoo versterkt, dat met behulp van andere gunstige omstandigheden - de monarchie zelve zag de noodzakelijkheid het algemeen kiesrecht te geven in, wilde de staat niet uit elkaar vallen - die strijd tot een goed einde kon worden gevoerd. Gedurende het gansche jaar, dat nog voorbijging eer het algemeene kiesrecht in de grondwet geschreven werd, stonden, kunnen wij zeggen, de oostenrijksche arbeiders het geweer bij den voet. De mogelijkheid van de algemeene werkstaking was onder de oogen gezien. Partij en vakbeweging hadden haar besloten, de organisaties waren gereed en iedere keer dat de vijanden van het algemeen kiesrecht de zaak dreigden te doen mislukken, uitte zich de volksbeweging in geweldige straatdemonstraties en manifestaties. De oostenrijksche arbeiders waren vast besloten voor het kiesrecht een strijd tot het uiterste te wagen. Wij moeten natuurlijk niet voorbijzien, dat er ook andere medewerkende gunstige omstandigheden waren, dat de broederlijke verhouding tusschen partij en vakbeweging, en de oprecht-socialistische gezindheid, waarmee deze laatste was vervuld, een sterke factor tot het succes zijn geweest, maar het is de russische revolutie geweest, die in de oostenrijksche arbeidersbeweging de revolutionaire stemming heeft gewekt, noodig om den kiesrechtstrijd tot een gelukkig einde te voeren.
Hoe kwam het, dat die revolutie niet datzelfde resultaat heeft gehad voor Pruisen en Saksen, terwijl toch de arbeiders van Pruisen en Saksen tot de best vereenigde | |
| |
en meest bewuste behooren van Europa, terwijl nergens anders ter wereld de sociaaldemocratische pers en de sociaaldemocratische organisatie zoo sterk zijn als in die twee landen, nergens de klassetegenstellingen scherper, terwijl daar ook het grootbedrijf zich zoo heeft ontwikkeld, de moderne vervoermiddelen er zulk een groote rol spelen, terwijl Saksen een van de eerste industrieële landen der wereld is? Hoe komt het, dat het proletariaat in Pruisen en Saksen nog altijd staat in de eerste fase van zijn strijd voor het algemeen kiesrecht voor de Landdagen, aan den voet van den berg dien het moet beklimmen, en dat wij telkens denken: het zet zich in beweging, het begint, en dat het dan na enkele meters te hebben afgelegd weer blijft staan, weer aarzelt om de beslissende worsteling te aanvaarden? Dat komt juist daardoor, dat het voor het pruisische en Saksische proletariaat een beslissende worsteling zal zijn, in nog geheel anderen zin dan de strijd voor het algemeen kiesrecht dat was in Oostenrijk, dat is in Nederland, in België, in Hongarije, enz. De kiesrechtstrijd b.v. in Oostenrijk bracht een periode van woelingen, van agitatie mede, maar nu is dat weer tot rust gekomen, nu kan weer een lang tijdsverloop van rustige ontwikkeling beginnen. Zoo is het ook in België gegaan. Maar in Duitschland, vooral in Pruisen en Saksen kan dat niet meer; de ontwikkeling is er reeds te vergevorderd voor. Daar is reeds sedert lang het punt bereikt, dat de bourgeoisie aan het proletariaat niet het gewichtigst politieke recht wil geven, omdat zij weet, dat dat proletariaat het in zijn overgroote meerderheid zal gebruiken tegen haar. Daar is het juist de rijpheid, daar is het juist de sterkte van de organisatie, daar is het juist het klassebewustzijn van het proletariaat dat maakt, dat het kiesrecht in Pruisen nog altijd is het kiesrecht van 1849, het kiesrecht tot stand gekomen gedurende de reactie, na de nederlaag der revolutie van 1848, en dat in Saksen het bijna algemeene kiesrecht voor den Landdag aan het proletariaat in 1895 werd afgenomen, op een dergelijke manier gehavend althans, dat na dien tijd nog slechts één sociaaldemocraat in | |
| |
het parlement is kunnen doordringen. Daar gaat de strijd, wanneer hij eenmaal begonnen wordt, niet slechts om het veroveren van een bepaald recht, maar tegen de geheele burgerlijke staatsorde. Daar is het in beweging komen van arbeidersmassaas, vastbesloten die beweging door te zetten tot de overwinning, het begin van het tijdperk van hevigen klassenstrijd, niet langer uitsluitend met wettige, vreedzame middelen gevoerd, maar waarin het telkens tot massastakingen komen zal, die zoowel een ekonomisch als een politiek karakter dragen. Daar is het dus het tijdperk, dat wij gewoon zijn aan te duiden met den naam van proletarische revolutie, dat geopend wordt met den strijd om het kiesrecht. Dit maakt het begrijpelijk, dat slechts zoo de russische revolutie zich verder had kunnen ontplooien, zoo zij niet vanaf December 1905 een zware, zij het dan ook zeker tijdelijken, terugslag had geleden, de pruisische en Saksische arbeiders een revolutionaire beweging waren begonnen. In de maanden van November 1905 tot Maart 1906 zag het er naar uit, als zou het tot een dergelijke beweging komen. Vooral in Saksen begon het tot de woelige straatdemonstraties te komen, die zoo vaak de voorloopers van een revolutionaire beweging zijn gebleken te zijn. Persprocessen waarin de klassejustitie triomfen vierde, waren niet van de lucht. De uiterst strenge straffen waartoe o.a. de redacteuren der ‘Leipziger Volkszeitung’ werden veroordeeld, waren een teeken van de geweldige ongerustheid der heerschende klasse.
Maar ziet, de russische revolutie werd ternedergeslagen, en de groote kiesrechtbeweging in Pruisen en Saksen verzandde allengs in den loop van 1906. Zij drong na den eersten aanloop niet verder. En kort daarop vonden de algemeene rijksdagverkiezingen van Januari 1907 plaats, die voor zoovelen in onze partij, vergeleken bij 1903, een geweldige teleurstelling zijn geweest. De partij handhaafde haar stemmental, maar een aantal zetels werd haar ontnomen, haar zuiverparlementaire macht en invloed schenen plotseling sterk | |
| |
gedaald te zijn. Dat was geen bewijs, zooals de kleinmoedigen ook in onze eigen rijen het uitlegden, van den achteruitgang der sociaaldemocratie, geen bewijs, dat zij niet de juiste tactiek had gevolgd, geen bewijs, dat de resolutie van Dresden slechte gevolgen moest hebben, maar het was een bewijs, dat de zegepraal van 1903 en de russische revolutie het bewustzijn van de klassetegenstellingen hadden opgewekt en vermeerderd, niet alleen bij het proletariaat, maar ook bij de heerschende klassen. Voor de eerste maal stond, reeds bij de eerste stemming, een algemeen verbond van alle partijen behalve het Centrum, van de uiterste conservatieven tot de vrijzinnigen, tegenover de sociaaldemocratie. Daarbij voegden zich de werkingen van de kapitalistische bloei. Een aantal kleinburgers en boeren, die, in 1903 uit ontevredenheid over de politieke en ekonomische toestanden meeloopers geworden waren, keerden zich nu het hun goed ging, nu zij hun varkens voordeelig verkochten, nu hun zaakjes en winkels floreerden, onder den invloed van den algemeenen bloei van zaken, weer van de partij af en lieten haar in den steek. De algemeene stemming, die er èn tengevolge van het zich solidair verklaren van de duitsche partij met de russische revolutie èn tengevolge van de groote levendigheid van bedrijf heerschte, deed de kleinburgers en boeren het oor leenen aan het door de regeering uitgegeven parool ‘voor de koloniale politiek, tegen de vijanden des vaderlands’. Bij dit alles voegden zich nog de talrijke groepen: beambten, industriëelen, finantiers, die uit de koloniale politiek voordeel zuigen en hare voortzetting wenschten. Als gevolg van dit alles voerden de verkiezingen wel weer tot toeneming van den eigenlijken maatschappelijken invloed der sociaaldemocratie, haar stemmental rees, maar tevens tot de vermindering van hare parlementaire macht. Zoo werd opnieuw de tegenstelling grooter tusschen de macht, die haar toekwam, en haar feitelijke machteloosheid, en daardoor weer werd nog duidelijker, dat het tijdperk van een groot conflict naderde. De verkiezingen bewezen opnieuw de | |
| |
voortdurende verscherping der klassetegenstellingen. Zij bewezen, dat de macht van de sociaaldemocratie reeds zoo groot was dat het te hoop loopen der burgerlijke partijen, de vorming van een reactionaire massa begon.
Het meer nabij komen van de proletarische revolutie, het onherroepelijk naderen van groote botsingen, dit alles bracht in het internationale proletariaat twee vraagstukken op den voorgrond, het eerste de verhouding tusschen partij en vakbeweging, het tweede die van den klassenstrijd en de militaire macht der bourgeoisie. Het eerste vraagstuk eischt vooral in Duitschland de aandacht. De ekonomische bloei van de laatste vijftien jaren, heeft zooals algemeen bekend is, op de internationale, in de eerste plaats op de duitsche vakbeweging grooten invloed gehad. De economische organisatie van het proletariaat is niet minder sterk vooruitgegaan dan zijn politieke. Het vakvereenigingswezen is een macht van groote beteekenis geworden, en het heeft om den strijd te kunnen voeren tegen de machtige ondernemersgroepen een reeks van instellingen moeten stichten en een hooge mate van centralisatie moeten in het leven roepen. Dit wederom was niet mogelijk zonder een uitgebreide bureaucratie. In de laatste jaren was het in Duitschland eenige malen tot een botsing gekomen tusschen die bureaucratie en de sociaaldemocratische leiding, evenals tusschen haar en het klassegevoel der massa. Op het Keulsche congres van vakvereenigingen had zich geopenbaard een sterke afkeer bij de leidende beambten tegen het opnemen van de politieke staking onder de strijdmiddelen van het proletariaat en een even sterke voorliefde voor rustige, geleidelijke ontwikkeling, zonder er zich veel om te bekommeren, of een dergelijke ontwikkeling te verwachten viel. Het was noodzakelijk, wilde de partij, wilde de arbeidersklasse zich zoo goed mogelijk voorbereiden tot de groote worstelingen in het verschiet, dat deze geschillen tusschen de vakvereenigingen en de partij tot een goed einde werden gebracht, en het inzicht in de vakvereenigingen werd versterkt dat zij bij meeningsverschil in dingen, de algemeene politiek aan- | |
| |
gaande, de leiding behoorden over te laten aan de voorvechtster der algemeene klassebelangen der arbeiders, aan de sociaaldemocratie. Zooals wij bij de russische revolutie hebben gezien, in een revolutionairen tijd vloeien de economische en de politieke actie van het proletariaat, die in gewone tijden doorgaans gescheiden zijn, ineen, en willen zij ook bij een georganiseerd proletariaat zonder moeilijkheden ineenvloeien, dan moet het bewustzijn bij de vakvereenigingsmannen en hun leiders aanwezig zijn, dat de vakbeweging evengoed als b.v. het parlementarisme een onderdeel is der geheele socialistische beweging en zich naar de eischen van deze, welke tevens die der maatschappelijke ontwikkeling zijn, moet schikken. De sociaaldemocratie omvat meer dan eenvoudig den politiek-parlementairen strijd van het oogenblik. Zij omvat de algemeene klasseaspiraties, zij komt op voor de algemeene klassebelangen van het proletariaat. In een revolutionairen tijd is het mogelijk, ja zelfs waarschijnlijk, dat deze algemeene klassebelangen in konflict komen met de speciale belangen van het vakvereenigingswezen; dat een vorm van organisatie, die met zooveel moeite en zorg is opgebouwd, door geweldige worstelingen dreigt te worden geschokt. Welnu, reeds voor het tot een dergelijke situatie komt moet de grootst mogelijke eenheid onder de verschillende onderdeden der beweging tot stand zijn gebracht, reeds van te voren moet het allen duidelijk zijn geworden, dat vakbeweging en sociaaldemocratie niet zijn twee van elkaar onafhankelijke, aan elkaar gelijkberechtigde lichamen, maar dat de vakbeweging een onderdeel is van den algemeenen strijd van de arbeidersklasse. Dit uit te spreken, en zoo een weg te banen tot de oplossing der moeilijkheden tusschen vakbeweging en partij, dat is voor Duitschland het groote werk van het congres van Mannheim geweest, zooals voor de internationale sociaaldemokratie van het Stutgarter congres. Door uit te spreken gelijk in de op die twee congressen aangenomen resoluties, - één van geest al komen zij niet woordelijk overeen, - geschiedt, dat de | |
| |
vakbeweging haar taak niet naar behooren kan vervullen wanneer zij vasthoudt aan het oude vakegoisme, door uit te spreken, dat het noodig is, dat de leden van de vakvereenigingen worden vervuld van socialistisch bewustzijn - immers wanneer zij daarvan vervuld zijn beschouwen zij hun organisatie vanzelf als een onderdeel van de algemeene socialistische beweging - heeft de internationale sociaaldemocratie den weg aangeduid, die alleen tot de grootst mogelijke eenheid onder de verschillende vormen van organisatie van het proletariaat kan voeren, die grootst mogelijke eenheid, welke in de klasseworstelingen, die het proletariaat wachten, een noodzakelijke eisch zal blijken te zijn.
Er blijft mij thans nog over, enkele woorden te wijden aan de kwestie van de militaire macht der bourgeoisie, die als een laatste slagboom welke zij tegenover de aspiraties en eischen van het proletariaat kan stellen, ons altijd voor oogen staat. De maatschappelijke ontwikkeling, waarvan onze eigen actie en onze eigen propaganda een deel zijn, is echter bezig ook dien slagboom aan te tasten. Ten eerste heeft die ontwikkeling geleid tot de democratiseering van het leger. Niet natuurlijk tot zijn volkomen democratiseering, want zoolang mogelijk houdt de bourgeoisie aan het militairisme vast, maar de groote veranderingen in de wapentechniek, en de daaruit resulteerende groote veranderingen in de wijze van oorlogvoeren hebben toch gemaakt, dat het leger niet langer kan zijn een verzameling van machinaal, blindelings gehoorzamende ledepoppen, maar dat de enkeling zelfstandig moet denken en weten hoe op een gegeven moment te handelen. Dat is een factor van belang. De discipline kan niet meer hebben dat volslagen alle initiatief en zelfstandigheid doodende karakter van vroeger. Veel meer dan eertijds moet aan het oordeel van den enkeling worden overgelaten, en natuurlijk, waar dat in militair opzicht het geval is, daar kan men geen muur bouwen om het verdere denken der menschen. Men kan niet zeggen: gij zult alleen denken waar de dienst het noodig maakt en verder niet. Daarbij komt dan de verkorting van den | |
| |
diensttijd, die b.v. onlangs in Frankrijk een feit is geworden en hoe langer hoe meer wordt een economische noodzakelijkheid voor de verschillende staten, omdat zij niet meer in staat zijn de stijgende kosten, die het militairisme eischt, op te brengen. Die verkorting van diensttijd heeft noodzakelijk ten gevolge de scheiding tusschen leger en volk te verminderen.
In de tweede plaats hebben wij te letten op de veranderde samenstelling van de legers, die gelijken tred houdt met het toenemen van de stedelijke en het afnemen van de landelijke bevolking. Waardoor komt het, dat in Rusland het leger nog zulk een geweldige macht is in handen van bureaucratie en absolutisme? Omdat het bijna geheel bestaat uit boerenzoons, onwetende, onbewuste menschen. Wapens, zooals de genie, de artillerie, de marine, die uit andere iets meer ontwikkelde elementen bestaan, hebben duidelijk door talrijke soldatenopstanden - denk maar aan de Potemkingeschiedenis, de opstanden te Sebastopol en Kronstadt, enz. - getoond een veel wrakker, een veel onzekerder stut van het Tzarisme te zijn. En het percentage van de stedelijke bevolking, dus van menschen, die meer hebben geleerd, die minder gewend zijn te vertrouwen op anderen, die minder slaafs zijn en ook meer in aanraking zijn gekomen met de moderne arbeidersbeweging, neemt steeds toe. Dat is een gevolg van het geheele moderne leven.
Tenslotte wil ik nog wijzen op de agitatie in het leger zelf zooals die b.v. in Frankrijk gevoerd wordt en vooral ook op de socialistische opvoeding van de jeugd, zooals zij ook te Stuttgart door het congres aan alle socialistische partijen is aanbevolen, als een faktor om het militairisme te ondergraven.
Zeker, ondanks dit alles is het natuurlijk niet te verwachten, dat het leger als stut van de heerschappij der bourgeoisie aan de heerschende klassen plotseling zal ontzinken. Integendeel, dat zal wellicht eerst het resultaat zijn van langdurige worstelingen. In Rusland hebben wij eenigszins gezien hoe het binnendringen van de | |
| |
revolutionaire geest in het leger in zijn werk gaat, - maar daar is die ontwikkeling gestuit door den terugslag der revolutie, - hoe de slooping van de militaire macht der heerschende klasse zich door middel der massastaking voltrekt, door de massastaking opgevat niet als de daad van één dag of één jaar, maar van een onophoudelijk toegepast wapen in een periode, die over een aantal van jaren gaat. Het jaar 1905 in Rusland heeft ons doen zien, hoe, terwijl vroeger bij toepassing van wat toen het uiterste strijdmiddel bij uitnemendheid was, nl. de gewapende opstand, alles in enkele dagen beslist was, gelijk de Juni-dagen en de Commune leeren, en het proletariaat, door het leger overwonnen bloedend en weerloos ter aarde lag, ja weerloos voor lange jaren, juist de massastaking, die aan het leger geen gelegenheid biedt plotseling de beste krachten van het proletariaat weg te maaien, maar het steeds opnieuw met het proletariaat in aanraking brengt, daarin ontevredenheid en geest van verzet doet geboren worden tegen zijn heeren, en aldus den bodem bereidt voor de revolutioneering van het leger, zijn omslaan van een werktuig in handen der heerschende klassen, tot een machtsmiddel in handen van het proletariaat.
De heerschende klassen weten zeer goed hoe verbazend gevaarlijk het is, om zelfs in niet-revolutionaire tijden het leger te gebruiken tegen de arbeiders, b.v. bij werkstakingen. Zij hebben het gevaar daarvan in Frankrijk reeds kunnen opmerken. Het in vrij hooge mate ondergraven worden van de discipline in het fransche leger, dat verschijnsel, dat de bezittende klassen in Frankrijk zooveel schrik aanjaagt, is voor een groot deel het gevolg daarvan, dat het leger om den haverklap wordt gebruikt bij werkstakingen. Wanneer soldaten telkens weer in aanraking komen met arbeiders, dan blijven zij op den duur niet meer in staat een goed instrument tot onderdrukking van die arbeiders te zijn, dan breekt de klassesolidariteit ten laatste door de dunne laag der discipline heen, en dat is het, wat in een land als Duitschland de bezittende klasse er nog van | |
| |
teruggehouden heeft om het leger in den economischen strijd te gebruiken. Zelfs in de laatste jaren, zelfs nu de strijd àl heviger wordt, nu een woelige periode nadert, lezen wij wel van geweldige politiemachten, in Berlijn, Dresden, Leipzig enz. op de been gebracht, maar niet van soldaten. Wanneer de ontwikkeling voortgaat, wanneer wij eenmaal lezen, dat in Berlijn ook het leger bij een demonstratie van de arbeiders op straat is gebracht, niet slechts in de kazernes geconsigneerd, maar werkelijk gebruikt tegen de arbeiders, om hun demonstraties te onderdrukken, of stakers uiteen te drijven enz. dan kunnen wij zeggen: nu heeft het proletariaat in Duitschland, - dat land dat zoo uiterst belangrijk blijft voor den klassenstrijd, dat in den klassenstrijd van het proletariaat dezelfde rol speelt als Frankrijk deed in den klassenstrijd van de bourgeoisie, dat land waarheen onze oogen zich nog altijd het eerste richten, waarvan waarschijnlijk de eerste stoot zal uitgaan tot het begin van een nieuwe periode, - weer een geweldigen stap vooruit gedaan. Nu zal de verdere strijd misschien nog ontzaglijk veel offers kosten, maar nu heeft het proletariaat door zijn macht de bezittende klassen gedwongen tot een schrede, die op hun verderf moet uitloopen. Nu is een begin gemaakt, een eerste begin ook met de slooping van den laatsten slagboom van de macht der bourgeoisie in het land van de militaire macht bij uitnemendheid, in den militairen staat Pruisen.’
En hiermede, toehoorders, kom ik tot een eind. Wij hebben de verschillende tijdperken van den proletarischen klassenstrijd beschouwd, en zijn eenheid-in-verandering leeren kennen. Wij hebben gezien hoe die klassenstrijd aanvankelijk te vergelijken is met een bergstroom, hevig opbruisend, telkens geweldige versperringen en rotsblokken vindend op zijn weg, een bergstroom, die vol schuim en kolken is en zeer onstuimig, maar toch nog zwak en zeer ver van zijn einddoel. Wij hebben toen dien stroom als het ware de groote vlakten, de breede laaglanden van de parlementaire periode zien binnengaan, wij hebben gezien hoe hij daar tientallen | |
| |
jaren gevloeid heeft, betrekkelijk rustig en effen in majestueuse kracht, hoe hij altijd breeder en geweldiger werd, steeds meer zijstroomen in zich opnemend en zoo tot zijn doel naderend. Er zijn er velen geweest, die hebben gedacht en verwacht, zoo zal het gaan tot het einde, zoo rustig, zoo effen, zoo majestueus zal de klassenstrijd van het proletariaat, zich steeds verbreedend, verder vloeien tot hij uitmondt in den oceaan van het socialisme. Maar zooals wij dien klassenstrijd en de daarmede samengaande ontwikkeling van de maatschappij, de ontwikkeling ook, de tegen-ontwikkeling zouden wij kunnen zeggen, van de heerschende klassen hebben beschouwd, meenen wij tot geen andere overtuiging te kunnen komen, dan dat nog eenmaal geweldige dammen, geweldige versperringen voor dien stroom van den proletarischen klassenstrijd zullen worden opgeworpen, dat er, om de beeldspraak te laten varen, wel ten deele in andere vormen, met andere middelen als aan zijn oorsprong gestreden zal worden, maar dat toch nog eenmaal een periode zal aanbreken van hevige, langdurige worstelingen. Deze overtuiging leidt er ons in het minst niet toe, de vormen van strijd gelijk we die kennen voor onvoldoende te verklaren en plotseling te willen veranderen. Maar wel leidt ze er ons toe, het proletariaat ook voor een veranderde strijdwijze geschikt te willen maken. Wij weten niet wanneer zulk een periode zal komen, wij hebben het niet in onze macht haar te doen beginnen, evenmin als haar te vermijden. De groeiende klassetegenstellingen brengen haar of wij willen of niet. Maar dit weten wij zeker, dat het proletariaat des te spoediger in die laatste periode zal overwinnen, dat het des te korter zal tasten naar den weg, hoe grooter zijn eenheid en hoe dieper zijn revolutionair bewustzijn is, d.w.z. hoe meer het doordrongen is van de onverzoenlijke klassetegenstellingen tusschen arbeidersklasse en bourgeoisie, hoe meer het ervan doordrongen is, dat de bourgeoisie van haar machtspositie nimmer gewillig zal afstand doen en hoe meer het bereid is alles te geven, alles te wagen en alles te lijden | |
| |
om de bourgeoisie tot het afstand doen van de politieke macht te dwingen. Alles wat wij in onzen strijd doen, onze geheele actie op alle mogelijke manieren, onze parlementaire actie en onze actie in de gemeenteraden, onze pers, onze vergaderingen, onze cursussen, dat alles moet dienen in de eerste plaats, en ook al de voordeelen die wij behalen moeten in de eerste plaats daartoe dienen, het proletariaat socialistisch op te voeden, het proletariaat te organiseeren, die organisatie te vervullen met socialistischen geest, want daar komt het toch vooral op aan. De vorm van de organisatie kan worden verbroken, maar de eenheid, de bewustheid, de socialistische gezindheid, het klassebewustzijn, eenmaal vast en diep in het proletariaat geworteld, kunnen daaraan nooit weer worden ontnomen.
Wanneer de bijeenkomsten, die wij hier hebben gehouden, eenigszins er toe hebben mogen bijdragen, om uw begrip van de taak, die het proletariaat reeds vervuld heeft en ook van de taak, die ons nog wacht, te verhelderen, dan meen ik, dat ik mijn doel heb bereikt. Ik dank u allen voor de trouwe belangstelling, die voor mij het werk aan dezen cursus verbonden zoo aangenaam heeft gemaakt en ik hoop, dat wij uiteen zullen gaan, vervuld van de overtuiging, dat de klassenstrijd van het proletariaat moet leiden tot zijn eindoverwinning, en vervuld van den wil om naar de mate van onze krachten te strijden, en te arbeiden in de proletarische beweging. Want ook wij, sociaaldemocraten van de kleine landen, hebben een taak te vervullen. Wij kunnen niet het sein geven, wij kunnen niet de leiding geven, maar het is niet noodig, dat wij in tijden van beslissende worsteling als een dood gewicht zullen hangen aan het groote lichaam van de internationale sociaaldemocratie. Hoe bewuster, hoe ontwikkelder, hoe meer georganiseerd en hoe meer vervuld van socialistische gezindheid ook ons proletariaat zal zijn, des te meer zullen ook wij in den strijd, die internationaal zal worden uitgevochten, onzen plicht knnnen doen en meewerken de dagen van de socialistische gemeenschap nader te brengen.
|
|