| |
| |
| |
Belijdenis
De predikant spreekt eerst allen, daarna een zijner catechisanten toe, die morgen haar belijdenis zal doen.
Gij allen zult nu spoedig mij verlaten.
Ons week'lijks samenzijn komt tot een end
't Bijbellezen en 't vertrouw'lijk praten.
Wij waren zoovele jaren gewend
om elke week een uur samen te weven
aan een oneindig schoon en grootsch getouw.
Weef daaraan verder heel uw volgend leven
bestendig; weef in rood en groen en blauw;
Liefde, Hoop en Geloof, de heil'ge kleuren
lavend met kracht elk menschelijk gemoed,
het pantserend tegen 's wereld gebeuren,
het voedend als de zee de stroomen voedt,
't heelend, als goede zalf dringt in 't gebeente.
Maar eer ik u, morge' op den heil'gen dag
van Palmzondag, begroeten mag
als nieuwe leden van onze gemeente,
wil ik nog eenmaal tot elk uwer spreken
van hart tot hart en moog' mijn woord
den laatsten weerstand in u openbreken,
dat ge daarin de stem van Christus hoort.
Allen hebt ge oneindig meer ervaren
dan zij, die vóór de bitt're oorlogsjaren
opgroeiden, onbezorgd en blij.
Ge hebt gezien enkelen uwer liefsten sterven,
| |
| |
Ge zijt door een diep schaduwdal gegaan,
Ge hebt gezworven waar des levens werven
in de diepe doodswat'ren overgaan.
Ge hebt gevoeld uw jonge sterke lijven
worden verscheurd door fellen hongerkramp.
Bij 't kleine pitje van de olielamp
hebt g'u voelen van kou verstijven.
Maar erger dan de felle hongerknaging,
de kou, de duisternis, was 't worden ontwijd
van 't leven, door triomf van ongerechtigheid.
Immers, als lijdt gerechtigheid verlaging,
dan staat de mensch op tegen Gods gezag,
dan leeft hij met den helschen geest verbonden;
dan wordt des levens goddelijke lach
een grijns, misvormend de vertrokken monden.
Een donker lied heeft uw dagen doorklonken
tot het zich vastzette in uwe keel.
Het is diep in uw dorstig hart gezonken
en werd van uw wezen een deel.
Daarom spreek ik tot u niet, als gesproken
'k tot hen heb, die opgroeiden zorgenvrij,
Uw jeugd is nimmer bloemgelijk ontloken:
eer zij kon bloeien was haar tijd voorbij.
Ik spreek tot u, als menschen die ervaren
hebben bekommernis, onrecht en leed,
God maakte u zóó voor zijn dienst gereed
om Hem te diene' uw verd're levensjaren. -
Marianne, 't eerst wil ik tot jou
een paar afscheidswoorden richten,
de woorden van een ouden vriend,
| |
| |
In je oogen zag ik zoo dikwijls lichten
verlangens, kiemen van zaad als de wind
ze meevoert op zijn gevleugelde wiek.
Wat is 't waarnaar je hartehart verlangt?
Ik hoor in zijn diepten schoone muziek
bezingend wat je zelf verborgen blijft.
Misschien kan ik wegtrekken een gordijn
dat voor je denken verbergt wat je morgen
zult willen en zult hopen en zult zijn.
Ik las in jou 't verlangen, dat den mensch
doet hunkeren naar beter te begrijpen
zichzelf, het doel waarvoor hij leeft,
en welke vruchten zullen eenmaal rijpen
aan zijn levensboom. 'k Zie hoe je streeft
om op te lossen donk're levensvragen
die je bestormen; maar je bent alléén
en je huivert nog voor het groote wagen.
Luister mijn kind: er ligt een edelsteen
in de schatkameren van je gemoed,
een kracht bezit je, die j'omhoog zal dragen.
je zult begeeren, vurig, om te weten,
om de dingen te zien in een klaar licht
en het brood dat de geesten voedt te eten;
om niet te zien 't zonlicht enkel door spleten
in hooge muren, maar te voelen stijgen
de schutsluis: er wordt iets opengegooid
en wijde horizon begroet je als eigen,
Verrijkt zal worden je leven, verrnooid,
door het getoover van de melodie:
je vingers zulle' over de toetsen zweven,
| |
| |
wekkend die waren stom tot ruischend leven,
wekkend nieuw leven zelfs in harten die
zich dood lang waanden. - Ook het schoone beeld
waartoe de geest herschept de zichtb're wereld
en wat in haar wild door elkander dwaerelt
herleidt tot wat op 't onzichtbare steelt,
zal voor je opstaan en voor je oogen
zinken diep in je, vernieuwen je bloed.
Dan zult ge worden door den geest bevlogen,
die het leven met schoone krachten voedt.
Vaak zult ge in de eerste jaren
tegen 't leven je voelen zwak en klein,
maar lang eer vergrijzen je haren
zult sterk en rustig ge geworden zijn.
Als goede vruchten doen, zult ge bij 't rijpen
krijgen al edeler en fijner geur.
God zal door vreugd en leed j'al beter slijpen
tot in je wordt geheeld de laatste scheur.
Treurenden zullen om troost tot je komen
en zoekenden om hulp en raad;
je zult je voele' in Gods plan opgenomen
en de zegen, die uit je wezen gaat
zal door menig menschenleven stroomen
en dragen menigvuldig zaad.
|
|