Belijdenis voor jonge menschen die God zoeken(1946)–Henriette Roland Holst-van der Schalk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] Erne's godsvertrouwen Ik zie de zon schijnen in de ramen aan den overkant van de straat, en naarmate het donker vergaat groeit in mij een blij beamen van levens feest'lijk gelaat. Ik weet, dat geen moeienissen ons zullen worden bespaard: elk uur zijn moeienis baart, maar hoe ze ook naar ons grissen, het maakt mij niet bezwaard. Want ik weet, dat alle dingen eens zullen verkeeren in licht; eens zal het alles doordringen; zacht zullen de uren zingen en de dagen vormen een gedicht. Of ook achter en naast ons het lijden werpt zijn schaduw donkermassief door de breede poort der tijden - of 't ook al nader komt glijden te ontgrissen ons als een dief, in de nacht hen, die 't meest wij beminden, wik kunnen blijven getroost: God zal onze wonden verbinden, ons helpen zal Hij om te vinden in het geven van liefde troost. Vorige Volgende