Geen reaktie?
(1903)–Henriette Roland Holst-van der Schalk–
[pagina 3]
| |
I.
| |
[pagina 4]
| |
zelf antwoorden. Aktie beteekent daad, handeling, reaktie dus nieuwe handeling van terugwerkende kracht, daad die de strekking heeft de eerste ongedaan te maken. Reaktie zijn dus daden die de bourgeoisie begaat, maatregelen die zij neemt, om onze aktie, die der strijdende arbeiders, op te heffen of te verzwakken. Ook breiden wij het woord uit tot de groepen (klassen en partijen) die gewoonlijk reaktionaire daden begaan. Alle handelingen der strijdende arbeiders hebben een algemeen doel: meer macht in de maatschappij en den staat te veroveren. Dit scheidt ons van alle burgerlijke hervormers. Zij kunnen sympathie hebben met ons streven en zich aansluiten bij onze pogingen om de arbeidersklasse meer welvaart, gezondheid, geluk te verschaffen. Dit is alles uitstekend, maar ons hoofddoel blijft: meer macht. Dit is het, wat alle agitatorische en organiseerende werkzaamheid in de vak- en de politieke beweging nog behalve het onmiddellijk voordeel beoogt. Meer macht tegenover den enkelen patroon, of de patroonsvereeniging, of den staat en zijn organen. Want alleen door machtiger te worden dan al onze vijanden tezamen, zullen wij eenmaal de groote verandering kunnen doervoeren, het brengen van de produktiemiddelen aan de gemeenschap, die een eind zal maken aan de onderdrukking van mensch door mensch. Deze vermeerdering van de macht van het proletariaat is het, die de bourgeoisie ducht. Dìt is het, wat zij wil tegenhouden; kleine verbeteringen in de levensomstandigheden van het proletariaat - mits zij de winst niet in gevaar brengen en niet veel kosten aan belasting - wil zij wel geven. Voor sociale wetgeving, met mate, is zij wel te vinden, maar meer rechten neen! Die moeten haar worden afgedwongen, daartegen verzet zij zich tot het uiterste. En waar de arbeiders de rechten, die zij bezitten, tot hun voordeel leeren gebruiken, neemt de bourgeoisie, zoo zij durft en kan, ze hun weer af. Wij sociaal-demokraten zeggen vaak: ‘de bourgeoisie is reaktionair geworden.’ Wat beteekent dat? Toen de bourgeoisie zelve nog streed om macht, tegen wat vroeger heerschende klassen waren: adel en vorsten en kerk en aanzienlijke geslachten, toen was de groote tegenstelling van belangen tusschen haar en de arbeiders nog verborgen. Zij beschouwde zich als de voorvechter van den geheelen ‘derden stand’. Zij wilde de wetten gelijk maken voor allen, de beperkingen opheffen die den mensch bonden aan beroep of woonplaats. Zij stelde vereeniging en vergadering, woord en schrift vrij. Want zij had vertrouwen, dat de vrijheid die zij voelde als goed en noodig voor zichzelve, | |
[pagina 5]
| |
ook voor anderen goed zou zijn. Zij verbond het begrip van vrijheid aan dat van ‘vooruitgang’, haar liefste begrip; zij meende, dat het gebruik der vrijheid de menschen be schaafder en zedelijker maken zou. Zij had ook vertrouwen in de vrijheid der wetenschap. Het licht der kennis wilde zij doen binnenvallen ook in de hersens der proletariers. Een van hare machtigste tegenstanders was de Kerk en zij hoopte die te overwinnen door menschen te kweeken die zelfstandig denken. De bourgeoisie droomde niet, dat de arbeiders de rechten, die zij hun gaf, eenmaal tegen haar zouden gebruiken. Zij zag niet hoe de eeuwige wisseling der dingen meebracht, dat een nieuwe klasse haar op haar beurt zou aanvallen, zij zette de eindstreep onder de geschiedenis bij de bevestiging van hare heerschappij. Hoe meer de arbeiders zich den klassenstrijd bewust geworden zijn, dus op hoe algemeener schaal zij hun rechten tegen de bourgeoisie gebruiken, hoe liever deze ze hun weer zou willen afnemen, en hoe huiveriger zij natuurlijk is hun nieuwe politieke rechten, nieuwe wapens te geven. Het algemeen kiesrecht b.v. kan alleen nog veroverd worden door het proletariaat, vrijwillig geeft geen regeering, geen bourgeoisie het meer. Ook niet in landen, waar het politiek bewustzijn der arbeiders nog zwak is; de bourgeoisie weet: dat is maar een kwestie van tijd - en doorgaans van korten tijd. Hetzelfde geldt, in nog hooger mate, ten opzichte van het volksleger. Nieuwe rechten weigeren gaat natuurlijk gemakkelijker dan oude terugnemen. Tot zóó openlijk reaktionaire daad gaat de bourgeoisie niet graag en slechts zelden over: zij doet daardoor de arbeiders àl te duidelijk den klassenstrijd erkennen. Dergelijke brutale reaktionaire maatregelen zijn o.a. de Duitsche socialistenwet van 1878, de verslechtering van het kiesrecht voor den Saksischen Landdag, de dwangwet van minister Kuyper, enz. Liever werkt de bourgeoisie met minder opzienbarende methoden, door nieuwe wets-uitlegging b.v., als in Engeland in het bekende Taff-Vale-geding, dat de kassen der vakvereeniging aan plundering blootstelt. Door al dergelijke maatregelen komt de bourgeoisie terug op haar eigen beginsel van politieke en juridische vrijheid en gelijkheid; herstelt, zij 't in gewijzigden vorm, uitzonderingstoestanden, die zij eenmaal ophief. Alle maatregelen, die er op uitloopen voor de arbeidersklasse of voor een deel van haar, rechten en vrijheden, die zij bezaten, te verminderen of af te schaffen, zijn reaktionair. De publieke meening, die met een dergelijken | |
[pagina 6]
| |
nieuwen toestand vrede heeft, is reaktionair. De partijen, die er toe meewerken hem tot stand te brengen, bevorderen de reaktie. Wij weten nu hoe het komt dat de vroegere partij van den vooruitgang, dat is de liberale partij, tegenwoordig reaktionaire daden begaat. Maar zij is niet de eenige partij. Doorgaans behoeft zij de daden van reaktie niet zelve uit te voeren: het is voldoende, dat zij er zich niet tegen verzet. De oude partijen-van-het-behoud, overblijfselen der klassen, waartegen de bourgeoisie vroeger streed, bestaan nog, al hebben zij door den tijd zekere veranderingen ondergaan. Niet overal staan achter deze partijen dezelfde klassen. In Duitschland b.v. vormen hun ruggegraat de groot-grondbezitters, in andere landen, o.a. in Nederland, is het de kleine burgerij. Waar dit het geval is, nemen deze partijen, zoolang zij niet aan het bewind zijn, een demokratischen schijn aan. Zij zijn er te gevaarlijker om. Want de kleine burgerij, voor zoover zij niet mèt de arbeiders strijdt voor een nieuwe maatschappij, is verstokt reaktionair. Zij lijdt onder de ontwikkeling van het kapitalisme, die haar den konkurrentiestrijd al zwaarder, haar toestand onzekerder maakt en dikwijls haar zelfstandigheid vernietigt. Zij voelt dus die moderne, groot-kapitalistische ontwikkeling als een kwaad, vreest haar en vreest ook de ideeën van vrijheid enz., die er onafscheidelijk van zijn. Zij zou gaarne terug willen naar oude, bekrompen, voor-kapitalistische toestanden. Het revolutionair karakter van het moderne kapitalisme, zijn voortdurend omverwerpen van dingen en denkbeelden, verschrikt haar. Maar vreest en haat zij het groot-kapitalisme, de proletarische beweging vreest en haat zij nog meer. Zij is, als werkgeefster die het zelve niet breed heeft, doodsbenauwd voor de eischen der arbeiders. Zij, die voor zichzelve een lagen levensstandaard en lange werkuren passend en verdienstelijk vindt, schudt het hoofd om hunne onzedelijke en dwaze eischen. In uitgewoonde denkbeelden en duffe levensvormen beweegt zij zich liefst: onnoodig te zeggen, dat de revolutionaire wiekslag van het proletariaat haar doet ineenkrimpen. Van de schoonheid en wijsheid der arbeiders-idealen begrijpt zij niets; de hoop op een samenleving van broederlijke vreugde lijkt haar een hersenschim; daarnaar te streven een goddelooze daad. De kleine burgerij is de vriend van halve maatregelen, van sociale wetgeving op een koopje, van bescherming en reglementeering. Zij is - hoe demokratisch zij zich voordoet als 't in haar kraam te pas komt - niet, als de bourgeoisie, door tradities van burgerlijke vrijheid nog eenigszins aan een | |
[pagina 7]
| |
bepaalde politieke gedragslijn gebonden. Het druischt niet tegen haar verleden in de maatschappelijke ontwikkeling - hetzij door het groot-kapitaal aan banden te leggen of door de arbeiders te korten in hun rechten - tegen te houden, noch om de vrije gedachten, desnoods met politie-maatregelen, te keeren in hun vlucht. Dit is de klasse die ons land nu regeert. Dit is de klasse die, hier en elders, meer en meer de bondgenoot der bourgeoisie wordt, zoo dikwijls het wassen der arbeidersbeweging gestuit moet worden. Hoe scherp stonden vroeger in ons land liberaal en klerikaal tegenover elkaar. Hoe in den grond verschillend waren hun denkbeelden over de inrichting van den Staat, over onderwijs, strafrecht en wat al niet meer. Dat is nu alles vergeten, waar het geldt het proletariaat te bestrijden. De liberalen helpen de anti-revolutionaire partij, die hen verjoeg, nòg sterker maken, liever dan den sociaaldemokraat gekozen te zien. De liberalen beschouwen Dr. Kuyper, dien ouden doodsvijand, als een held, steunen hem met hun stemmen, prijzen en aaien hem in hun pers, noemen hem sterken man en redder der orde. Waarom? omdat hij doet wat zij vurig wenschen, maar niet even brutaal durven uitvoeren: de spoorwegarbeiders hun recht ontnemen, met de bajonet regeeren, de oppermacht der burgerlijke orde handhaven met geweld. De liberalen kunnen de reaktionaire partijen niet langer beschouwen als een gevaar, omdat zij zelven reaktionair zijn geworden. Zij kunnen hun levensbeschouwing niet meer bestrijden, omdat zij er het nut van inzien. De begrippen die zij wegwierpen in hun overmoedige jeugd kunnen zij, jammer genoeg voor hen, moeilijk weer binnenhalen: gelukkig dat verstandiger menschen ze behielden en bezitten en gebruiken tegen de opdringende arbeiders. Gelukkig dat deze het geloof bewaarden, dat de proletariërs onderworpen maakt en slaafsch, en leert dat dulden hoogste deugd is! En gelukkig dat zij het heilig karakter der overheid in eere hielden, dat hunne getrouwen met ‘bloedend hart’ maar zonder morren het offer brengen doet en maakt, dat wanneer de klassestaat zijn macht gebruikt om een groep kapitalisten onder den arm te nemen en de arbeiders te ontrechten, verzet, zelfs wettig verzet, ongeoorloofd, wie er toe aanspoort een opruier, wie het pleegt een samenzweerder en ‘misdadiger’ is!
* * *
Het is de regeering van een land, waar de groote daden van reaktie van uitgaan. Zooals de arbeidersklasse er naar | |
[pagina 8]
| |
streeft, de voordeelen die een deel van haar, b.v. op het gebied van den arbeidsduur, behaalt, door middel der wet tot het geheel uit te breiden en vast te leggen, zoo is ook de bourgeoisie eerst gerust, als zij de vastheid en algemeen-geldigheid der wet tusschen zich en de opdringende proletariërs gesteld heeft. Dwang- en uitzonderingswetten zijn brokken gestolde reaktie, gegrepen en vastgelegd, eer zij zich kon vervluchtigen, door de machtige hand van den Staat. Organen van kleiner omvang en met beperkter funkties dan de staatsmacht, zijn de gemeenteraden. De reaktionaire daden die zij begaan, zijn maar in een kleinen kring geldig, staan daarbij meer op zich zelf, scheppen geen regel die voor een naaste toekomt onherroepelijk is. Maar juist deze omstandigheden maken dat de gemeenteraden, als de reaktie in de lucht zit, maar al te makkelijk op het hellend vlak komen. Een wet, die aan alle ambtenaren in dienst van het rijk of de gemeente de deelname aan politieke bewegingen, die der regeering onwelvallig zijn, verbood - zulk een monster zal voorloopig in Nederland wel niet geboren worden. Maar dat een gemeente onderwijzers of werklieden om deze reden ontslaat - dat behoort niet tot het rijk der fabelen en wordt door 't publiek kalm genoeg opgenomen. En zooals goede, vooruitstrevende maatregelen, door de eene gemeente toegepast, vrij gemakkelijk door andere worden overgenomen, juist doordat zij betrekkelijk lenige organismen zijn, zoo ook geeft de stap terug, die eene gemeente doet, licht aan meerderen den moed den kreeftegang in te slaan. Brengen de gemeenten het voorbeelden wekken in praktijk, voor de leeringen die trekken zorgt een andere macht in het openbare leven: de pers. Om wetten die tegen de maatschappelijke ontwikkeling ingaan, die dus altijd iets kunstmatigs en abnormaals hebben, te kunnen voorstellen als regeering, aannemen als volksvertegenwoordiging, is het noodig den steun in den rug te voelen der ‘openbare meening’ - dat is de meening der heerschende en bezittende klassen. De burgerlijke pers verkondigt die. Zij spreekt den toorn uit der bourgeoisie na een geleden nederlaag, de begeerten en behoeften die uit den nieuwen toestand - n.l. de toenemende bewustwording, organisatie en macht der arbeiders - opkomen. Met overdreven voorstellingen, tendenz-berichten en laster, stelt zij de zaken ‘erger’, n.l. de macht der arbeiders grooter en dichter bij de overwinning voor dan zij zijn. Zij brengt schrik en maakt stemming onder het groote publiek, onder de massa der onverschilligen, de reserve die in rustige tijden niet daadwerkelijk deel neemt aan den klassenstrijd. Zij mobiliseert die. | |
[pagina 9]
| |
Dan kondigen de millioenen papieren bladen, die morgen en avond over de wereld uitzwermen, als donderbeestjes het naderend onweer der reaktie aan. Door de pers weet een regeering hoe ver zij gaan kan. Vinden de reaktionaire maatregelen die zij voorstaat of uitvoert, in de bladen algemeen tegenstand, dan maakt zij halt of gaat een stapje terug. Worden zij geprezen, dan doet zij een nieuwe. Zoo hitst of matigt de pers een regeering naar welgevallen, en went het groote publiek dat zij ‘voorlicht’ ontrechting der arbeiders, geweldmaatregelen tegen politieke tegenstanders, schending van burgerlijke vrijheden, als iets doodgewoons te beschouwen. Wat gisteren nog voor reaktionair gold, is vandaag ingeburgerd en wat heden nog afkeuring zou vinden, passeert, na eenige voorlichting door de pers, morgen als vanzelfsprekend. De publieke opinie gewent zich te ademen in een dampkring door reaktie vergiftigd en stompt af. De Staat maakt wetten, de justitie voert ze uit. Staat zij boven de klassen? Is zij ongevoelig voor den maatschappelijken dampkring? Wij weten dat zij er even gevoelig voor is als kwikzilver voor de veranderingen der atmosfeer. Wetten zijn maar woorden, en als alle woorden voor verschillende uitlegging vatbaar. Die ze uitleggen zijn maar menschen, met groote macht over hun medemenschen bekleed. Zij leven in de maatschappij, krijgen indrukken, lezen koeranten; zij behooren in den regel tot kringen waar de eischen en begeerten der arbeiders afkeuring vinden. In tijden van reaktie, wanneer de geheele burgerlijke maatschappij zich tegen de arbeiders keert, moeten zij er doorgaans toe overhellen, het kleinste vergrijp dier gehate en gevreesde vijanden van de burgerlijke orde op zijn ongunstigst uit te leggen en zoo streng mogelijk te straffen. Dat behoeft niet te wezen bewuste, opzettelijke partijdigheid: het kan het resultaat zijn van tallooze invloeden die zij ondergaan. Wie heeft nooit gehoord van een ‘stakingsklap’ en weet niet dat het vonnis daarvoor meestal vrij wat harder neerkomt dan de klap zelf? En wanneer het al zoo toegaat bij vergrijpen gepleegd als een zeer klein deel der arbeiders strijd voert met een individueelen kapitalist, dan is de geestesen gemoedsstemming te begrijpen, die de dienaren van het recht in tijden van algemeene reaktie bezielt. In zulke tijden is de klassenstrijd hevig (of kort geleden hevig geweest) en wordt over de gansche linie gevoerd: het geheele strijdende proletariaat staat of stond tegenover de heerschende klasse. Zulke tijden brengen het politieke tendenz- | |
[pagina 10]
| |
proces voort, waarin alle spitsvondigheden der wet worden gebruikt om den politieken tegenstander te treffen. Onvermijdelijk zijn zijne gevolgen van machtelooze woede, naarbinnengekeerden wrok en toenemende geringschatting der justitie. Het tendenz-proces keert in de arbeidersklasse alle begrip van recht en onrecht ondersteboven, maakt hèn tot helden en martelaars die de justitie tot eerloozen en misdadigers bedoelt te stempelen, dooft den glans van het recht, als een boven de klassen zwevend, door eeuwige beginselen als hemelsche engelen gedragen instituut, en woelt de burgerlijke orde dieper om, die het poogt te bevestigen. Wanneer zoo alle openbare machten het voorbeeld geven, wordt het langzamerhand voor de publieke opinie een uitgemaakte zaak, dat tegen de arbeiders alles is geoorloofd. Plichten van eer, van fatsoen, van goede trouw, bestaan jegens hen niet meer. Om hun vertegenwoordigers uit de openbare lichamen te weren of te verjagen, zijn alle middelen, alle leugens, alle bondgenootschappen goed. Het recht van vereeniging wordt dag aan dag door de patroons openlijk aangerand, zonder dat dit behalve in de kringen der arbeiders eenig verzet wekt of als iets onbehoorlijks wordt beschouwd. Wraakoefeningen op weerlooze overwonnenen in den ekonomischen oorlog zijn aan de orde van den dag zonder dat ook deze barbaarsche handelwijze verontwaardiging bij het publiek opwekt. De arbeiders worden gedegradeerd tot burgers tweede klasse. Zij krijgen het gevoel vogelvrij te staan in de burgerlijke maatschappij, door recht en wet bedreigd maar niet beschermd, van billijkheid en menschelijkheid uitgesloten: haat en wrok vreten donkere holen in hun hart. Niet in alle omstandigheden is de reaktie even gevaarlijk. Zij komt altijd op tengevolge van de vrees der bezittende klasse voor de toenemende organisatie der arbeiders en uit begeerte deze te verzwakken - maar zij volgt niet noodzakelijk op een uiterst meten-der-krachten tusschen bourgeoisie en proletariaat. Zij kan, wanneer zij den tegenstander wèlgewapend en op zijn hoede tegenover zich ziet, daarmede rekening houden en zich matigen. Zij kan groot zijn in wil, maar zwak in daden. Dan neemt zij wel aanloopen, maar waagt geen sprong, verplettert den vijand met bedreigingen, maar voert ze niet uit, verteert zichzelve, maar voegt hem weinig schade toe. Dit is op het oogenblik de toestand der reaktie in Duitschland. Gevaarlijk wordt de reaktie eerst recht, wanneer zij zich | |
[pagina 11]
| |
botviert na een overwinning van de ‘partijen der orde’, nadat proletariaat en bourgeoisie in een uiterste poging hun krachten hebben gemeten, en de bourgeoisie heeft gezegevierd. Wanneer zij een oogenblik de massaas der georganiseerde arbeiders als hooge golven op zich heeft zien toekomen, in het heden een oogwenk de voor haar duistere toekomst aanschouwd - en zij overwint dàn, en slaat de gelederen der arbeiders uiteen en blijft meester van het slagveld, dan begeert zij zich te wreken, omdat zij bevreesd is geweest. Nooit houdt de reaktie zoo cynisch huis als wanneer de overwinning van vandaag de nederlaag van gisteren moet uitwisschen. Zij kan de verslagen proletariërs niet uitroeien, want uit hun zijn en hun arbeid ontspringt haar rijkdom, maar zij kan ze vertrappen om hen naar zij meent voor goed te leeren wie meester is en wie knecht, en haar verzwakt prestige te herstellen. Zoo handelde de reaktie in '48 in Duitschland en Oostenrijk; in '71 in Frankrijk, in '86 in België. En zoo handelt zij nu in Nederland!Ga naar voetnoot1) |
|