Communisme en moraal
(1925)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend
[pagina 1]
| |
InleidingHet woord communisme heeft een dubbele beteekenis. Het beteekent ten eerste een stelsel van voortbrenging, waarin de produktiemiddelen gemeenschappelijk bezit zijn, de vruchten van den arbeid ten goede komen aan allen en allen in broederlijke eendracht samenleven. Het beteekent ten tweede de wereldbeweging van hen, die zich vereenigd hebben, om voor de totstandkoming van het communistisch produktiestelsel en de broederlijke samenleving, welks grondslag zij zal vormen, te strijden. In dit opstel gebruiken wij het woord ‘communisme’ uitsluitend in deze laatste beteekenis. De communistische samenleving veronderstelt menschen, die een krachtig ontwikkeld gemeenschapsgevoel bezitten en die hun zelfzuchtige neigingen leerden beheerschen. Hoe stellen wij communisten ons voor, dat deze overwinning van de sociale op de zelfzuchtige gevoelens tot stand zal komen? Niet op deze wijze, alsof door en door zelfzuchtige menschen, in casu proletariërs, het kapitalisme ten val zullen brengen en de nieuwe socialistische samenleving zullen grondvesten, in welke een menschheid, levend onder voorwaarden die den gemeenschapszin versterken, ‘van zelf’ haar egoïsme afleeren zal. Maar óók niet langs dezen weg, dat de arbeiders eerst in zich zelven den gemeenschapszin tot hooge ontwikkeling zullen brengen, om vervolgens over te gaan tot den strijd tegen de bourgeoisie en, wanneer deze tot een goed einde gebracht is, tot de vernieuwing der maatschappelijke instellingen. Het communisme beantwoordt de vraag, die wij hierboven stelden, als volgt. Al strijdend tegen het kapitalisme moet het proletariaat zich van zijn ondeugden, van slaafschheid, zelfzucht en bekrompenheid zuiveren. Elk strijdend arbeider moet ernaar streven, in zijn persoon het ideaal van den | |
[pagina 2]
| |
communist te verwezenlijken, voor zoover dit in de kapitalistische maatschappij mogelijk is. Al strijdend schept het proletariaat nieuwe verhoudingen, nieuwe instellingen en levensvormen, waarin de gemeenschapszin en de sociale gevoelens beter kansen tot ontwikkeling krijgen dan zij dat hebben in de huidige maatschappij. Door onzen strijd voor de verandering der maatschappelijke verhoudingen veranderen wij ons zelven; die strijd maakt ons tot andere menschen dan wij waren; immers hoe meer de gevoelens van saamhoorigheid en solidariteit het in ons winnen op de zelfzuchtige neigingen, des te krachtiger kunnen wij hem voeren. Het communisme fantazeert niet over den nieuwen mensch, het beschouwt dien niet als een schoone toekomstgestalte: neen, het handelt onophoudelijk naar een weloverwogen plan, om dien mensch te verwezenlijken. Het stelt zich niet op het standpunt, dat die verwezenlijking ‘onmogelijk’ is, eer de maatschappij volkomen van karakter is veranderd. Integendeel: het bindt den strijd aan tegen dat wat is, in naam van dat wat behoort te wezen; den strijd tegen sleurzin en afkeer van verandering, tegen denkvormen, in de oogen der menschen door ouderdom geheiligd, tegen neigingen, die samengegroeid schijnen met het menschelijk hart. Het communisme bindt den strijd aan tegen alle opvattingen en gevoelens der arbeidersklasse, die haar leden verhinderen zich met hun makkers tot den strijd tegen het kapitalisme en vóór het socialisme te vereenigen. Er is geen twijfel mogelijk of een wereld- en levensbeschouwing, die tot zulk een strijd oproept, een sterk ethisch bestanddeel bevat. Dit ethisch element in het communisme is geenzins in tegenspraak met het feit, dat zijn wetenschappelijke grondslag het marxisme is. Het communisme doet geen beroep op de sociale gevoelens der heerschende klasse, omdat het, dank zij het historisch materialisme, beseft dat zulk een beroep te vergeefs zou zijn. Maar wèl | |
[pagina 3]
| |
doet het een onophoudelijk en krachtig beroep op de sociale gevoelens in het proletariaat, dat zijn op die gevoelens, waarin alle sociale deugden wortelen. Niet slechts van enkele uitverkorenen, neen van de massa's zelven, van vele millioenen arbeiders en boeren eischt het een levenshouding, die in vroegere revolutionaire bewegingen haast uitsluitend die van de groote voorgangers was. Het eischt van die massa's een rustelooze worsteling, niet enkel tegen de machtsmiddelen van een sedert eeuwen in het heerschen geschoolde klasse, maar ook tegen alle zwakheden en alle overblijfselen eener slaafsche gezindheid in hun eigen gemoed, tegen hun eigen onkunde, hun eigen vooroordeelen en niet minder tegen hun eigen zelfzuchtige gevoelens en neigingen. De moraal is geen versiersel aan het lichaam der communistische beweging, geen aanhangsel, dat haar ontnomen kan worden zonder haar te deren. Integendeel: de moraal heeft deel aan het diepste wezen dier beweging, al beseft het communisme dit zelf nog niet, al verwart het de moraal als algemeen maatschappelijk verschijnsel nog teveel met datgene, wat de heerschende klassen er van hebben gemaakt: een wapen ter versterking en ter bestendiging hunner heerschappij. Het verwart de funktie van de moraal eener klasse in het tijdperk van haar verval, te weten: het stutten en beschermen, door geestelijke verleugening van innerlijk-vermolmde levensvormen, nóg met de funktie van de moraal eener opkomende klasse, die is, de menschelijke energie te verzamelen, te leiden en dienstbaar te maken aan de zelfbevrijding der menschheid. Het communisme, zooals dit belichaamd is in de Derde Internationale, poogt zijn organisatie op te bouwen volgens algemeene beginselen en zijn strategie en taktiek naar klare, wel-overwogen regels vast te stellen. Het heeft aan dit pogen op zijn internationale en nationale kongressen veel tijd en geestelijke energie besteed. Dagen en nachten lang duurden somtijds de beraadslagingen over de organi- | |
[pagina 4]
| |
satorische en taktische vraagstukken, die door den stroom der gebeurtenissen werden omhoog gedragen. Het communisme heeft zijn vergissingen en fouten herhaaldelijk openhartig erkend en de oorzaken van zijn pijnlijkste tegenslagen vaak met bewonderenswaardige scherpzinnigheid ontleed, daardoor die tegenslagen herscheppend tot waardevolle ervaringen. Daarentegen heeft de Communistische Internationale slechts zelden, en ook dan nog slechts terloops, het moreele element ter sprake gebracht, dat bij geen enkel organisatorisch of taktisch probleem ontbreekt. Een algemeene en grondige diskussie over de communistische moraal is zij tot dusver altijd uit den weg gegaan. Aan den faktor van het geestelijke cement, onontbeerlijk voor den bouw en het funktioneeren van elke menschelijke gemeenschap, heeft zij tot dusverre nog geen tiende, wellicht nog geen honderdste deel van de aandacht gewijd, die zij wijdde aan zeer tijdelijke ekonomische verschijnselen en aan snel voorbijgaande politieke situaties. Het lijkt somtijds als ware de Communistische Internationale bevreesd om zich over het gewichtige punt van haar eigen diepste moreele grondslagen met de grondigheid en onverschrokkenheid uit te spreken, die haar uitspraken in politieke dingen kenmerken. Kort geleden is hierin in zoover eenige verandering gekomen, dat in het Centrale Comité der russische communistische partij een gedachtenwisseling over ‘partij-moraal’ plaats vond en eenige konklusies daaromtrent werden aangenomen. Het schijnt verwonderlijk, dat dit niet eerder gebeurde, vooral wanneer men bedenkt welke hooge moreele eischen aan de leden dier partij gesteld worden, eischen, die een haast even volkomen verloochening der zelfzuchtige neigingen beteekenen als die, welke de geestelijk-militaire orden der middeneeuwen, (waarbij trouwens de russische communistische partij meer dan eens vergeleken is) hun leden tot plicht stelden. | |
[pagina 5]
| |
Evengoed als deze laatsten dat moesten, moeten de russische communisten feitelijk afstand doen van de wereld. Eischt de partij van hen al geen belofte van armoede, kuischheid en gehoorzaamheid, zoo zijn in den regel armoede, vaak zelfs nood en ontbering hun deel en is hun werkkring onvereenigbaar met de vreugden en vertroostingen van het huiselijk leven. Elk hunner moet bereid zijn, daarheen te gaan waarheen zijn meerderen hem zenden en datgene te verrichten wat zij hem gelasten, zonder te vragen naar eigen wensch of voorkeur. Al zijn krachten, zijn gaven, zijn gezondheid, zijn geheele persoonlijkheid, zijn leven ten slotte, moet elk hunner bereid zijn op te offeren voor de gemeenschappelijke zaak. Elk hunner moet staan als een rots temidden van de branding: vrees, twijfel en versagen mogen geen toegang hebben tot zijn hart. In zijn overtuiging moet hij kracht vinden, niet enkel om zelf staande te blijven in de moeilijkste omstandigheden, maar ook om de neerslachtigen op te beuren en den zwakken nieuwe hoop te geven. Gedurende den burgeroorlog moest elk russisch communist zich vertrouwd maken met het vooruitzicht van een wreeden dood, zoo hij zijn vijanden levend in handen viel. Tegen die vijanden moest hij strijden zonder genade, hij was verplicht tegenover hen elk meegevoel te onderdrukken: geen medemenschen mocht hij in hen zien, enkel belemmeringen tot de overwinning van het proletariaat en de vestiging der socialistische maatschappij-orde. Een russisch communist mag geen zwakheid kennen tegenover anderen, evenmin als jegens zich zelf. Hij is verplicht zijn strijdmakkers te helpen en in alles bij te staan, maar zijn liefde voor hen draagt een bijna onpersoonlijk karakter. Niet in de eerste plaats om hun persoonlijke eigenschappen heeft hij hen lief, maar omdat zij dezelfde zaak dienen als hij, de zaak waarvoor hij bereid is zijn leven op te offeren. Worden zij afvallig, dan behoort hij de liefde die hij voor hen gevoelde uit zijn hart te | |
[pagina 6]
| |
scheuren. Een communist mag niets dan afkeer gevoelen voor de vijanden van het proletariaat . . . . Men ziet het, de russische communisten brengen voor den triomf van het communisme geen geringere offers dan de middeneeuwsche strijdbare monniken dit deden voor den triomf der kerk. Evenals dezen verzaken zij alle zoetheid en alle vreugden des levens en brengen zij vaak hun diepste persoonlijke gevoelens ten offer op het altaar hunner beginselen. De offervaardigheid der oude monniken ontsproot uit een religieus beginsel: zij leden en streden voor de eere Gods. Zij waren overtuigd het antwoord te weten op de vraag naar den zin-des-levens; zij wisten ‘waarheen zij gingen en in wiens naam’. Heeft het communisme insgelijks een bevredigend antwoord op deze vraag der vragen gevonden? Zoo niet, dan lijkt het ons hoog tijd, dat het poogt dit te doen. Immers, het komt ons voor dat de zware en moeilijke strijd, waartoe de verdrukten en uitgebuiten van alle landen zich in onze dagen aangorden, slechts tot een goed einde gebracht zal kunnen worden, zoo zij zich gesteund voelen door een moreel ideaal. Men zal ons misschien tegemoet voeren, dat juist het voorbeeld der russische communisten bewijst, dat de proletarische revolutie geen ‘moreel ideaal’ in den gewonen zin van het woord noodig heeft, maar de bronnen van haar kracht vindt in het proletarisch klassebewustzijn. Het waren, en het zijn ook heden nog, juist de vijanden der revolutie die den mond vol ethische frases nemen; de communisten daarentegen beriepen en beroepen zich enkel op het proletarisch klassebelang. Deze bewering is ten deele juist, ten deele echter onjuist, zooals ons uit een nadere beschouwing blijken zal. De russische communistische partij kwam tot stand als eene, in een zeer bijzonder milieu gevormde, selektie van strijdbare idealisten, aangevoerd door leiders, in de hoogste mate toegewijd aan de proletarische klasse en de | |
[pagina 7]
| |
socialistische idee. Het strijdbare sociale idealisme brandde in de leden der partij met een gloed, die alle zelfzuchtige neigingen en gevoelens in hen verteerde: aan hun grenzelooze offervaardigheid was het voor een groot deel te danken, dat de sowjet-republiek zich in de jaren 1917-1921 tegen de militaire en politieke omsingeling van het internationale kapitalisme vermocht te handhaven. Allen voelden zich in die jaren gedragen door den vleugelslag van een krachtig sociaal idealisme. Zoolang dit idealisme alle strijders vervulde, was het niet noodig het te ontleden, zijn oorsprongen te onderzoeken, zijn bronnen na te gaan. Noodig werd dit pas in de tweede periode der revolutie - die, waarin zij nog heden verkeert, - toen de communistische partij in Rusland vele nieuwe elementen opgenomen had, elementen onder welke er zich niet weinigen bevonden, tot haar gekomen niet uit overtuiging, niet gedreven door het verlangen te helpen bij de verdediging der sowjet-republiek en aan den ophouw der nieuwe maatschappij aandeel te nemen, maar door zelfzuchtige oogmerken. Echter reeds eerder, reeds onmiddellijk na de verovering der staatsmacht door de bolschewiki was duidelijk gebleken, hoe een beroep op het klassebelang ten eenenmale onvoldoende is, wanneer de massa's ertoe gebracht moeten worden om, met achterstelling van hun direkte en oogenblikkelijke stoffelijke belangen - ja vaak vlak daartegen in - al hun kracht in te zetten voor de vestiging, de verdediging en de uitbreiding der socialistische maatschappij-orde. Wat de russische communisten volbracht hadden, volbrachten zij gedragen door hun overtuiging, hun daadkrachtig moreel idealisme. Om de nieuwe beginselen, die de revolutie geproklameerd had, in de praktijk door te zetten, behoefden zij den steun der volksmassa's. Het bleek noodzakelijk om hun eigen overtuiging, hun eigen zedelijke kracht op de volksmassa's over te brengen. Maar dit noodzakelijke bleek niet gemakkelijk. Zeker gaven vele | |
[pagina 8]
| |
duizenden niet-communistische arbeiders bewijzen van bewonderenswaardige toewijding in de verschillende levensgebieden, die het communisme - in de taal, welke de wereldoorlog aan de menschheid geleerd heeft, - ‘het front van den arbeid’, ‘het front van den strijd tegen de prostitutie, tegen de besmettelijke ziekten’, enz. noemt. Maar in het algemeen gesproken schoot de moreele kracht der massa's bij het scheppen van levensvormen, die een krachtig gemeenschapsgevoel, een groote mate van zelfbeheersching en een sterk besef van verantwoordelijkheid veronderstelden, tekort. Juist dit te kort schieten was, zegt de russische communist Preobraschenski in zijn belangwekkend boekje over ‘De moraal en de klassenormen’ eene onder de redenen, die de invoering der ‘nieuwe ekonomische politiek’ noodig maakten. Die politiek werd noodig niet enkel ten gevolge van het gebrek aan kapitaal, aan grondstoffen en aan machines, niet enkel ten gevolge van de ekonomische ontwrichting en uitputting, die de oorlog en de burgeroorlog over Rusland hadden gebracht, maar ook omdat toewijding aan het welzijn der gemeenschap niet algemeen genoeg was onder de massa's en hun daden al te veelvuldig het uitvloeisel waren van zelfzuchtige neigingen.Ga naar voetnoot1) Het lijkt ons, dat ook in West- en Centraal Europa het tekort aan daadkrachtig sociaal idealisme in de jaren 1917/21, aan het idealisme dat enkel op den bodem eener algemeene overtuiging bloeien kan, een der grootste faktoren is geweest, die de zegevierende ontplooiing der proletarische revolutie hebben verhinderd. Wat men gewoonlijk de ‘objektieve’, dat zijn de ekonomisch-organisatorische en ekonomisch-technische voorwaarden van de sociale omwenteling noemt, zij waren in de landen van het oude kapitalisme reeds vóór den wereldoorlog aanwezig, maar de ‘subjektieve’ voorwaarden waren het niet. De | |
[pagina 9]
| |
arbeidersmassa's waren niet gereed om de bourgeoisie ten val te brengen en nog veel minder gereed om de proletarische diktatuur uit te oefenen en een begin te maken met de vestiging der socialistische bedrijfswijze. De moed, het zelfbewustzijn, de solidariteit, de offervaardigheid, de doorzetting, de zelfverloochening, het aktieve idealisme, al deze eigenschappen waren niet slechts onder de massa's, maar ook in de voorhoede nog te zwak. Niet eens, maar herhaaldelijk was het oogenblik gunstig voor een gemeenschappelijke stormloop en niet eens, maar herhaaldelijk faalde de Europeesche arbeidersbeweging in het gebruikmaken van dat oogenblik. Wel kan men voor dat falen verschillende oorzaken opgeven, maar zij allen hebben een gemeenschappelijken wortel, - den wortel, die gewoonlijk als ‘gebrek aan klassebewustzijn’ wordt omschreven.Ga naar voetnoot1) Klassebewustzijn echter is niets anders dan een verzamelwoord voor een algemeenen inhoud van het bewustzijn, die zoowel het verstandelijk inzicht als de moreele gezindheid omvat. Een sterk ontwikkeld klassebewustzijn is onmogelijk zonder inzicht en kennis, maar even onmogelijk zonder een sterke moreele overtuiging, die op haar beurt weer op het bezit van een eigen levensbeschouwing en een eigen wereldbeeld berusten moet. De Europeesche massa's hebben tot dusver gefaald hun revolutionaire taak te volbrengen, doordat zij te sterk gebonden zijn aan burgerlijke opvattingen en denkwijzen, zich te zeer onder den invloed dier opvattingen en denkwijzen bevinden. Deze zwakheid van het proletariaat tegenover het burgerlijke bewustzijn, zijn zwakheid in geestelijk opzicht nog meer dan die op organisatorisch of | |
[pagina 10]
| |
militair gebied, is de voornaamste oorzaak waardoor èn in Duitschland èn in Frankrijk èn in Engeland de massa's in de jaren 1918/21 de gelegenheid voor de omverwerping van het kapitalisme lieten ontglippen. Omdat de innerlijke zekerheid hun ontbrak, het besef dat zij door de historie tot de voortbrenging van een nieuwen vorm van maatschappelijk leven geroepen en tot het vervullen dier roeping verplicht waren - daarom weifelden zij en draalden zoolang, tot de tijd van handelen voorbij was. Het behoort tot de ‘voorbereiding der revolutie’, - die in dit tijdperk de taak der West-Europeesche communisten is - om, allereerst in de voorhoede en zooveel mogelijk ook in de massa, de moreele gezindheid op te wekken en aan te kweeken, die beide, voorhoede èn massa, tot het doorzetten der revolutie en het leggen van de grondslagen eener nieuwe maatschappelijke orde behoeven. Het behoort tot de voorbereiding van de revolutie om het ‘klassebewustzijn’ der arbeidersklasse, opgevat niet enkel als een weten, maar ook als een gezindheid, te verdiepen en te versterken. Het behoort tot die voorbereiding, om de massa's te helpen een nieuw wereldbeeld, een nieuwe wereldkonceptie te vormen, die voor hen een onuitputtelijke bron van moed en kracht kan zijn, zooals de christelijke konceptie dat geweest is voor de revolutionaire strijders van vroeger eeuwen. De ervaringen der russische revolutie bewijzen, hoe de communistische ‘gezindheid’ even onontbeerlijk is bij de vestiging der nieuwe orde als het communistisch ‘inzicht’, - hoe beide te samen pas, optredend als de eenheid, die wij ‘klassebewustzijn’ noemen, de proletarische voorhoede de kracht geven, noodig om alle belemmeringen die de omwenteling in den weg staan te overwinnen. In de eerste fase der revolutie, wanneer de voornaamste taak der massa's in het stormloopen tegen en het vernietigen van de burgerlijke instellingen bestaat (de staat, het leger, de justitie, de pers, de school, enz.) is dat, wat wij als ‘commu- | |
[pagina 11]
| |
nistische gezindheid’ samenvatten, nog niet in zóó hooge mate noodig als in de tweede fase, die van den ‘opbouw’.Ga naar voetnoot1) Het is ten eenenmale uitgesloten, dat de arbeidersklasse een nieuwe maatschappelijke orde kan opbouwen zonder een algemeen levensideaal te bezitten, zonder heldere voorstelling ervan, welke menschelijke verhoudingen zij de allerschoonste acht en van de redenen, waarom zij dit doet. Maar het bezit van een enkel-maatschappelijk ideaal is niet genoeg. De arbeidersklasse kan de taak waartoe zij geroepen werd, niet vervullen zonder voor zichzelve de vraag beantwoord te hebben naar den zin des levens in het algemeen. Zij moet weten in naam van welke levensleer, welke algemeene idee zij den strijd voert en waarheen zij de menschheid wil leiden.Ga naar voetnoot2) In de volgende bladzijden willen wij pogen na te gaan, of het communisme de kiemen van een dergelijke levensleer, een dergelijke algemeene idee bevat en zoo ja, welke deze dan zijn. |
|